ECLI:NL:GHARL:2022:4514
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de beschikking inzake ouderlijk gezag en afwijzing van verzoeken van de raad voor de kinderbescherming
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beschikking van de rechtbank Gelderland van 15 maart 2021, waarbij de ouders van de minderjarige [de minderjarige] geschorst waren in de uitoefening van het ouderlijk gezag. De zaak betreft een verzoek van de raad voor de kinderbescherming om het gezag van de vader en de stiefmoeder over de minderjarige te beëindigen. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd en de verzoeken van de raad alsnog afgewezen. De ouders, die in hoger beroep waren gekomen, hebben verzocht om de schorsing van hun gezag te beëindigen, maar het hof oordeelde dat de schorsing nog steeds van kracht was en dat de raad niet-ontvankelijk was in zijn verzoek. De uitspraak van de Hoge Raad van 25 maart 2022, die de bevoegdheid van de Nederlandse rechter bevestigde, speelde een cruciale rol in deze beslissing. Het hof concludeerde dat de ouders niet ontvankelijk waren in hun verzoeken en dat de proceskosten door elke partij zelf gedragen moesten worden. De zaak heeft een complexe voorgeschiedenis met meerdere beschikkingen en rechtszaken, zowel in Nederland als in de Verenigde Staten, waarbij de minderjarige betrokken is geweest.