ECLI:NL:GHARL:2022:4730

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
21-001792-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in mishandelingszaak na tegenstrijdige verklaringen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 750,00 subsidiair 15 dagen hechtenis voor mishandeling van een benadeelde partij op 5 oktober 2019. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een zitting op 25 mei 2022, waarbij de advocaat-generaal de vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte heeft gevorderd. De verdediging heeft echter bepleit dat de verdachte vrijgesproken dient te worden, omdat er tegenstrijdige verklaringen in het dossier aanwezig zijn.

Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de betrokken partijen uiteenlopen. Aangeefster heeft gedetailleerd verklaard dat de verdachte haar heeft vastgepakt en geduwd, waardoor zij op de grond viel. Deze verklaring wordt ondersteund door haar dochter, die als getuige heeft verklaard. Aan de andere kant ontkent de verdachte de mishandeling en stelt dat de aangeefster is gestruikeld. De verklaringen van getuigen die de verdachte ondersteunen, wijzen ook op een andere lezing van de gebeurtenissen.

Na zorgvuldige afweging van de bewijsstukken en de verklaringen, heeft het hof geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is om te stellen dat de verdachte de mishandeling heeft gepleegd. De tegenstrijdigheden in de verklaringen hebben geleid tot de beslissing om de verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde feit. Tevens zijn de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere veroordelingen afgewezen, gezien de vrijspraak.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001792-21
Uitspraak d.d.: 8 juni 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 9 april 2021 met parketnummer 16-265037-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 21-005374-18 en 16-186566-18, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats]

Het hoger beroep

Verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 25 mei 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de politierechter en veroordeling van verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit tot een gelboete van € 750,00 subsidiair 15 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging worden afgewezen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.C. Fleskens, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte bij voornoemd vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, ter zake van het tenlastegelegde feit veroordeeld tot een geldboete van € 750,00 subsidiair 15 dagen hechtenis. Voorts heeft de politierechter de vorderingen tot tenuitvoerlegging afgewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 5 oktober 2019 te [plaats] [benadeelde partij] heeft mishandeld door
- met kracht de arm vast te pakken,
- meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam van die [benadeelde partij] te duwen, ten gevolge waarvan die [benadeelde partij] op de grond is gevallen, en/of
- de arm van die [benadeelde partij] vast te pakken en/of die [benadeelde partij] over de grond te trekken/slepen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit dient te volgen. Hiertoe heeft zij – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat op basis van de aangifte, de verklaring van getuige [getuige 1] , de letselfoto’s en de chatgesprekken vastgesteld kan worden dat verdachte aangeefster bij haar arm heeft vastgepakt en haar heeft geduwd ten gevolge waarvan aangeefster op de grond is gevallen. Uit de verklaring van [getuige 1] volgt dat de letselfoto’s een dag na het incident zijn gemaakt. Er is geen reden om te twijfelen aan de verklaring van getuige [getuige 1] . De verklaring van getuige [getuige 2] sluit niet aan bij de letselfoto’s en bij hetgeen getuige [getuige 1] heeft verklaard. Tevens volgt uit de verklaring van de overbuurman [getuige 3] dat volgens hem iemand in de auto zat. Dit ondersteunt de verklaring van aangeefster en [getuige 1] dat [getuige 1] zich in de auto bevond, aldus de advocaat-generaal.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte van het tenlastegelegde feit vrijgesproken dient te worden. Hiertoe heeft zij – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat zich in het dossier tegenstrijdige verklaringen bevinden. Aan de ene kant verklaren aangeefster en getuige [getuige 1] dat verdachte aangeefster heeft mishandeld en aan de andere kant verklaren verdachte, getuige [getuige 2] en getuige [getuige 3] dat geen mishandeling heeft plaatsgevonden. Naar de verklaring van [getuige 1] moet met enige terughoudendheid gekeken worden, omdat zij de dochter van aangeefster is. Daardoor is zij niet onafhankelijk. Volgens verdachte en getuige [getuige 2] was [getuige 1] niet aanwezig bij het incident. Alleen uit de verklaringen van aangeefster en [getuige 1] volgt dat [getuige 1] aanwezig was bij het incident. Voor de rest wijst niets op haar aanwezigheid. Mocht [getuige 1] wel in de auto hebben gezeten, dan staat er in het dossier niets over dat zij bloed bij aangeefster zag in de auto, terwijl je dit wel verwacht bij schaafwonden. Voorts zijn de letselfoto’s in het dossier vier dagen na het incident gemaakt door de politie. Hierdoor kan niet vastgesteld worden dat het letsel op 5 oktober 2019 is ontstaan. Tevens kan op basis van de chatgesprekken niet uitgesloten worden dat aangeefster is gestruikeld. Kortom, er is weliswaar voldoende wettig bewijs, maar op grond van de bewijsmiddelen kan niet tot de overtuiging worden gekomen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld.
Oordeel van het hof
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat de verklaringen in het dossier uiteenlopen.
Aangeefster heeft een gedetailleerde verklaring afgelegd waarin zij beschrijft hoe zij op 5 oktober 2019 voor de woning van verdachte zou zijn mishandeld door verdachte. Verdachte heeft aangeefster bij haar armen vastgepakt, hij heeft haar geduwd ten gevolge waarvan zij op de grond is gevallen en hij heeft haar – door haar arm vast te pakken – over de grond gesleurd. Hier heeft zij letsel aan overgehouden.
De verklaring van aangeefster wordt grotendeels ondersteund door de verklaring van haar dochter [getuige 1] die – zo volgt uit de verklaringen van aangeefster en [getuige 1] – op dat moment achterin de auto zat. [getuige 1] verklaart dat zij daardoor niet helemaal goed kon zien wat er gebeurde, maar dat zij wel zag dat verdachte haar moeder vast had bij haar armen, aan haar trok en duwde om weg te gaan. Op een gegeven moment zag zij dat haar moeder op de grond lag. De volgende dag zag zij dat haar moeder onder andere op haar benen en armen en in haar gezicht blauwe plekken had. Van de blauwe plekken zijn volgens [getuige 1] foto’s gemaakt door haar. Deze zijn ingeleverd bij de aangifte.
Tegenover de verklaringen van aangeefster en [getuige 1] staat de ontkennende verklaring van verdachte. Zijn verklaring houdt in dat aangeefster alleen is gestruikeld bij het achteruitlopen en dat hierdoor de schaafwonden zouden kunnen zijn ontstaan. Hij heeft haar niet geduwd of vastgepakt, maar hij heeft alleen zijn armen omhoog gehouden om te bewerkstelligen dat aangeefster zijn erf zou verlaten.
De verklaring van verdachte wordt ondersteund door de verklaring van schoonmoeder [getuige 2] die zich op dat moment in de woning van verdachte bevond om haar dochter op te halen. Zij verklaart dat aangeefster de uitgang van de woning blokkeerde. Verdachte ging voorop de woning uit en probeerde met zijn lichaam aangeefster achteruit te bewegen zodat [getuige 2] en haar dochter de auto in konden. [getuige 2] vond dat aangeefster nogal provocerend in de weg bleef staan. Op een gegeven moment zag zij wel dat aangeefster naar haar idee struikelde en op de grond viel. Dit kwam volgens haar echt doordat ze over de stoep struikelde en niet omdat ze geslagen of geschopt werd door iemand.
Overbuurman [getuige 3] verklaart dat er geen fysiek contact heeft plaatsgevonden tussen een vrouw en verdachte en dat hij verdachte alleen met zijn armen omhoog heeft zien staan en heeft horen zeggen: ‘’Ga maar weg’’. [getuige 3] verklaart desgevraagd continu zicht te hebben gehad op het gebeuren.
Daarnaast bevinden zich in de bijlage van de aangifte foto’s en chatberichten waarop onmiskenbaar letsel te zien is bij aangeefster en gesproken wordt over letsel bij aangeefster. Hiervan kan echter vanwege de uiteenlopende verklaringen met onvoldoende zekerheid gezegd worden dat het op de wijze is ontstaan zoals door de aangeefster is verklaard. Tegen de achtergrond van het hiervoor overwogene bieden de gegevens naar het oordeel van het hof dan ook onvoldoende bewijskracht om tot de overtuiging te komen dat de verdachte de mishandeling heeft begaan.
Alles afwegend is het hof daarom van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet boven gerede twijfel is verheven dat verdachte aangeefster heeft mishandeld. Verdachte zal daarom van het tenlastegelegde feit worden vrijgesproken.

Vorderingen tot tenuitvoerlegging

Gelet op de vrijspraak van verdachte kunnen de vorderingen tot tenuitvoerlegging niet worden toegewezen. Het hof beslist op deze vorderingen op na te melden wijze.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Midden-Nederland van 26 oktober 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 november 2019, parketnummer 21-005374-18, voorwaardelijk opgelegde.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Midden-Nederland van 26 oktober 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 17 december 2018, parketnummer
16-186566-18, voorwaardelijk opgelegde.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. T.H. Bosma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Abdulkarim, griffier,
en op 8 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.