Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[verzoeker],
verzoekers in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezag van de ouders over hun minderjarige kinderen. De ouders, gezamenlijk aangeduid als de moeder en de vader, waren in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het gezag over hun kinderen was beëindigd op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], zijn respectievelijk geboren in 2005 en 2010 en zijn sinds 2018 onder toezicht gesteld van een gecertificeerde instelling, Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De ouders hebben in hun hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder af te wijzen.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij de minderjarigen in de gelegenheid zijn gesteld hun mening kenbaar te maken. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 mei 2021, waarbij de ouders, hun advocaat, een vertegenwoordiger van de Raad en twee vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, met bijzondere aandacht voor de belangen van de kinderen, zoals vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind.
Het hof heeft geconcludeerd dat de ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De kinderen hebben trauma's opgelopen door hun ervaringen bij de ouders, wat hun ontwikkeling ernstig bedreigt. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. De ouders zullen echter nog steeds een rol in het leven van de kinderen hebben, en het hof hoopt dat deze beschikking hen rust zal brengen.