ECLI:NL:GHARL:2022:4378

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
200.306.561
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot medewerking bij aanvragen DigiD voor minderjarige in het kader van gezamenlijk gezag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vader om de moeder te bevelen medewerking te verlenen aan het aanvragen van een DigiD voor hun minderjarige kind. De vader stelde dat hij een DigiD nodig had om belangrijke informatie over de minderjarige te kunnen inzien en om zijn rol als vader adequaat te vervullen. De moeder daarentegen betoogde dat een DigiD niet in het belang van de minderjarige is, aangezien deze nog te jong is om zelf gebruik te maken van een DigiD en dat de vader geen recht heeft om zonder overleg met haar informatie te verkrijgen.

Het hof oordeelde dat een DigiD een persoonsgebonden digitale identificatie is en dat, gezien de leeftijd van de minderjarige, het verzoek van de vader niet in het belang van het kind was. Het hof bekrachtigde de eerdere afwijzing van het verzoek door de rechtbank Midden-Nederland en benadrukte dat beide ouders gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de zorg en informatievoorziening omtrent hun kind. De vader had niet voldoende onderbouwd dat de moeder hem niet goed informeert over de minderjarige, en het hof concludeerde dat het hebben van een DigiD voor de minderjarige de problemen tussen de ouders niet zou oplossen. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.306.561
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 527571)
beschikking van 31 mei 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. K. van Doorn te Gilze, gemeente Gilze en Rijen,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.Y.M. Jansse te Zeist.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 17 november 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 31 januari 2022;
- het verweerschrift in hoger beroep met producties;
- een journaalbericht van mr. Jansse van 12 april 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 25 april 2022 plaatsgevonden. Namens de vader is mr. R.G.J. van Kerkhof verschenen, die heeft waargenomen voor de advocaat van de vader. De moeder is verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is een vertegenwoordiger verschenen.

3.De feiten

3.1
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
3.2
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2019 te [woonplaats1] , over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.3
Tussen partijen loopt sinds 14 juli 2020 een procedure over de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] .

4.De omvang van het geschil

4.1
De vader heeft de rechtbank verzocht de moeder te bevelen medewerking te verlenen aan het aanvragen van een DigiD, dan wel de moeder te bevelen de inloggegevens van de DigiD van [de minderjarige] aan de vader te verstrekken, dan wel de vader vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van een DigiD voor [de minderjarige] , uiterlijk binnen zeven dagen na afgifte van de beschikking, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- voor ieder dagdeel dat zij nalatig is aan de in deze te wijzen beschikking te voldoen, tot een maximum van € 10.000,- dan wel een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen; subsidiair te beslissen zoals de rechtbank juist acht. De moeder heeft in haar verweer verzocht de vader te veroordelen in de proceskosten.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek afgewezen en de kosten van de procedure gecompenseerd.
4.2
De vader is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, zo nodig onder aanvulling of verbetering van de rechtsgronden, zijn verzoek om de moeder te bevelen medewerking te verlenen aan het aanvragen van een DigiD voor [de minderjarige] en/of de moeder te bevelen de inloggegevens van de DigiD van [de minderjarige] aan de vader te verstrekken, alsnog toe te wijzen, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor ieder dagdeel dat zij nalatig is aan de beschikking te voldoen, tot een maximum van € 50.000,-, dan wel een bedrag dat het hof juist acht.
4.3
De moeder voert verweer en verzoekt het hof de verzoeken van de vader af te wijzen en de vader te veroordelen in de kosten van het hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als dit, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over hetgeen hiervoor onder 4.2 is vermeld, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
5.3
De vader stelt dat de moeder heeft toegezegd dat zij de vader de inlogcode van de DigiD van [de minderjarige] zou geven, maar daarvan is teruggekomen. Nu de ouders gezamenlijk gezag hebben moeten zij ieder kunnen beschikken over een DigiD voor [de minderjarige] . Het niet over een eigen DigiD beschikken van [de minderjarige] is een handicap voor de invulling van zijn rol als vader van [de minderjarige] . Een eigen digitale identiteit is onmisbaar in het huidige tijdperk. De dienstverlening is daarop ingesteld. Een DigiD is nodig bij belangrijke (medische) aangelegenheden en om in te loggen in het zorgdossier. Op een andere manier informatie van zorgverleners verkrijgen is omslachtig. Als een kind ouder wordt, dan wordt het belang van een eigen DigiD alleen maar groter. Er zijn geen contra indicaties om aan de vader de mogelijkheid te geven over een DigiD van [de minderjarige] te beschikken. De vader zal daar geen misbruik van maken maar heeft dat nodig omdat de moeder hem onvoldoende informeert over [de minderjarige] .
5.4
De moeder is van mening dat een DigiD niet in het belang van [de minderjarige] is. Een DigiD is er om overheid/instanties te laten zien wie je bent. [de minderjarige] heeft daar nog niets mee van doen. Hij kan zelf zijn DigiD nog niet gebruiken en heeft dan ook geen belang bij een eigen DigiD.
Afspraken met het ziekenhuis en andere zorgverleners kan iedere ouder ook zelf bijhouden, daarvoor is geen DigiD nodig. Ook het zorgdossier kun je inzien zonder DigiD. De vader heeft niet onderbouwd dat de moeder hem niet informeert. De moeder heeft gegronde vrees dat als de vader de DigiD (inlog) gegevens van [de minderjarige] heeft, hij acties gaat ondernemen zonder de moeder te informeren. Hij gaat daarover niet in overleg met de moeder maar trekt zijn eigen plan. Zo heeft de moeder door toedoen van de vader geen toegang tot het dossier van [de minderjarige] bij het consultatiebureau. De argumenten die de vader aanvoert zijn geen van allen te scharen onder het belang van [de minderjarige] zelf, maar alleen onder het belang van de vader.
5.5
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat een DigiD een persoonsgebonden ingang biedt naar een digitaal portaal. Een kind in de leeftijd van [de minderjarige] heeft daar niets aan. Ook zonder DigiD is alle informatie met betrekking tot [de minderjarige] door de ouders te verkrijgen. Beide ouders hebben gezag en worden op de hoogte gehouden. Duidelijk is dat er sprake is van een strijd tussen de ouders en dat de communicatie tussen hen slecht is. Het is niet de bedoeling dat de ene ouder de andere blokkeert zodat de andere ouder geen toegang meer heeft om bij een bepaalde instantie informatie op te vragen over [de minderjarige] . [de minderjarige] raakt niet klem of verloren tussen de ouders wanneer hij geen DigiD heeft.
5.6
Het hof is van oordeel dat een DigiD een persoonsgebonden digitale identificatie is waarmee aan de gebruiker de mogelijkheid wordt geboden om bij verschillende instanties informatie te raadplegen of op te vragen. Gelet op zijn leeftijd kan [de minderjarige] zelf geen gebruik maken van zijn DigiD, het is het belang van de vader zelf dat maakt dat hij dit verzoek doet.
De vader heeft aangevoerd dat de moeder hem niet goed informeert over [de minderjarige] . Deze stelling heeft de vader niet nader onderbouwd en, tegenover de betwisting door de moeder, onvoldoende aannemelijk gemaakt. De vader heeft samen met de moeder het gezag over [de minderjarige] . Dit betekent dat de vader bij iedere instantie de gewenste informatie omtrent [de minderjarige] zelf kan opvragen. Daarvoor is een DigiD van [de minderjarige] niet nodig. Naar het oordeel van het hof lost het hebben van een DigiD voor [de minderjarige] de problemen van de ouders niet op. Het is van belang dat zij, met de nodige hulpverlening, er aan werken om samen belangrijke beslissingen aangaande [de minderjarige] te nemen en elk aan hun rol als ouder van [de minderjarige] invulling geven. Het is niet de bedoeling de andere ouder in die rol te blokkeren of dwars te zitten. Dit laatste is, zo blijkt uit de stukken, een enkele keer voorgekomen. Met een DigiD van [de minderjarige] kan iedere ouder afspraken/gegevens digitaal wijzigen, zonder dat de andere ouder daarvan op de hoogte is. Dit acht het hof in elk geval niet in het belang van [de minderjarige] . Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige] is dat beide ouders op gelijke voet informatie bij derden kunnen inwinnen en belangrijke beslissingen samen nemen en elkaar toestemming en/of instemming verlenen.
Het hof zal de verzoeken van de vader in het belang van [de minderjarige] afwijzen.
5.7
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure het uit die relatie geboren kind betreft.
Het hof ziet in het door de moeder gestelde geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 17 november 2021;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, K.A.M. van Os-ten Have en D.J.M. van de Voort, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, en is op 31 mei 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.