ECLI:NL:GHARL:2022:4593

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
Wahv 200.289.475/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • Swart
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging sanctiebeschikking wegens onduidelijkheid over de bestuurder van het voertuig tijdens laad- en loswerkzaamheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zaak betreft een sanctie van € 95,- die was opgelegd aan de betrokkene voor het niet gebruiken van de rijbaan door stil te staan op het trottoir. De gedraging vond plaats op 19 juli 2019 in Haarlem. De gemachtigde van de betrokkene heeft in hoger beroep aangevoerd dat de betrokkene niet de bestuurder van het voertuig was en dat de sanctie daarom ten onrechte was opgelegd. Het hof heeft vastgesteld dat de ambtenaar niet heeft gevraagd of de betrokkene de bestuurder was en dat er geen bewijs was dat de betrokkene daadwerkelijk de gedraging had verricht. Het hof oordeelde dat de sanctie aan de kentekenhouder had moeten worden opgelegd en heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd. Tevens zijn de proceskosten van de betrokkene vergoed tot een bedrag van € 1.164,75. Het hof heeft de advocaat-generaal veroordeeld in deze kosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.289.475/01
CJIB-nummer
: 228181928
Uitspraak d.d.
: 7 juni 2022
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank
Noord-Holland van 11 november 2020, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. R. de Nekker, kantoorhoudende te Heerenveen.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 95,- voor: “niet de rijbaan gebruiken door stil te staan op het trottoir, voetpad, (brom)fietspad of het ruiterpad”. Deze gedraging zou zijn verricht op 19 juli 2019 om 10.06 uur op de Gedempte Oude Gracht (t.h.v. Dubo) in Haarlem met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene wijst erop dat al in administratief beroep is aangevoerd dat de betrokkene weliswaar bezig was met laad- en loswerkzaamheden, maar dat hij niet de bestuurder van het voertuig was. De gedraging is dan ook niet (door de betrokkene) verricht. Daarbij merkt de gemachtigde op dat de ambtenaar de betrokkene niet heeft gevraagd of hij de bestuurder van het voertuig was en dat de betrokkene zich ook nooit als zodanig heeft gepresenteerd.
3. Artikel 5 van de Wahv bepaalt - voor zover hier van belang - dat indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de administratieve sanctie wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Deze bepaling moet aldus worden verstaan dat ingeval zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het motorrijtuig, waarmee de geconstateerde gedraging is verricht, voordoet, die bepaling buiten toepassing dient te blijven en de sanctie aan die bestuurder dient te worden opgelegd.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Ik zag geen laad- en losactiviteiten rondom het voertuig. (…)
Gehoord door eerste verbalisant.
Aan betrokkene is de cautie verleend. (…)
Verklaring betrokkene: Ik was aan het laden en lossen.”
5. Daarnaast bevat het dossier een aantal door de ambtenaar gemaakte foto’s van de gedraging. Daarop is te zien dat een lichtgekleurde Subaru met het kenteken [kenteken] met vier wielen op het trottoir staat. In en bij het voertuig zijn geen personen aanwezig.
6. Uit de verklaring van de ambtenaar volgt dat de sanctie is opgelegd nadat er contact was tussen de ambtenaar en de betrokkene. Echter, niet blijkt dat de ambtenaar, nadat hij de betrokkene had staandegehouden en de cautie had gegeven, heeft gevraagd of de betrokkene - als bestuurder - ook daadwerkelijk de gedraging had verricht. Gelet op wat namens de betrokkene (onbetwist) naar voren is gebracht houdt het hof het er daarom voor dat de ambtenaar zelf het vermoeden kreeg dat de betrokkene de bestuurder was geweest van het voertuig en hem met de geconstateerde gedraging heeft geconfronteerd.
7. Nu op basis van de verklaring van de ambtenaar niet kan worden vastgesteld dat de betrokkene de bestuurder van het voertuig was, had de sanctie moeten worden opgelegd aan de kentekenhouder van het voertuig waarmee de gedraging is verricht. Het hof zal beslissen als volgt. Dit brengt mee dat de overige bezwaren van de gemachtigde geen bespreking meer behoeven.
8. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het beroepschrift in hoger beroep dienen in totaal 3 procespunten te worden toegekend. Het hof zal, met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen in administratief beroep en half punt toekennen. De waarde per punt bedraagt voor het administratief beroep € 541,- en voor het (hoger) beroep € 759,-. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.164,75 (= (1,5 x € 541,- x 0,5) + (2 x € 759,- x 0,5)).

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder voormeld CJIB-nummer de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.164,75.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van Swart als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.