ECLI:NL:GHARL:2022:4756

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
200.309.704
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ondertoezichtstelling van minderjarigen met betrekking tot de moeder en Stichting Jeugdbescherming Gelderland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, die onder toezicht waren gesteld door de kinderrechter in de rechtbank Gelderland. De moeder, die alleen het gezag over de kinderen heeft, heeft in hoger beroep de bestreden beschikking van de kinderrechter aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling was verlengd. De minderjarige kinderen zijn [de minderjarige1], geboren in 2008, [de minderjarige2], geboren in 2013, en [de minderjarige3], geboren in 2020. De vader van de kinderen heeft hen niet erkend en de moeder is belast met het gezag.

De procedure in hoger beroep begon met een beroepschrift dat op 20 april 2022 werd ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 2 juni 2022, waarbij de moeder en haar advocaat aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de Stichting Jeugdbescherming Gelderland (GI). De raad was niet verschenen. De GI had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling, maar het hof oordeelde dat er sinds 22 april 2022 geen ernstige ontwikkelingsbedreiging meer was voor de kinderen, op basis van een eindverslag van een betrokken opvoedkundige.

Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd tot 22 april 2022, maar vernietigde de verlenging van de ondertoezichtstelling vanaf die datum. De beslissing van het hof houdt in dat het verzoek van de GI tot verdere verlenging van de ondertoezichtstelling wordt afgewezen, omdat de moeder inmiddels voldoende hulpverlening aanvaardt en de opvoedomgeving veilig is bevonden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.309.704
(zaaknummer rechtbank Gelderland 397344)
beschikking van 9 juni 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. de Jonge (eerder N.F.G. de Witte te Apeldoorn),
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 20 januari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 20 april 2022;
- het verweerschrift.
2.2
De minderjarige [de minderjarige1] is in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 2 juni 2022 plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de GI waren twee vertegenwoordigers aanwezig. De raad is met kennisgeving vooraf niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De moeder heeft drie kinderen die bij haar wonen:
- [de minderjarige1] (verder: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2008 te [woonplaats1] ;
  • [de minderjarige2] (verder: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2013 te [woonplaats1] , en
  • [de minderjarige3] (verder: [de minderjarige3] ), geboren [in] 2020 te [woonplaats1] .
[de vader] (verder: de man) is de biologische vader van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] . Hij heeft de kinderen niet erkend. De moeder is alleen belast met het gezag over de kinderen.
3.2
Bij de, uitvoerbaar bij voorraad verklaarde, beschikking van 9 augustus 2021 van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland (locatie Zutphen) zijn [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] met ingang van 9 augustus 2021 tot 9 februari 2022 onder toezicht van de GI gesteld.
3.3
Bij beschikking van dit hof van 8 februari 2022 is voornoemde beschikking bekrachtigd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] verlengd met een jaar, tot 9 januari 2023.
4.2
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de GI af te wijzen.
4.3
De GI voert verweer en zij verzoekt primair de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van 3 maanden, ingaande, zo is ter zitting toegelicht, de datum van de beschikking van het hof, dan wel - naar het hof begrijpt - een beslissing te nemen die het hof juist acht.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:260, eerste lid, in verband met artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
De GI heeft in eerste aanleg om verlenging van de ondertoezichtstelling verzocht omdat er tegen het einde van de lopende ondertoezichtstelling (die aanvankelijk was verleend tot 9 februari 2022) onvoldoende zicht was op de opvoedomgeving en opvoedvaardigheden van de moeder. Inmiddels is [naam1] bij het gezin betrokken geweest om de opvoedvaardigheden van de moeder inzichtelijk te maken. Op 22 april 2022 is het eindverslag van [naam1] afgerond. In het verslag staat, kort samengevat, dat positieve interactie is te zien tussen de moeder en de kinderen en dat de moeder aansluit op een bij hen passende manier voor wat betreft het uitleggen van regels en grenzen. Uit dit eindverslag blijkt dat na inzet van [naam1] duidelijk is geworden dat de opvoedomgeving die door moeder wordt geboden, voldoende veilig is.
5.3
Gelet op de bevindingen van [naam1] is het hof van oordeel dat - in ieder geval vanaf het moment dat [naam1] die bevindingen heeft gerapporteerd - niet kan worden gezegd dat nog sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen.
Voor zover de GI aanvoert dat zij de komende maanden nog een plan wil opstellen om te komen tot contact tussen [de minderjarige1] en zijn vader en voor het aanwijzen van een contactpersoon bij de gemeente, acht het hof deze voornemens onvoldoende grond om het voortduren van de ondertoezichtstelling te rechtvaardigen.
Aangezien de ernstige ontwikkelingsbedreiging in ieder geval sinds 22 april 2022 is afgewend, waarbij het ook zo is dat de moeder hulpverlening voor de nog bestaande zorgen aanvaardt, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen tot 22 april 2022 en vernietigen met ingang van 22 april 2022.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 20 januari 2022, voor zover de daarin uitgesproken verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] zich uitstrekt over de periode tot
22 april 2022;
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 20 januari 2022 voor zover de daarin uitgesproken verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] zich uitstrekt over de periode vanaf
22 april 2022 en, opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] af voor zover dat verzoek betrekking heeft op de periode vanaf 22 april 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, E. de Boer, L. Hamer, bijgestaan door mr. I.T.M.W. Smulders-Jacobs als griffier, en is op 9 juni 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.