ECLI:NL:GHARL:2022:4485

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
21-000696-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van snelheidsovertreding met bewezenverklaring en veroordeling tot geldboete en ontzegging rijbevoegdheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van een snelheidsovertreding die plaatsvond op 6 juni 2018, waarbij hij met een snelheid van ongeveer 96 kilometer per uur reed op een weg waar de maximumsnelheid 60 kilometer per uur was. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de verdachte alsnog schuldig bevonden aan de overtreding van artikel 62, bord A1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Het hof oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de snelheidsmeting, ondanks de argumenten van de verdediging die stelden dat de meting onjuist was. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 480,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee maanden. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt. Het hof heeft de overschrijding van de redelijke termijn in de fase van het hoger beroep in aanmerking genomen bij de strafoplegging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000696-19
Uitspraak d.d.: 1 juni 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland (locatie Leeuwarden) van
30 januari 2019 met parketnummer 96-114029-18 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 96-010535-17, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 4 februari 2020, dat heeft geleid tot het tussenarrest van 18 februari 2020, en 18 mei 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde en veroordeling van verdachte tot een geldboete van € 480,- subsidiair 9 dagen hechtenis, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging zal worden toegewezen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. T. van der Goot, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De kantonrechter de verdachte bij voornoemd vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, ter zake van het hem tenlastegelegde vrijgesproken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 6 juni 2018 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, [straat] , geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 96 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverweging
Door en namens de verdachte is aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Volgens de raadsman dient te worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de verbalisanten. Hiertoe is naar voren gebracht dat verdachte ter plaatse door vele voertuigen is ingehaald. Dit duidt er op dat deze voertuigen ook de maximumsnelheid hebben overschreden, maar deze voertuigen zijn niet aangehouden. Ter onderbouwing hiervan heeft de verdachte zijn bijrijder, [naam] , ter zitting van het hof van 4 februari 2020 als getuige doen horen. Daarbij zijn door de verbalisanten onjuistheden in het proces-verbaal opgenomen. Zo is de meetafstand onjuist en ook het door de verbalisanten genoemde tijdstip van 15:50 is niet juist, hetgeen de verdachte heeft onderbouwd door een viertal schriftelijke getuigenverklaringen over te leggen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Blijkens het proces-verbaal van overtreding heeft verdachte op 6 juni 2018 om 15:50 uur, na correctie, met een snelheid 96 kilometer per uur op de [straat] in [plaats 1] gereden, waarbij de toegestane snelheid 60 kilometer per uur bedroeg. Volgens dit proces-verbaal bedroeg de meetafstand tussen de laser en het gemeten voertuig 3009,40 meter. Naar aanleiding van het tussenarrest van het hof van 18 februari 2020 is door de verbalisanten een aanvullend proces-verbaal d.d. 28 februari 2020 opgemaakt. Hieruit blijkt dat voor wat betreft de ingevoerde meetafstand sprake is geweest van een verschrijving. De juiste meetafstand moet zijn 309,4 meter.
Voorts verklaren de verbalisanten in dit proces-verbaal op welke wijze de lasermeting is verricht, alsmede dat het door hen gemeten voertuig het voertuig betreft dat door de verdachte werd bestuurd. In het aanvullend proces-verbaal d.d. 15 maart 2020 verklaren de verbalisanten dat het in het proces-verbaal van overtreding vermelde tijdstip van 15:50 uur juist is.
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het ten laste gelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze verderop in dit arrest zijn opgenomen. Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en juistheid van de door de verbalisanten uitgevoerde snelheidsmeting en aan hetgeen door hen op ambtsbelofte/ambtseed is geverbaliseerd in het proces-verbaal snelheid en de aanvullende processen-verbaal. De verbalisanten hebben daarin voldoende concreet beschreven wat zij hebben waargenomen en de wijze waarop ze hebben gehandeld. Het hof acht de overgelegde getuigenverklaringen onvoldoende concreet en niet van zodanig gewicht dat aan de verklaringen van de ambtenaren moet worden getwijfeld. Het hof acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen
Het hof bezigt met betrekking tot hetgeen aldus aan verdachte is ten laste gelegd de navolgende bewijsmiddelen:

1.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van overtreding d.d.

15 juni 2018, met nummer 002321524, op ambtseed respectievelijk ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , surveillanten van politie van de Eenheid Noord-Nederland, dienst Regionale Operationele Samenwerking, Team Verkeer, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van voornoemde verbalisanten:
Ik, [verbalisant 1] , stelde na onderzoek vast dat een persoon een feit pleegde dat is gecodeerd als feitnummer VG040 en dat als volgt omschreven is: overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom van 35 km per uur tot 40 km per uur.
Artikel 62 jo. bord A1 RVV1990
Overtredingsgegevens/waarneming
Datum : 6 juni 2018
Omstreeks : 15:50
Plaats : [plaats 1]
Gemeente : [gemeente]
Locatie : [straat]
Buiten een als zodanig aangeduide bebouwde kom
Soort weg : een weg, niet zijnde een autoweg of autosnelweg, zijnde een voor het openbaar verkeer openstaande weg.
Voertuig : Personenauto
Merk/type : [auto] Kleur: Rood
Kenteken : [kenteken]
De werkelijke snelheid stelde ik vast met behulp van een voor de meting geteste, geijkte en op de voorgeschreven wijze gebruikte snelheidsmeter.
Gemeten (afgelezen) snelheid: 99 km per uur.
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid: 96 km per uur.
Toegestane snelheid: 60 km per uur.
Overschrijding met: 36 km per uur.
Merk/soort meetmiddel: Tru Speed
Serienummer TS005254
Meetafstand 3009,40 m.
Goedkeuring meetmiddel geldig tot: 28 augustus 2018.
De werkelijke snelheid is het resultaat van een, overeenkomstig de geldende Aanwijzing meting snelheidsoverschrijdingen van het college van Procureurs-Generaal, uitgevoerde correctie op de met het meetmiddel gemeten (afgelezen) snelheid.
Verdachte werd staande gehouden en verstrekte de volgende personalia:
Achternaam : [verdachte]
Voornaam : [verdachte]
Geboren : [geboortedatum] te [geboorteplaats]

2.Een in de wettelijke vorm opgemaakt aanvullend proces-verbaal d.d.

28 februari 2020, op ambtseed respectievelijk ambtsbelofte opgemaakt door de onder 1. vermelde ambtenaren, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van voornoemde verbalisanten:

Op 6 juni 2018 omstreeks 15:50 uur waren wij belast met het houden van een laser snelheidscontrole op de [straat] te [plaats 1] , een wegvak gelegen tussen [plaats 2] en [plaats 1] .
Wij, verbalisanten, verrichten de snelheidsmeting ter hoogte van de woning [straat] 13 te [plaats 1] . De snelheidsmeting werd door mij, verbalisant [verbalisant 1] , verricht vanaf de bestuurdersstoel vanuit een opvallend stilstaand, geparkeerd dienstvoertuig via het geopende linker portier raam. Op de passagiersstoel naast mij zat verbalisant [verbalisant 2] . Op het moment van de meting reed het door verdachte bestuurde voertuig in de richting van [plaats 2] naar [plaats 1] . Het gemeten voertuig is aan de achterzijde gemeten.
Door mij, verbalisant [verbalisant 2] , is abusievelijk een meetafstand van 3009,4 meter ingevoerd. De juiste meetafstand moet zijn geweest 309,40 meter. De eerder aangegeven meetafstand van 3009,40 meter is een typefout geweest.
Wij, verbalisanten, zijn voor 100 procent zeker dat het door ons gemeten voertuig, het voertuig is wat door verdachte werd bestuurd namelijk een rode [auto] . Er waren in ieder geval geen andere voertuigen aanwezig van hetzelfde merk en kleur.

3.Een in de wettelijke vorm opgemaakt aanvullend proces-verbaal d.d.

15 maart 2020, op ambtseed respectievelijk ambtsbelofte opgemaakt door de onder 1. vermelde ambtenaren, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van voornoemde verbalisanten:

De datum 6 juni 2018 en het tijdstip 15:50 van de door verdachte gemaakte snelheidsovertreding zijn juist.
Wij verbalisanten kunnen via het Politie Digibon Backoffice systeem zien waar en op welk tijdstip wij een bekeuring hebben ingevoerd in ons digitale systeem.
Wij, verbalisanten, hebben op 6 juni 2018 op de volgende plaatsen en tijdstippen controles en staande houdingen uitgevoerd:
(…).
Van 15:36 uur tot 15:50 uur op de [straat] te [plaats 1] .
Het tijdstip van 15:50 uur op de [straat] te [plaats 1] is het tijdstip dat de door verdachte gepleegde snelheidsovertreding is gepleegd.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 juni 2018 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, [straat] , geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 96 kilometer per uur.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van het bepaalde bij artikel 62, bord A 1 van bijlage I, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een snelheidsovertreding door op 6 juni 2018 de toegestane maximumsnelheid fors te overschrijden. Door zijn handelwijze heeft verdachte de verkeersveiligheid, daaronder begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers, in gevaar gebracht.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 14 april 2022, waaruit blijkt dat verdachte eenmaal eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een snelheidsovertreding.
Tevens heeft het hof gelet op de overschrijding van de redelijke termijn. In deze zaak heeft zich een overschrijding van de redelijke termijn voorgedaan in de fase van het hoger beroep, omdat de strafzaak in hoger beroep niet binnen twee jaren nadat hoger beroep is ingesteld wordt afgerond, zonder dat zich bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan die deze overschrijding rechtvaardigen.
Gelet op al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof oplegging van een geldboete van € 480,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee maanden, passend en geboden.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbankNoord-Nederland opgelegde voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee maanden, parketnummer 96-010535-17. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 62 en 92 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, de artikelen 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 480,00 (vierhonderdtachtig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
9 (negen) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, parketnummer 96-010535-17, te weten van:
ontzegging van de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Aldus gewezen door
mr. E. de Witt, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. L.G. Wijma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. van der Meulen, griffier,
en op 1 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.