ECLI:NL:GHARL:2022:4668

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
200.309.602/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake uithuisplaatsing van minderjarige kinderen met betrekking tot de verzoeken van de gecertificeerde instelling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 10 maart 2022, waarbij een verzoek tot (spoed)machtiging uithuisplaatsing van de kinderen is toegewezen. De kinderen, [de minderjarige1], [de minderjarige2], [de minderjarige3], [de minderjarige4] en [de minderjarige5], zijn op 10 maart 2022 uit huis geplaatst en woonden bij hun grootouders. De moeder verzet zich tegen deze beslissing en verzoekt het hof om de eerdere beschikkingen van de kinderrechter te vernietigen en de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) af te wijzen. Tijdens de zitting op 24 mei 2022 heeft het hof gedeeltelijk mondeling uitspraak gedaan en de beschikking van de kinderrechter van 4 april 2022 vernietigd, waarbij de kinderen bij de moeder teruggeplaatst moesten worden. Het hof heeft de beslissing op het hoger beroep voor het overige aangehouden en zal in deze beschikking beslissen over de rechtmatigheid van de afgegeven machtigingen tot uithuisplaatsing.

Het hof oordeelt dat er onvoldoende aanwijzingen waren dat de kinderen in hun ontwikkeling bedreigd werden of onveilig waren, en dat er eerst minder ingrijpende middelen hadden moeten worden ingezet. De uithuisplaatsing was niet noodzakelijk en de bestreden beschikkingen van de kinderrechter worden vernietigd. Het hof hoopt op een verbetering van de verstandhouding tussen de ouders en dat zij samen met de hulpverlening zullen blijven werken aan het welzijn van hun kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.309.602/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 182970)
beschikking van 2 juni 2022
in de zaak van:
[verzoekster](de moeder),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. C. Kamp-Wiggers te leek,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering(de GI),
gevestigd te Groningen,
verweerster in hoger beroep.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de vader](de vader),
wonende te [woonplaats2] ,
advocaat: mr. M.R. Rauwerda te Leeuwarden.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord-Nederland, locatie Leeuwarden.

1.Waar gaat het over

Het gaat over het hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 10 maart 2022, waarbij het verzoek van de GI tot (spoed)machtiging uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg, meer specifiek bij de grootouders (aan de kant van de moeder), is toegewezen voor de duur van vier weken en de beslissing op het verzoek voor het overige is aangehouden. En het gaat over de beschikking van diezelfde rechtbank van 4 april 2022, waarbij het aangehouden verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van de kinderen over de resterende periode is toegewezen tot 10 juni 2022.
Het hof heeft in dit hoger beroep tijdens de zitting op 24 mei 2022 gedeeltelijk mondeling uitspraak gedaan, wat is vastgelegd in een proces-verbaal van uitspraak (als bedoeld in artikel 30p Rv). Het hof heeft hierbij de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 4 april 2022, vernietigd voor de periode vanaf 24 mei 2022 (de datum van de zitting bij het hof) en bepaald dat de kinderen bij de moeder teruggeplaatst moeten worden. Het hof heeft de beslissing op het hoger beroep voor het overige aangehouden. Het hof verwijst naar dit proces-verbaal van uitspraak en neemt de inhoud daarvan hier over. Het hof zal in deze beschikking (verder) beslissen over de rechtmatigheid van de afgegeven (spoed)machtigingen tot uithuisplaatsing van
10 maart 2022 en 4 april 2022 voor zover deze zien op de periode tussen 10 maart 2022 en 24 mei 2022.

2.Hoe is de procedure verlopen

2.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift met bijlage(n), ontvangen op 22 april 2022;
- een journaalbericht namens de moeder van 26 april 2022 met bijlage(n);
- een brief namens de raad van 3 mei 2022;
- een brief namens de moeder van 4 mei 2022 met bijlage(n);
- een brief van de GI van 16 mei 2022 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 17 mei 2022 met bijlage(n).
2.2
Op 24 mei 2022 heeft de voorzitter - voorafgaande aan de zitting - met [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] gesproken, apart van elkaar en zonder (één van) de ouders.
2.3
De zitting bij het hof was op 24 mei 2022. Aanwezig waren de moeder en de vader, met hun advocaten, en [naam1] en [naam2] , namens de GI. De raad is niet verschenen.

3.Belangrijke informatie

3.1
De vader en de moeder hebben samen het gezag over:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2006;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2007;
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2009;
- [de minderjarige4] , geboren [in] 2012; en
- [de minderjarige5] , geboren [in] 2015.
3.2
[de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] staat sinds 24 september 2021 onder toezicht van de GI. De maatregel loopt tot 24 september 2022.
3.3
[de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] zijn op 10 maart 2022 uit huis geplaatst en woonden tot op de dag van de zitting bij het hof bij hun grootouders.

4.Wat wordt er verzocht

4.1
De moeder is het niet eens met de beschikkingen van de kinderrechter van
10 maart 2022 en 4 april 2022. Zij verzoekt het hof deze beschikkingen te vernietigen en de verzoeken van de GI om die machtigingen te geven alsnog af te wijzen.
4.2
De GI en de vader zijn het eens met de beslissingen van de kinderrechter.

5.Wat vinden de kinderen ( [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] )

[de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] hebben tijdens de kindgesprekken aangegeven dat zij de uithuisplaatsing als erg ingrijpend en naar hebben ervaren. Zij hebben het wel goed bij hun grootouders, maar zij begrijpen niet waarom zij weg moesten bij de moeder en zij willen graag weer terug naar huis en hun vertrouwde omgeving. Het was juist de vader die tegen de afspraken in de jongste zusjes van school haalde, waardoor de situatie uit de hand liep. Vooral [de minderjarige2] is vaak verdrietig en ervaart veel stress en lichamelijke klachten door de uithuisplaatsing. Zij voelt zich gedwongen een traject aan te gaan en contact te hebben met de vader terwijl zij nog niet zo ver is door alles wat er is gebeurd. De kinderen hebben aangegeven dat de vader hen tijdens de omgangsmomenten belastte met zaken die tussen de ouders speelden en dat de vader vaak negatieve dingen over de moeder zei en boos werd. De kinderen voelden geen ruimte om hier met de vader over te praten. In de communicatie tussen de ouders over het halen en brengen ging het ook niet goed waardoor het een paar keer is voorgekomen dat de kinderen met hun spullen stonden te wachten om naar de vader te gaan, maar dat zij niet werden opgehaald of gebracht. De kinderen hebben aangegeven dat zij het thuis, voordat de ruzies tussen de ouders begonnen, goed hadden. Zij willen dat de ouders weer normaal tegen elkaar doen en dat zij geen stress hoeven te ervaren door de situatie tussen de ouders. [de minderjarige3] heeft gezegd dat hij graag wil dat de vader weer de vader wordt zoals hij vroeger was.

6.Wat vindt het hof

6.1
De op 10 maart 2022 afgegeven spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] is verleend voor de duur van vier weken. Deze termijn is verlopen. De op 4 april 2022 afgegeven beslissing tot uithuisplaatsing is verleend tot uiterlijk 10 juni 2022 en inmiddels per 24 mei 2022 opgeheven. Toch kan de moeder er belang bij hebben om de rechtmatigheid van de machtigingen in hoger beroep te laten toetsen.
6.2
De machtiging tot uithuisplaatsing die de rechter kan geven wanneer deze dit in het belang van de verzorging en opvoeding van een kind noodzakelijk vindt of wanneer het kind onderzocht moet worden op een plek buiten het gezin, is een diep in het leven van een kind (en verzorgende ouder) ingrijpende maatregel die kan worden ingezet wanneer het onveilig is voor kinderen om nog langer thuis te wonen. Voordat deze maatregel wordt genomen moet worden geprobeerd om hulp vanuit de thuissituatie in te zetten.
Het hof is, gelet op wat uit het dossier en tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, van oordeel dat er onvoldoende aanwijzingen waren dat de kinderen zodanig bedreigd werden in hun ontwikkeling of onveilig waren dat een uithuisplaatsing noodzakelijk was. De bedreiging in de ontwikkeling en/of onveiligheid was met name ingegeven door echtscheidingsproblematiek waarin het de ouders, ondanks de inzet van de GI, niet lukte de omgangsregeling tussen de kinderen en de vader (weer) tot stand te brengen. Het verzoek was gebaseerd op het wegnemen van onveiligheid van de kinderen en om hen uit een loyaliteitsconflict te halen door ze een periode in een andere omgeving (bij de grootouders) te plaatsen. Echter niet is gebleken van onveiligheid van de kinderen bij de moeder thuis, en de onveilige situaties op school (het onverwacht en ook eenmaal met tegenzin weghalen van de jongste kinderen door de vader) die de directe aanleiding waren tot het (spoed)verzoek tot uithuisplaatsing zijn door de vader veroorzaakt.
Dat de vader handelde uit onmacht en dat ook de moeder in die weghaalsituatie onhandig heeft gereageerd maakt dit niet anders. Ook is niet gebleken of onderzocht voorafgaand aan het verzoek tot de machtiging tot uithuisplaatsing of er wel sprake was van (enkel) een loyaliteitsconflict bij de kinderen waardoor zij niet naar hun vader wilden gaan of dat er andere reële belemmeringen voor de kinderen waren gelegen in onveiligheid. Kortom, er hadden eerst minder ingrijpende middelen kunnen en moeten worden ingezet, zoals ambulant onderzoek, schriftelijke aanwijzingen naar beide ouders, begeleide omgang en/of een gebiedsverbod voor de vader. Dat de jongste kinderen positief reageerden op de vader nadat hij ze bij hun opa en oma had gebracht vindt het hof in dat kader niet voldoende onderzoek, ook omdat het geen zicht geeft op hoe de oudste kinderen hun contact met de vader hebben ervaren.
Het hof is dus van oordeel dat niet is gebleken van de noodzaak voor een uithuisplaatsing van de kinderen noch van een spoedsituatie waarin de uithuisplaatsing noodzakelijk was.
Dit betekent dat de bestreden beschikkingen van 10 maart 2022 en 4 april 2022 (in zijn geheel) zullen worden vernietigd en het verzoek van de GI tot het verlenen van de (spoed)machtigingen tot uithuisplaatsing van de kinderen alsnog zal worden afgewezen.
6.3
Het hof heeft tijdens de zitting gemerkt dat de vader en de moeder veel van hun kinderen houden. De ouders hebben de afgelopen weken, samen met de begeleiders van het Kenniscentrum Kind & Echtscheiding, stappen gezet om hun verstandhouding te verbeteren en weer naar de toekomst te kijken. Dat zijn mooie uitgangspunten voor het verder onderzoeken van hoe het contact tussen de vader en de kinderen, met inachtneming van hun (individuele) tempo, kan worden ingevuld. Het hof hoopt dat er acceptatie en rust komt en dat beide ouders zich samen met de hulpverlening zullen (blijven) inzetten om in het belang van hun kinderen samen te werken, en dat dit de uitvoering van de zorgregeling ten goede zal komen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 10 maart 2022, en 4 april 2022 voor zover deze ziet op de periode tot
24 mei 2022;
wijst het inleidende verzoek van de GI tot het verlenen van (spoed)machtigingen tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg, meer specifiek bij de grootouders moederszijde, af;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, J.W. Keuning en
A.P. de Jong-de Goede, bijgestaan door mr. E. Klijn als griffier, en is op 2 juni 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.