De beoordeling
1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 95,- voor: “niet de rijbaan gebruiken door stil te staan op het trottoir, voetpad, (brom)fietspad of het ruiterpad”. Deze gedraging zou zijn verricht op 19 juli 2019 om 10.06 uur op de Gedempte Oude Gracht (t.h.v. Dubo) in Haarlem met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene wijst erop dat al in administratief beroep is aangevoerd dat de betrokkene weliswaar bezig was met laad- en loswerkzaamheden, maar dat hij niet de bestuurder van het voertuig was. De gedraging is dan ook niet (door de betrokkene) verricht. Daarbij merkt de gemachtigde op dat de ambtenaar de betrokkene niet heeft gevraagd of hij de bestuurder van het voertuig was en dat de betrokkene zich ook nooit als zodanig heeft gepresenteerd.
3. Artikel 5 van de Wahv bepaalt - voor zover hier van belang - dat indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de administratieve sanctie wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Deze bepaling moet aldus worden verstaan dat ingeval zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het motorrijtuig, waarmee de geconstateerde gedraging is verricht, voordoet, die bepaling buiten toepassing dient te blijven en de sanctie aan die bestuurder dient te worden opgelegd.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Ik zag geen laad- en losactiviteiten rondom het voertuig. (…)
Gehoord door eerste verbalisant.
Aan betrokkene is de cautie verleend. (…)
Verklaring betrokkene: Ik was aan het laden en lossen.”
5. Daarnaast bevat het dossier een aantal door de ambtenaar gemaakte foto’s van de gedraging. Daarop is te zien dat een lichtgekleurde Subaru met het kenteken [kenteken] met vier wielen op het trottoir staat. In en bij het voertuig zijn geen personen aanwezig.
6. Uit de verklaring van de ambtenaar volgt dat de sanctie is opgelegd nadat er contact was tussen de ambtenaar en de betrokkene. Echter, niet blijkt dat de ambtenaar, nadat hij de betrokkene had staandegehouden en de cautie had gegeven, heeft gevraagd of de betrokkene - als bestuurder - ook daadwerkelijk de gedraging had verricht. Gelet op wat namens de betrokkene (onbetwist) naar voren is gebracht houdt het hof het er daarom voor dat de ambtenaar zelf het vermoeden kreeg dat de betrokkene de bestuurder was geweest van het voertuig en hem met de geconstateerde gedraging heeft geconfronteerd.
7. Nu op basis van de verklaring van de ambtenaar niet kan worden vastgesteld dat de betrokkene de bestuurder van het voertuig was, had de sanctie moeten worden opgelegd aan de kentekenhouder van het voertuig waarmee de gedraging is verricht. Het hof zal beslissen als volgt. Dit brengt mee dat de overige bezwaren van de gemachtigde geen bespreking meer behoeven.
8. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het beroepschrift in hoger beroep dienen in totaal 3 procespunten te worden toegekend. Het hof zal, met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen in administratief beroep en half punt toekennen. De waarde per punt bedraagt voor het administratief beroep € 541,- en voor het (hoger) beroep € 759,-. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.164,75 (= (1,5 x € 541,- x 0,5) + (2 x € 759,- x 0,5)).