ECLI:NL:GHARL:2022:4832

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
200.306.730
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag ouders over minderjarigen na uithuisplaatsing en trauma's

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezag van de ouders over hun minderjarige kinderen. De ouders, gezamenlijk aangeduid als de moeder en de vader, waren in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het gezag over hun kinderen was beëindigd op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], zijn respectievelijk geboren in 2005 en 2010 en zijn sinds 2018 onder toezicht gesteld van een gecertificeerde instelling, Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De ouders hebben in hun hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder af te wijzen.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij de minderjarigen in de gelegenheid zijn gesteld hun mening kenbaar te maken. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 mei 2021, waarbij de ouders, hun advocaat, een vertegenwoordiger van de Raad en twee vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, met bijzondere aandacht voor de belangen van de kinderen, zoals vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind.

Het hof heeft geconcludeerd dat de ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De kinderen hebben trauma's opgelopen door hun ervaringen bij de ouders, wat hun ontwikkeling ernstig bedreigt. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. De ouders zullen echter nog steeds een rol in het leven van de kinderen hebben, en het hof hoopt dat deze beschikking hen rust zal brengen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.306.730
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 523609)
beschikking van 14 juni 2022
inzake
[verzoekster]en
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekers in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder respectievelijk de vader, gezamenlijk te noemen: de ouders,
advocaat: mr. M.P. Kloppenburg te Rotterdam,
en
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Zwolle,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Utrecht,
verder te noemen: de GI.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 11 november 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties ingekomen op 8 februari 2021;
- het verweerschrift.
2.2
De minderjarige [de minderjarige1] is in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
2.3
De minderjarige [de minderjarige2] heeft bij brief van 12 mei 2022 aan het hof haar mening kenbaar gemaakt over het verzoek.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 17 mei 2021 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad;
- twee vertegenwoordigers van de GI.

3.De feiten

3.1
De ouders zijn ouders van:
- [de minderjarige1] (hierna: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2005 te [plaats1] ; en
- [de minderjarige2] (hierna: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2010 te [plaats1] .
Tot de bestreden beschikking waren de ouders gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen.
3.2
Bij beschikking van 12 december 2018 heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland de kinderen onder toezicht gesteld van de GI, welke termijn laatstelijk is verlengd tot 12 december 2021.
3.3
Sinds 12 december 2018 is [de minderjarige1] met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst, welke uithuisplaatsing telkens is verlengd.
3.4
Sinds 28 juni 2019 is [de minderjarige2] met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst, welke uithuisplaatsing telkens is verlengd.
3.5
[de minderjarige1] verblijft sinds oktober 2019 op de groep [naam1] van [naam2] . [de minderjarige2] verblijft in een gezinshuis.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, op verzoek van de raad, onder andere het gezag van de ouders over de kinderen beëindigd.
4.2
De ouders zijn met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking voor zover daarbij het gezag van de ouders is beëindigd.
De ouders verzoeken het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder (het hof leest: de ouders) over de kinderen af te wijzen.
4.3
De raad voert verweer en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en het door de ouders meer of anders verzochte af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen onder andere indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn.
5.2
Gelet op het bepaalde in de artikelen 3 en 20 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind overweegt het hof dat bij het nemen van een beslissing tot beëindiging van het gezag van de ouders de belangen van het kind voorop staan. Het kind dat niet verblijft in het eigen gezin heeft recht op zekerheid, continuïteit en een ongestoorde hechting in de alternatieve leefsituatie en duidelijkheid over zijn opvoedingsperspectief.
5.3
Net als de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek overneemt, is het hof is van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke eisen om het gezag van de ouders te beëindigen. Het hof voegt hier het volgende aan toe.
5.4
De kinderen hebben door wat zij in het verleden bij de ouders hebben meegemaakt trauma’s opgelopen. Hierdoor zijn zij kwetsbaar en worden zij, ieder op hun eigen manier, ernstig belemmerd in hun dagelijks functioneren.
Door de telkens terugkerende verzoeken om de uithuisplaatsing te verlengen, is er voor de kinderen veel onzekerheid geweest over waar zij zullen opgroeien. Hoewel de kinderen al geruime tijd uithuisgeplaatst zijn, is gebleken dat ze als gevolg van die onzekerheid maar beperkt toekomen aan het verwerken van het verleden. Dit is niet goed voor ze. Naar het oordeel van het hof moet er in het belang van de kinderen duidelijkheid komen over waar zij zullen wonen en verder zullen opgroeien.
Anders dan de ouders is het hof van oordeel dat de aanvaardbare termijn voor de kinderen om in onzekerheid te verkeren over waar zij verder zullen opgroeien inmiddels ruimschoots is verstreken. Dat hulpverlening om wat voor reden dan ook in het verleden niet van de grond is gekomen, maakt dit niet anders.
Het hof is met de raad van oordeel dat in de gegeven omstandigheden de belangen van de kinderen bij zekerheid en continuïteit in de huidige opvoedingssituatie zwaarder dienen te wegen dan het recht van de ouders om met het gezag belast te blijven. Het hof is het daarom eens met de beslissing van de rechtbank en zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen.
5.5
Het feit dat het ouderlijk gezag wordt beëindigd betekent niet dat de ouders geen rol meer zullen hebben in het leven van de kinderen. Het is duidelijk dat de ouders veel van de kinderen houden. Het hof hoopt dat deze beschikking ook de ouders rust zal brengen en dat zij uit de strijd zullen komen zodat zij zich kunnen gaan richten op een andere invulling van hun ouderrol.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 11 november 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, P.B. Kamminga en
H. Phaff, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 14 juni 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.