Parketnummer: 21-000696-19
Uitspraak d.d.: 1 juni 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland (locatie Leeuwarden) van
30 januari 2019 met parketnummer 96-114029-18 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 96-010535-17, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] .
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 4 februari 2020, dat heeft geleid tot het tussenarrest van 18 februari 2020, en 18 mei 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde en veroordeling van verdachte tot een geldboete van € 480,- subsidiair 9 dagen hechtenis, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging zal worden toegewezen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. T. van der Goot, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De kantonrechter de verdachte bij voornoemd vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, ter zake van het hem tenlastegelegde vrijgesproken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 6 juni 2018 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, [straat] , geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 96 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door en namens de verdachte is aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Volgens de raadsman dient te worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de verbalisanten. Hiertoe is naar voren gebracht dat verdachte ter plaatse door vele voertuigen is ingehaald. Dit duidt er op dat deze voertuigen ook de maximumsnelheid hebben overschreden, maar deze voertuigen zijn niet aangehouden. Ter onderbouwing hiervan heeft de verdachte zijn bijrijder, [naam] , ter zitting van het hof van 4 februari 2020 als getuige doen horen. Daarbij zijn door de verbalisanten onjuistheden in het proces-verbaal opgenomen. Zo is de meetafstand onjuist en ook het door de verbalisanten genoemde tijdstip van 15:50 is niet juist, hetgeen de verdachte heeft onderbouwd door een viertal schriftelijke getuigenverklaringen over te leggen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Blijkens het proces-verbaal van overtreding heeft verdachte op 6 juni 2018 om 15:50 uur, na correctie, met een snelheid 96 kilometer per uur op de [straat] in [plaats 1] gereden, waarbij de toegestane snelheid 60 kilometer per uur bedroeg. Volgens dit proces-verbaal bedroeg de meetafstand tussen de laser en het gemeten voertuig 3009,40 meter. Naar aanleiding van het tussenarrest van het hof van 18 februari 2020 is door de verbalisanten een aanvullend proces-verbaal d.d. 28 februari 2020 opgemaakt. Hieruit blijkt dat voor wat betreft de ingevoerde meetafstand sprake is geweest van een verschrijving. De juiste meetafstand moet zijn 309,4 meter.
Voorts verklaren de verbalisanten in dit proces-verbaal op welke wijze de lasermeting is verricht, alsmede dat het door hen gemeten voertuig het voertuig betreft dat door de verdachte werd bestuurd. In het aanvullend proces-verbaal d.d. 15 maart 2020 verklaren de verbalisanten dat het in het proces-verbaal van overtreding vermelde tijdstip van 15:50 uur juist is.
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het ten laste gelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze verderop in dit arrest zijn opgenomen. Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en juistheid van de door de verbalisanten uitgevoerde snelheidsmeting en aan hetgeen door hen op ambtsbelofte/ambtseed is geverbaliseerd in het proces-verbaal snelheid en de aanvullende processen-verbaal. De verbalisanten hebben daarin voldoende concreet beschreven wat zij hebben waargenomen en de wijze waarop ze hebben gehandeld. Het hof acht de overgelegde getuigenverklaringen onvoldoende concreet en niet van zodanig gewicht dat aan de verklaringen van de ambtenaren moet worden getwijfeld. Het hof acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
Het hof bezigt met betrekking tot hetgeen aldus aan verdachte is ten laste gelegd de navolgende bewijsmiddelen: