ECLI:NL:GHARL:2022:4374

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
200.303.229
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en dwangsom in een familiezaken tussen ouders van minderjarigen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Overijssel, waarin het verzoek van de vader tot het vaststellen van een contact- en omgangsregeling werd afgewezen. De moeder, die in hoger beroep is gegaan, verzoekt het hof om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar alleen te belasten met het gezag over de kinderen. De vader verzet zich hiertegen en stelt dat hij in staat is om beslissingen te nemen voor de kinderen, ondanks zijn gezondheidsproblemen na een hartinfarct. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen, inclusief de rol van de gecertificeerde instelling en de bijzondere curator. De rechtbank had eerder bepaald dat de moeder de vader op de hoogte moest houden van belangrijke zaken omtrent de kinderen, en het hof bevestigt dat deze informatieplicht moet blijven bestaan. Het hof concludeert dat er geen aanleiding is om het gezamenlijk gezag te beëindigen, omdat er onvoldoende bewijs is dat dit in het belang van de kinderen zou zijn. De moeder heeft niet voldaan aan haar informatieplicht, wat de rechtbank en het hof aanleiding geeft om de opgelegde dwangsom te handhaven. De beslissing van de rechtbank wordt dan ook bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.303.229
(zaaknummers rechtbank Overijssel 238180 en 251095)
beschikking van 31 mei 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.E. Kikkert te Enschede,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.C.W. Duiveman te Dalfsen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te Hengelo (O),
verder te noemen: de GI,
en
[de bijzondere curator],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: de bijzondere curator.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 11 november 2019, 22 september 2020, 11 mei 2021 en 27 september 2021, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.
De beschikking van 27 september 2021 wordt hierna ook de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 10 november 2021;
- het verweerschrift met een productie.
2.2
Op 11 april 2022 zijn na te noemen minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verschenen en buiten aanwezigheid van partijen door een lid van het hof gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 21 april 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader,
- een vertegenwoordiger van de GI,
- twee vertegenwoordigers van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder hebben een relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2009, en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2010.
De vader heeft [de minderjarige1] en [de minderjarige2] erkend. De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.2
Bij beschikking van 11 november 2019 heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, als informatieregeling vastgesteld dat de moeder de vader elke twee weken schriftelijk of per e-mail informeert over alle belangrijke feiten en omstandigheden over de kinderen en hem recente foto’s van de kinderen stuurt en iedere verdere beslissing aangehouden in afwachting van een onderzoek door de raad.
3.3
Bij beschikking van 13 januari 2020 is de bijzondere curator als zodanig benoemd en heeft de rechtbank de bijzondere curator verzocht te rapporteren en te adviseren.
3.4
Bij beschikkingen van 22 september 2020 en 11 mei 2021 heeft de rechtbank iedere beslissing aangehouden en de benoeming van de bijzondere curator verlengd.
3.5
Bij afzonderlijke beschikking van 22 september 2020 heeft de rechtbank de kinderen onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van zes maanden, tot 22 maart 2021. Deze ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd, laatstelijk bij beschikking van 7 september 2021 tot 22 september 2022.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader tot het vaststellen van een contact- en omgangsregeling afgewezen, bepaald dat de moeder een aan de vader te betalen dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke keer dat zij niet aan de aan haar bij beschikking van 11 november 2019 opgelegde informatieplicht voldoet en het verzoek van de moeder om haar alleen te belasten met het gezag over de kinderen afgewezen.
De rechtbank heeft verder de beslissing ten aanzien van de informatieplicht en de dwangsom uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof:
I. de bestreden beschikking ten aanzien van het ouderlijk gezag te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder alleen te belasten met het gezag over de kinderen;
II. de bestreden beschikking ten aanzien van de aan de moeder opgelegde dwangsom te vernietigen en (het hof begrijpt:) dit verzoek alsnog af te wijzen;
III. althans een beslissing te nemen als het hof juist acht.
4.3
De vader voert verweer en verzoekt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek in hoger beroep dan wel dit verzoek af te wijzen. De vader heeft geen (incidenteel) hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek tot het vaststellen van een contact- en omgangsregeling.

5.De motivering van de beslissing

Gezag
5.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
De moeder kan zich niet met de bestreden beschikking verenigen ten aanzien van het handhaven van het gezamenlijk gezag. Volgens de moeder is tussen partijen geen communicatie mogelijk en na een hartinfarct is de vader niet in staat om beslissingen voor de kinderen nemen. De hersenschade die hierdoor is ontstaan, is niet te genezen zodat ook geen verbetering te verwachten valt, en de vader houdt onderzoek en hulpverlening af. De moeder neemt alle beslissingen voor de kinderen, in overleg met de GI, want ook binnen de ondertoezichtstelling is het partijen niet gelukt om gezamenlijk tot afspraken te komen. Het gaat nu goed met de kinderen, omdat de moeder de zorg voor hen draagt en zij geen contact hebben met de vader. De moeder staat contactherstel tussen de vader en de kinderen niet in de weg, maar de kinderen willen het zelf niet.
5.3
De vader voert verweer. De vader meent dat de moeder hem uit het leven van de kinderen wil bannen en voelt zich machteloos. De vader heeft sinds zijn hartinfarct wel wat beperkingen, maar hij is prima in staat om vader te zijn en beslissingen voor de kinderen te nemen. De vader meent ook dat de communicatie met de moeder niet goed verloopt, omdat de moeder daartoe niet bereid is. Het is volgens de vader niet in het belang van de kinderen om hem uit hun leven te bannen. Dit zal de kinderen alleen maar meer beschadigen. De vader verleent toestemming als dat wordt gevraagd. Dit wordt ook door de GI bevestigd.
5.4
De raad heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat het moeilijk is een advies te geven over de invulling van het gezag. De kinderen zijn niet blij met de situatie rondom de vader en hebben daar last van. De vader heeft een stap terug gedaan en de moeder is in staat gebleken om beslissingen voor de kinderen te nemen. De raad heeft in dat kader verklaard dat de ontwikkelingen de komende maanden en de hulpverlening eerst moeten worden afgewacht voordat tot een advies kan worden gekomen.
5.5
Net als de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat het gezamenlijk gezag van de ouders in stand dient te blijven. Het hof is van oordeel dat aan geen van beide criteria voor het beëindigen van het gezamenlijk gezag is voldaan. Het hof ziet daarom ook geen aanleiding de beslissing aan te houden in afwachting van de inzet van hulpverlening de komende maanden. De moeder is in staat om beslissingen voor de kinderen te nemen en de vader werkt deze beslissingen niet tegen. Tijdens de mondelinge behandeling is dit door de GI bevestigd. Verder heeft de GI verteld dat het goed gaat met de kinderen en er geen grote zorgen zijn. Anders dan de moeder heeft aangevoerd, bestaat geen aanleiding om vooruit te lopen te lopen op de mogelijkheid dat de vader in de toekomst misschien niet instemt met beslissingen die de moeder neemt. Op dit moment zijn er geen, dan wel onvoldoende aanwijzingen om aan te nemen dat de vader niet zal blijven instemmen met beslissingen van de moeder met betrekking tot de kinderen.
Dwangsom
5.6
Het hof zal het verzoek van de moeder om de beslissing ten aanzien van de dwangsom te vernietigen afwijzen. Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken is duidelijk geworden dat de moeder de vader - ondanks het bestaan van de dwangsom - slechts summier informeert. Zo informeert de moeder de vader niet over belangrijke zaken zoals de keuze voor een middelbare school of het verloop van de Cito-toets, terwijl dit in het kader van een informatieplicht wel van de moeder mag worden verwacht. Net als de rechtbank is het hof van oordeel dat de moeder onder deze omstandigheden een prikkel moet hebben om te vader te blijven informeren, zoals vastgesteld in de beschikking van 11 november 2019.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven van de moeder. Het hof zal de bestreden beschikking, ten aanzien van het gezag en de opgelegde dwangsom, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 27 september 2021, ten aanzien van het gezag en de opgelegde dwangsom.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, E.B. Knottnerus en P.B. Kamminga, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 31 mei 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.