Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het hoger beroep met zaaknummer 200.290.323/01,
1.Het geding in eerste aanleg
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing in beide zaken
voorlopigvastleggen. [de minderjarige1] heeft op 7 april jl. gesproken met de voorzitter van het hof. Dat was al zijn (ten minste) vijfde gesprek met een rechter gedurende deze jarenlange procedure tussen zijn ouders. Hoewel de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] in dit hoger beroep aanvankelijk niet ter discussie stond, heeft [de minderjarige1] de voorzitter verteld net als [de minderjarige2] graag bij de moeder in België te willen wonen. Hij vertelde van jongs af aan steeds de verkeerde keuze te hebben gemaakt. [de minderjarige1] gaf aan nu voor zichzelf te willen kiezen en niet meer steeds te zeggen wat de vader het liefst wil horen. Naar aanleiding van deze betrekkelijk onverwachte wending is eerst met [de minderjarige1] en daarna ter zitting met partijen de optie besproken om voor [de minderjarige1] , die niet meer onder toezicht van de GI staat, een bijzondere curator te benoemen. [de minderjarige1] wilde dat wel en de ouders zijn daarmee akkoord gegaan. Beide ouders vinden het goed dat de bijzondere curator zich ook buigt over de meest wenselijke hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] .
6.De slotsom
7.De beslissing
vóór 28 juli 2022, althans vóór deze datum schriftelijk bericht te geven over de voortgang van zijn werkzaamheden;