ECLI:NL:GHARL:2022:4822

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
200.300.995
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigverklaring van een Marokkaans huwelijk en de toepassing van de Mudawanna

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de nietigverklaring van een Marokkaans huwelijk. De verzoekster, aangeduid als de vrouw, had in eerste aanleg bij de rechtbank Midden-Nederland verzocht om het huwelijk met de verweerder, aangeduid als de man, te vernietigen. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, wat de vrouw ertoe bracht om in hoger beroep te gaan. De vrouw stelde dat het huwelijk was aangegaan onder bedrog, omdat de man het huwelijk enkel zou zijn aangegaan om een Nederlands paspoort te verkrijgen. De man betwistte deze claim en voerde aan dat er geen sprake was van bedrog of andere gronden voor vernietiging van het huwelijk volgens de Mudawanna, het Marokkaanse huwelijksrecht.

Het hof heeft vastgesteld dat het huwelijk op 10 juli 2009 rechtsgeldig is erkend in Nederland en dat de vrouw onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims van bedrog. De relevante artikelen van de Mudawanna, artikelen 61 en 63, werden besproken, waarbij het hof concludeerde dat de vrouw niet voldeed aan de voorwaarden voor vernietiging van het huwelijk. Het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank en wees het verzoek van de vrouw af. Tevens werd de kostencompensatie in de procedure bevestigd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs bij claims van bedrog in huwelijkszaken en de toepassing van zowel Nederlands als Marokkaans recht in deze context.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.300.995
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 211044)
beschikking van 14 juni 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.B. de Jong te Almere,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. M.F. Achekar te Amsterdam.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (verder ook te noemen: de rechtbank), van 15 juli 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder ook te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 14 oktober 2021;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep;
- een journaalbericht van mr. De Jong van 5 mei 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 10 mei 2022 plaatsgevonden. Deze zaak is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaak met zaaknummer 200.303.587. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Voor beide partijen was een tolk in de Marokkaanse taal aanwezig.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn gehuwd [in] 2009 in [plaats1] , Marokko.
3.2
Partijen hebben beiden de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit.

4.De omvang van het geschil

4.1
De vrouw heeft in eerste aanleg bij inleidend verzoekschrift, bij de rechtbank binnengekomen op 16 oktober 2020, verzocht het huwelijk tussen partijen te vernietigen en de man te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.2
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw afgewezen en de kosten van de procedure tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.3
De vrouw kan zich met die beslissing niet verenigen en zij is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt deze te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat het huwelijk van partijen vernietigd wordt en de man te veroordelen in de kosten van dit geding, een en ander, voor zover de wet het toelaat, uitvoerbaar bij voorraad.
4.4
De man voert verweer in het principaal hoger beroep. Hij is op zijn beurt in incidenteel hoger beroep gekomen. Dit incidenteel beroep betreft de compensatie van de proceskosten. De man verzoekt om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, althans het door haar in hoger beroep verzochte af te wijzen dan wel ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten in beide instanties.
4.5
De vrouw voert verweer tegen het incidenteel hoger beroep en verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn incidenteel hoger beroep, dan wel het door de man verzochte af te wijzen, met veroordeling de man in de kosten van het geding.
4.6
Het hof zal het principaal en incidenteel hoger beroep gezamenlijk beoordelen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De Nederlandse rechter is ter zake van nietigverklaring van het huwelijk bevoegd op grond van artikel 3 lid 1 Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (Brussel II bis), aangezien beide echtgenoten in Nederland hun gewone verblijfplaats hebben.
5.2
Het hof dient eerst te beoordelen of sprake is van een rechtsgeldig huwelijk voordat aan het verzoek van de vrouw kan worden toegekomen. Artikel 10:31 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden, als zodanig wordt erkend. Ingevolge artikel 10:31 lid 2 wordt een buiten Nederland ten overstaan van een diplomatieke of consulaire ambtenaar voltrokken huwelijk dat voldoet aan de vereisten van het recht van de staat die die ambtenaar vertegenwoordigt als rechtsgeldig erkend, tenzij die voltrekking in de staat waar zij plaatsvond niet was toegestaan. Artikel 10:31 lid 4 BW bepaalt dat een huwelijk wordt vermoed rechtsgeldig te zijn, indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit.
Gelet op de stukken in het dossier is het op 10 juli 2009 gesloten huwelijk tussen partijen als rechtsgeldig in Nederland erkend en is dus sprake van een rechtsgeldig huwelijk.
5.3
De vrouw stelt dat bij het sluiten van het huwelijk in 2009 sprake is geweest van bedrog door de man, hetgeen door de man gemotiveerd wordt betwist. Dat bedrog zou daarin gelegen zijn dat de man het huwelijk in 2009 alleen is aangegaan om via de vrouw een Nederlands paspoort te verkrijgen. De vrouw meent dat om die reden het huwelijk dient te worden vernietigd.
5.4
In hoger beroep staat niet ter discussie dat Marokkaans recht van toepassing is op de vraag of het huwelijk kan worden vernietigd. Van toepassing zijn de artikelen 61 en 63 van de Mudawanna.
Artikel 61 van de Mudawanna luidt:
“ - Het huwelijk dat vernietigbaar is vanwege zijn overeenkomst, kan vóór of na de consummatie vernietigd worden in de navolgende gevallen:
1. Indien het huwelijk was gesloten gedurende een levensbedreigende ziekte van een van beide echtgenoten, tenzij de zieke na de huwelijkssluiting geneest;
2. Indien het huwelijk is bedoeld om een huwelijk mogelijk te maken voor degene die reeds driemaal is verstoten;
3. Indien het huwelijk is voltrokken zonder [huwelijks]voogd en zulks vereist was;
- De verstoting of echtscheiding welke in voornoemde gevallen plaatsvinden voordat de beschikking tot vernietiging is uitgesproken, blijven in stand.”
Artikel 63 van de Mudawanna luidt:
- Degene van beide echtgenoten die onder dwang of door bedrog omtrent de feiten is aangezet tot het aanvaarden van het huwelijk danwel deze [feiten] als voorwaarden heeft doen laten opnemen in de [huwelijks]overeenkomst, kan zowel voor als na de consummatie de vernietiging van het huwelijk verzoeken gedurende een periode van maximaal twee maanden nadat de dwang is opgeheven, of nadat kennis is verkregen over het bedrog. De verzoeker heeft het recht schadevergoeding te vorderen.
5.5
Gesteld noch gebleken is dat aan één van bovengenoemde voorwaarden zoals vermeld in artikel 61 van de Mudawanna is voldaan. Het beroep op dit artikel faalt.
Met de rechtbank is het hof voorts van oordeel dat niet is gebleken dat sprake is van bedrog in de zin van artikel 63 van de Mudawanna.
De vrouw heeft, gelet op de gemotiveerde betwisting van de man, onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld en daarmee onvoldoende aangetoond dat sprake is van een grond waarop het huwelijk gelet op de bepalingen van de Mudawwana kan worden vernietigd.
Zo de omstandigheid dat sprake is van een schijnhuwelijk al een vernietigingsgrond zou opleveren – het hof betwijfelt dat – geldt dat uit niets blijkt dat de man in 2009 het huwelijk enkel en alleen is aangegaan met de bedoeling om zo een Nederlands paspoort te krijgen. De grieven van de vrouw falen en het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen. Het hof zal dus ook het verzoek de man in de kosten van het geding te veroordelen afwijzen.
5.6
In incidenteel beroep stelt de man dat sprake is van een geval waarin het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid om de proceskosten te compenseren. De vrouw heeft ook in haar beroepschrift op geen enkele wijze onderbouwd op grond waarvan zij meent dat er wettelijke grondslag aanwezig is voor vernietiging van het huwelijk. Het betreft een onnodige procedure. Het hof deelt het standpunt van de man dat sprake is van een onnodige procedure, maar ziet daarin in dit geval onvoldoende aanleiding af te af te wijken van het uitgangspunt in zaken van personen- en familierecht om de kosten van de procedure te compenseren in die zin dat iedere partij zowel in eerste aanleg als in hoger beroep de eigen kosten dient te dragen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 15 juli 2021;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, H. Phaff en O.O. van der Lee, bijgestaan door mr. A.B. de Wit als griffier, en is op 14 juni 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.