In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland over de teruggaaf van omzetbelasting met betrekking tot de aanschaf van een HRe-ketel. De rechtbank had eerder de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de teruggaaf vastgesteld op € 414. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de beschikking teruggaaf omzetbelasting over 2011, die was vastgesteld op € 184. De Inspecteur had het bezwaar gegrond verklaard en een aanvullende teruggaaf verleend van € 37, maar belanghebbende was het niet eens met de uiteindelijke vaststelling van de teruggaaf.
Het Hof heeft de feiten en het procesverloop in detail bekeken. Belanghebbende had in 2011 zonnepanelen geplaatst en een HRe-ketel aangeschaft. De HRe-ketel, die zowel warmte als elektriciteit produceert, werd door belanghebbende zowel voor zakelijke als privédoeleinden gebruikt. Het geschil draaide om de vraag in hoeverre belanghebbende recht had op aftrek van voorbelasting met betrekking tot de HRe-ketel, en hoe deze aftrek moest worden berekend.
Het Hof oordeelde dat de HRe-ketel als één en ondeelbaar moest worden beschouwd, en dat de aftrek van voorbelasting moest worden berekend op basis van het werkelijke gebruik van de HRe-ketel. Het Hof concludeerde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat zijn berekening van het gebruik van de HRe-ketel correct was. Uiteindelijk oordeelde het Hof dat belanghebbende recht had op een aanvullende teruggaaf van € 50, waardoor de totale teruggaaf op € 464 kwam. Het hoger beroep werd gegrond verklaard, en de Inspecteur werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten.