Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Grondvest Onroerend Goed B.V.,
gevestigd te Uden,
en
wonende te [woonplaats2] ,
1.Samenvatting van dit arrest
2.De processtukken
3.De nadere beoordeling in het principaal en het incidenteel hoger beroep
Afstand van recht – juridisch kader
[de verkoopster]heeft verklaard dat zij contact heeft opgenomen met [appellant1] nadat [appellant1] aanspraak had gemaakt op boetes, dat [appellant1] haar tijdens dat telefoongesprek gerust stelde en dat zij en [appellant1] daarop de afspraak hebben gemaakt om op 1 maart 2017 met elkaar te spreken over het feit dat de brief een formele toon had die niet paste bij het vriendschappelijke karakter van het contact dat zij tot dan toe met [koper1 en koper2] had gehad. Zij en haar broer [naam1] hebben op de afgesproken datum met [appellant1] gesproken. Aan de bespreking nam verder niemand deel. [appellant2] was er ook niet voor kortere tijd bij. De sfeer was (opnieuw) vriendschappelijk en in de loop van het gesprek werd besproken dat met de aanleg van de parkeerplaatsen zou worden gewacht tot ná verwachte bouwactiviteiten. Dit sloeg onder meer op een verbouwing waaraan [koper1 en koper2] toen waren begonnen. Het argument voor het uitstel was dat bij dergelijke activiteiten een risico bestond op beschadiging van de bestrating van de parkeerplaatsen. De getuige heeft ook verklaard:
“Na ontvangst van die formele brief was ik even bang dat er een boete zou moeten worden betaald. Na afloop van dit gesprek op 1 maart was ik echter gerustgesteld: ik was ervan overtuigd dat [appellant1] van mij geen boete wilde ontvangen. Over de boete is niet expliciet gesproken en er is dus ook niet expliciet gezegd dat hij niet zou hoeven te worden betaald. Ik heb ook geen schriftelijke of elektronische bevestiging gekregen dat er geen boete zou hoeven worden te betaald. Ik concludeerde dit op basis van het verloop van het gesprek en de vriendschappelijke sfeer.”De getuige heeft verder verklaard dat op de
fotodie zij voorafgaand aan het getuigenverhoor heeft ingediend ongeveer zeven bestelbusjes staan afgebeeld, die waren geparkeerd op het terrein van Grondvest achter het woon-/winkelpand van [koper1 en koper2] (waar op dat moment hun verbouwing plaatsvond). Ook staat daar de auto van [appellant2] , aldus nog steeds deze getuigenverklaring.
[naam1]is de broer van [de verkoopster] en tevens voormalig aandeelhouder in en/of deelgerechtigde tot Grondvest. Hij heeft bevestigd dat hij de hierboven bedoelde bespreking van 1 maart 2017 heeft bijgewoond, dat uitsluitend hij, [de verkoopster] en [appellant1] daaraan deelnamen. Men concludeerde dat het niet nodig was om de parkeerplaatsen aan te leggen en dat men beter kon wachten tot ná toekomstige bouwactiviteiten, in elk geval tot na de verbouwing die [koper1 en koper2] hadden gepland. De getuige heeft ook verklaard:
“Ik wist voorafgaand aan het gesprek dat er iets met een boete speelde. Ik weet nog dat ik daarover voor het eerst hoorde korte tijd voor het gesprek: een brief over die boete was aanleiding om de afspraak te maken. Mijn insteek was om de relatie goed te houden, ter vermijding van juridische problemen.”en “
We hebben nog een glas wijn gedronken en de sfeer was vriendelijk. Na afloop had ik er alle vertrouwen in dat er geen problemen zouden ontstaan over die boete. Er is niet expliciet over een boete gesproken, voor zover ik mij herinner.”
Deze getuige sluit niet uit dat hij die avond [appellant2] heeft gezien, maar verklaart zeker te weten dat [appellant2] de inhoudelijke bespreking niet heeft bijgewoond.
[appellant1]heeft als getuige bevestigd dat de aanspraak op de boete de aanleiding vormde voor de bespreking van 1 maart 2017. Volgens hem namen niet alleen hijzelf, [naam1] [de verkoopster] en [de verkoopster] deel aan het gesprek, maar grotendeels ook [appellant2] , die de baby van [koper1 en koper2] bij zich had. Tijdens het gesprek heeft [appellant1] gezegd dat er op de parkeerplaatsen nog tegels moesten worden bijgelegd om deze aan de eisen te laten voldoen en dat de inhoud van zijn brief van 1 februari 2017 voor zich sprak. De mogelijkheid dat bouwverkeer tegels kapot zou kunnen maken is niet ter sprake gekomen. [appellant1] kan zich niet herinneren dat het woord ‘boete’ is gevallen, maar sluit dat ook niet uit. Door het plotselinge overlijden van de vader van de getuige (op 21 januari 2017) was de familie druk met het regelen van allerlei zaken die daarmee verband hielden, waardoor [appellant1] geen tijd had zich met de boete bezig te houden. Hij heeft nooit afstand gedaan van de boete.
fotoziet de getuige (minstens) zes bestelbusjes die daar waren in verband met de verbouwing die hij en [appellant2] op dat moment lieten uitvoeren. Ook herkent hij daarop de (twee) auto’s van hem en van [appellant2] . Het
WhatsApp-gesprekging niet over de boete, aldus nog steeds [appellant1] ’ getuigenverklaring.
[appellant2]heeft als getuige bevestigd dat zij het gesprek van 1 maart 2017 op het kantoor van [appellant1] grotendeels heeft bijgewoond (met baby op schoot). Er werd gemoedelijk gesproken (vooral social talk, over bouwplannen en de rol van de gemeente daarbij). Er is ook gezegd dat de parkeerplaats nog niet naar wens was.
fotoziet ook [appellant2] meerdere bestelbusjes die daar stonden vanwege de verbouwing die zij en [appellant1] lieten uitvoeren, evenals haar auto en die van [appellant1] .
Er is volgens [appellant2] door tijdgebrek lange tijd niet over de boete gesproken na de e-mail van 17 februari 2017: dit kwam door onder meer door het overlijden van de vader van [appellant1] , een burn-out van de vader van [appellant2] , de verbouwing van de winkel, nóg een verbouwing bij de ouders van [appellant2] , en de verzorging van twee baby’s (jonge kinderen) eisten veel aandacht op. [appellant2] heeft ook verklaard geen afstand te hebben gedaan van de boete.
[naam2]is de levenspartner van [de verkoopster] . Hij heeft verklaard dat [de verkoopster] en [naam1] [de verkoopster] opgelucht terugkwamen van het gesprek van 1 maart 2017 omdat het gevaar van juridische complicaties volgens [de verkoopster] en [naam1] [de verkoopster] was geweken. [appellant1] zou tijdens dat gesprek de formele toon van zijn brief hebben verklaard door uit te leggen dat hij als advocaat nu eenmaal formele brieven schrijft, maar dat hij verwachtte dat we er wel uit zouden komen.
Na 1 maart 2017 vond deze getuige de relatie met [koper1 en koper2] nog steeds goed: als [woonplaats1] hadden [koper1 en koper2] het terrein nodig voor de verbouwing.
[naam3]is eigenaar van het bedrijf dat een perceel achter het terrein waarop de parkeerplaatsen zijn aangelegd heeft gekocht. Hij heeft verklaard van [de verkoopster] en/of [naam1] [de verkoopster] en/of [appellant2] te hebben begrepen dat tijdens het gesprek van 1 maart 2017 een afspraak is gemaakt over gebruikmaking van het perceel waarop de parkeerplaatsen waren gemaakt door [koper1 en koper2] . [appellant2] heeft hem gezegd het fijn te vinden dat zij en [appellant1] gebruik mochten maken van dat perceel.
De
fotodateert van 19 juli 2017. Daarop is te zien welk (uitgebreid) gebruik [koper1 en koper2] op die dag maakten van het terrein, dit om hun pand te laten verbouwen, aldus verklaarde deze getuige.
voor rekening en risico van [de verkoopster]’.
Vanwege het bepaalde in dit artikel tekent Grondvest deze overeenkomst mee voor akkoord en verplicht zij zichzelf tot al het noodzakelijke dat ter zake nodig is.”