ECLI:NL:GHARL:2022:4768

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 juni 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
21-002467-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging met taakstraf en contactverbod

Op 13 juni 2022 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een 42-jarige vrouw uit Arnhem veroordeeld voor belaging (stalking). De vrouw kreeg een taakstraf van 180 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Bij de bijzondere voorwaarden hoort een contactverbod met de aangeefster en een verbod om berichten op sociale media te plaatsen die betrekking hebben op de aangeefster. De verdachte heeft gedurende zes weken de nieuwe partner van haar ex-vriend belaagd door haar en haar familie meerdere berichten te sturen, naar haar woning te gaan en kwetsende en bedreigende berichten op sociale media te plaatsen. De verdachte, die enige landelijke bekendheid geniet, is zich bewust van de impact van haar uitingen op sociale media en moet daarom extra verantwoordelijkheid nemen voor haar gedrag.

Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte tegen een eerder vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland behandeld. De verdachte was eerder vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en een andere bewezenverklaring en strafoplegging vastgesteld. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, wat heeft geleid tot angst en psychische belasting voor het slachtoffer. Het hof heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de aangeefster in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

De vordering van de benadeelde partij is gewijzigd, waarbij de aangeefster afzag van een schadevergoeding van 800 euro. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf, met inachtneming van de bijzondere voorwaarden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002467-21
Uitspraak d.d.: 13 juni 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 21 mei 2021 met parketnummer 05-054173-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
wonende te [adres]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 mei 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. J.A. Schadd, naar voren is gebracht.

Omvang van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Hoger beroep tegen deze vrijspraak staat voor verdachte niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in haar hoger beroep verklaren.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – vernietigen omdat het tot een iets andere bewezenverklaring en andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
2.
zij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 12 december 2020 tot en met 24 februari 2021 te Arnhem, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] , door
- op Instagram en/of Facebook, althans op social media, (een grote hoeveelheid) berichten met betrekking tot voornoemde [aangeefster] te plaatsen, onder meer met de tekst(en): "Goede avond. Is er iemand in mijn lijstje uit Arnhem die [aangeefster] of [aangeefster] kent???" en/of "Nou [aangeefster] fijne feestdagen douw die tesar in je grote fuit en speel een liedje af" en/of
- voornoemde [aangeefster] via Facebook (een grote hoeveelheid) berichten te sturen, onder meer met de tekst(en): "Maar als jij mij de info niet had gegeven had ik je kop van je romp afgetrokken!!!" en/of Niet roepen [aangeefster] DOEN!!! Je hebt de verkeerde kapot gemaakt en ik kapot maar jij gaat mee!!! Ik heb mij bereik en heel snel ook jou foto!!!" en/of
- voornoemde [aangeefster] en/of een of meerdere familieleden van voornoemde [aangeefster] een of meerdere geluidsfragmenten te sturen met onder meer de woorden: "Marrokaanse kankerhoer" en/of "Jullie willen oorlog, kom dan!" en/of
- zich meerdere malen, althans eenmaal, naar de woning van die [aangeefster] te begeven en/of zich aldaar in de directe omgeving van die woning op te houden,
met het oogmerk voornoemde [aangeefster] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
De raadsman heeft betoogd dat – kort gezegd – sprake is geweest van een ordinaire ruzie tussen verdachte en aangeefster waarbij over en weer lelijke en onbeschofte uitlatingen (via
social media) zijn gedaan. De raadsman stelt dat de uitlatingen van verdachte een reactie waren op de uitlatingen of gedragingen van aangeefster en verder dat niet blijkt dat er een stopgesprek heeft plaatsgevonden met de politie, wat gebruikelijk zou zijn in zaken als deze. Verdachte wist niet dat er aangifte tegen haar was gedaan en is niet door de politie gewaarschuwd op te houden met haar uitlatingen richting aangeefster. Mede daardoor ontbreekt volgens de raadsman de vereiste wederrechtelijkheid en dient verdachte te worden vrijgesproken.
Het hof stelt vast dat de tenlastegelegde feitelijke gedragingen door verdachte zijn bekend, waarbij zij heeft verklaard uit boosheid en emotie te hebben gereageerd.
Het ontbreken van een formeel stopgesprek en de omstandigheid dat sprake zou zijn van actie-reactie waarbij uitlatingen over en weer zijn gedaan, staan naar het oordeel van het hof niet in de weg aan een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
Uit het dossier blijkt dat de politie eind januari 2021 bij verdachte aan de deur is geweest en haar heeft aangesproken over deze zaak en dat verdachte toen niet is gestopt met uitlatingen op
social mediaen gedragingen jegens aangeefster.
De raadsman heeft ter terechtzitting een proces-verbaal overgelegd, waaruit blijkt dat verdachte aangifte van bedreiging heeft gedaan tegen aangeefster [aangeefster] maar op die aangifte is een sepotbeslissing gevolgd. Andere (bedreigende of intimiderende) berichten van aangeefster richting verdachte heeft het hof in het dossier niet aangetroffen en zijn ook niet door de verdediging ingebracht. Dat sprake is geweest van actie-reactie en dat aangeefster zelf een kwalijke rol zou hebben gespeeld kan op basis van het proces-verbaal van politie dan ook niet worden vastgesteld.
Voorts is het hof van oordeel dat een periode van zes weken waarin door verdachte regelmatig en intensief bedreigende of kwetsende berichten op
social mediazijn geplaatst of naar aangeefster of haar familieleden zijn gestuurd en verdachte naar de woning van aangeefster ging om verhaal te halen, lang genoeg is om aan te merken als een stelselmatig inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Het is goed voorstelbaar dat aangeefster zich hierdoor bedreigd of angstig heeft gevoeld. Daarbij betrekt het hof dat verdachte kennelijk enige landelijke (TV-)bekendheid geniet, actief is op
social mediaen een grote groep volgers heeft en dus met haar
postsen
contentveel mensen bereikt.
Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
zij
, op een of meerdere tijdstippen,in
of omstreeksde periode van 12 december 2020 tot en met 24 februari 2021 te Arnhem,
althans in Nederland,wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] , door
- op Instagram en/of Facebook, althans op social media, (een grote hoeveelheid) berichten met betrekking tot voornoemde [aangeefster] te plaatsen, onder meer met de tekst(en): "Goede avond. Is er iemand in mijn lijstje uit Arnhem die [aangeefster] of [aangeefster] kent???" en/of "Nou [aangeefster] fijne feestdagen douw die tesar in je grote fuit en speel een liedje af" en/of
- voornoemde [aangeefster] via Facebook (een grote hoeveelheid) berichten te sturen, onder meer met de tekst(en): "Maar als jij mij de info niet had gegeven had ik je kop van je romp afgetrokken!!!" en/of
Niet roepen [aangeefster] DOEN!!!Je hebt de verkeerde kapot gemaakt en ik kapot maar jij gaat mee!!! Ik heb mij bereik en heel snel ook jou foto!!!" en/of
- voornoemde [aangeefster] en
/of een of meerderefamilieleden van voornoemde [aangeefster]
een of meerderegeluidsfragmenten te sturen met onder meer de woorden: "Marokkaanse kankerhoer" en/of "Jullie willen oorlog, kom dan!" en
/of
- zich
meerdere malen, althans eenmaal,naar de woning van die [aangeefster] te begeven en/of zich aldaar in de directe omgeving van die woning op te houden,
met het oogmerk voornoemde [aangeefster] ,
te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/ofvrees aan te jagen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
belaging.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van aangeefster, de nieuwe partner van
haar ex-vriend, door aan aangeefster en haar familie meerdere (spraak)berichten te sturen, naar haar woning te gaan en op
social mediakwetsende en bedreigende berichten te plaatsen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat de gedragingen van verdachte veel impact op aangeefster hebben gehad. Het is algemeen bekend dat belaging psychisch belastend is voor slachtoffers. Verdachte heeft op sociale media een grote groep volgers en alles wat zij daarop plaatst wordt dus door veel mensen gelezen. Verdachte is zich daarvan bewust en van haar mag daarom extra verantwoordelijkheid worden gevraagd over wat ze verstuurt via sociale media.
Dat verdachte boos en emotioneel is (geweest) over de relatiebreuk met haar ex-vriend valt te begrijpen maar door zich op deze wijze af te reageren op en de confrontatie te zoeken met zijn nieuwe partner heeft zij zich onvoldoende rekenschap gegeven van de gevolgen van haar gedrag voor aangeefster.
Anders dan de politierechter heeft opgelegd en de advocaat-generaal heeft gevorderd, ziet het hof reden om af te zien van het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte heeft spijt betuigd en er lijkt rust gekomen te zijn. Gelet hierop en de persoon van verdachte is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is. Het hof zal een deel van de taakstraf voorwaardelijk opleggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde van een contactverbod met aangeefster en een verbod
contentop
social mediate plaatsen als na te melden.

De vordering van de benadeelde partij

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van aangeefster, mr. J.A. Neslo, advocaat te Almere, meegedeeld dat de vordering van de benadeelde partij wordt gewijzigd in die zin dat aangeefster thans afziet van een schadevergoeding van 800 euro. Hoewel de vordering niet is ingetrokken, is deze materieel niet meer aan de orde zodat het hof daarop geen beslissing meer zal geven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
  • dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is op enige wijze (fysiek, schriftelijk, telefonisch, online, via
  • dat verdachte op geen enkele wijze
Aldus gewezen door
mr. P.A.H. Lemaire, voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. F.A.M. Bakker, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Wormgoor, griffier,
en op 13 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G. Mintjes is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 13 juni 2022.
Tegenwoordig:
mr. A.B.A.P.M. Ficq, voorzitter,
mr. , advocaat-generaal,
mr. N.D. Mavus-ten Elshof, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.