Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
toegewezen tot een bedrag van € 22.624,87.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte was bij verstek veroordeeld voor openlijk in vereniging plegen van geweld tegen personen, met een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. L.A.R. Newoor, heeft het hof verzocht om de zaak terug te verwijzen naar de rechtbank, omdat de procedure in eerste aanleg nietig zou zijn. Dit verzoek was gebaseerd op het feit dat de raadsman geen afschrift van de dagvaarding had ontvangen en dat de rechtbank onvoldoende onderzoek had gedaan naar de afwezigheid van de raadsman tijdens de zitting in eerste aanleg.
Het hof heeft vastgesteld dat de raadsman op 4 september 2020 per e-mail had aangegeven zich als raadsman te stellen, maar dat deze informatie niet was verwerkt door de rechtbank. Hierdoor is de zaak op 29 oktober 2020 bij verstek behandeld, zonder dat de rechtbank had vastgesteld of de raadsman op de hoogte was van de zitting. Het hof oordeelde dat het onderzoek in eerste aanleg nietig was, omdat de rechtbank had moeten onderzoeken waarom de raadsman niet aanwezig was. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, om de zaak opnieuw te berechten op basis van de oorspronkelijke dagvaarding.