In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de ouders over hun minderjarige kinderen. De rechtbank Gelderland had eerder op 25 juni 2021 het gezag van de ouders beëindigd en de gecertificeerde instelling (GI) benoemd tot voogd. De vader en moeder hebben beiden hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. De vader verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en om een onderzoek naar zijn opvoedvaardigheden, terwijl de moeder verweer voerde tegen de beëindiging van haar gezag en vroeg om herstel van dit gezag.
Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], sinds 4 januari 2019 uithuisgeplaatst zijn en dat er grote zorgen waren over hun welzijn. De GI heeft in de afgelopen jaren onderzocht of de kinderen weer bij de ouders konden wonen, maar heeft geconcludeerd dat dit op dat moment niet mogelijk was. De ouders vertoonden instabiliteit in hun leven, wat hen niet in staat stelde om de kinderen op een veilige manier op te voeden.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop stond. De kinderen hebben recht op duidelijkheid over hun toekomst en het hof oordeelde dat het in hun belang was dat het gezag van de ouders werd beëindigd, zodat zij bij de pleegouders konden blijven wonen. De verzoeken van zowel de vader als de moeder om het gezag in stand te houden, werden afgewezen. Het hof concludeerde dat er geen nieuw onderzoek nodig was, omdat de aanvaardbare termijn voor een terugplaatsing was verstreken en een nieuw onderzoek alleen maar meer onzekerheid zou veroorzaken voor de kinderen.