In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder van de kinderen had hoger beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Overijssel, die op 17 december 2021 een machtiging tot uithuisplaatsing had verleend. De kinderen stonden sinds 4 november 2021 onder toezicht van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) en waren op 8 december 2021 met een spoedmachtiging uithuisgeplaatst. De moeder verzocht het hof om de beschikking van de kinderrechter te vernietigen en het verzoek van de GI af te wijzen, of in ieder geval voor een kortere duur toe te wijzen.
Het hof heeft de rechtmatigheid van de uithuisplaatsing beoordeeld en vastgesteld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. De zorgen over de kinderen waren ernstig, waaronder verwaarlozing en een onveilige thuissituatie. De moeder had de kans gekregen om de uithuisplaatsing te voorkomen, maar had niet adequaat meegewerkt aan de geboden hulpverlening. Het hof concludeerde dat de beslissing van de kinderrechter terecht was en bekrachtigde deze. De beschikking is openbaar uitgesproken op 2 juni 2022.