ECLI:NL:GHARL:2022:4295

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
200.271.978/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake contactherstel tussen vader en kind met hulpverlening

In deze tussenbeschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 24 mei 2022, wordt de situatie van een vader en moeder besproken in het kader van contactherstel met hun kind. Het hof heeft de ouders opnieuw in de gelegenheid gesteld om hulpverlening in te schakelen, gericht op het verbeteren van het contact tussen de vader en zijn kind. De ouders zijn in een conflict verwikkeld, waarbij de moeder zich zorgen maakt over de veiligheid van het kind bij de vader, terwijl de vader zich benadeeld voelt in zijn rol als ouder. Het hof benadrukt het belang van contact tussen het kind en beide ouders en stelt dat de ouders hun verantwoordelijkheden moeten nemen om dit te faciliteren. De raad voor de kinderbescherming heeft eerder rapportages opgesteld, waarin de noodzaak van contactherstel wordt onderstreept. Het hof constateert dat er bij beide ouders belemmeringen zijn die het contact bemoeilijken en dat er geen vooruitgang is geboekt in hun communicatie. De moeder heeft aangegeven behoefte te hebben aan een langere periode van rust, terwijl het hof van mening is dat zij een actieve rol moet spelen in het proces. De vader wordt aangespoord om zijn communicatiestijl te verbeteren. Het hof draagt beide ouders op om psycho-educatie te volgen en professionele hulp in te schakelen. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling na een periode van zes maanden, waarin de raad de voortgang zal onderzoeken en rapporteren over de mogelijkheden voor een omgangsregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.271.978/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 214826)
beschikking van 24 mei 2022
inzake
[verzoeker](de vader),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. J.M. Krommendijk te Zoetermeer,
en
[verweerster](de moeder),
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. T.H. Westerhof-Dijkstra te Zwolle.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 22 juni 2021 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een brief van de raad voor de kinderbescherming (de raad) van 16 maart 2022, met als bijlage het eindverslag van [naam1] van 9 februari 2022;
- een journaalbericht namens de vader van 6 april 2022 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 6 april 2022 met bijlage(n).
1.3
Het hof ziet geen aanleiding om een nadere mondelinge behandeling te gelasten en zal, zoals ook is overwogen in voormelde tussenbeschikking, een beslissing geven op de stukken.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van
22 juni 2021, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof de raad verzocht het hof te informeren en adviseren over de voortgang en het vervolg van het traject van statusvoorlichting bij [naam1] .
2.3
Uit het verslag van [naam1] blijkt onder meer het volgende.
Uitgangspunt is dat ieder kind recht heeft op verbinding met beide ouders en dat de ouders verantwoordelijk zijn om dit mogelijk te maken. Na verschillende intense gesprekken is gebleken dat de ouders lijnrecht tegenover elkaar staan, beschadigd zijn door wat zij hebben meegemaakt, elkaar verwijten maken en dat er geen ruimte lijkt te zijn voor beweging. De moeder is kwetsbaar en het traject vraagt veel van haar. Zij wordt snel getriggerd door wat zij hoort en ervaart en de gesprekken stagneren als het gaat over de rechten van [de minderjarige] . De moeder benadrukt dat het traject alleen over statusvoorlichting gaat en dat er van begeleid contact tussen [de minderjarige] en de vader geen sprake kan zijn. Zij komt niet van de gedachte af dat de vader gevaarlijk is en dat zij [de minderjarige] tegen hem moet beschermen. De zorgen van de moeder over de manier waarop de vader zich opstelt blijven groot, omdat zij hierin geen verandering ziet. Daar tegenover heeft de vader grote zorgen over de onveilige omstandigheden waarin [de minderjarige] opgroeit bij de moeder en het recht wat haar door de moeder wordt ontnomen om contact met hem te hebben. Uit het verslag blijkt dat de vader zich meewerkend opstelt en goed is te volgen in zijn behoefte aan contact en zijn gevoel van onmacht, maar ook dat hij dreigend en overweldigend kan overkomen. De drang om onderdeel uit te maken van [de minderjarige] ’s leven uit zich vaak in uitgebreide mailberichten en betogen na elk gesprek. Het is de hulpverlening niet gelukt om tot een voor de moeder haalbaar voorstel te komen om uiteindelijk contact tussen de vader en [de minderjarige] mogelijk te maken of om een gezamenlijk verhaal over de vader te maken voor [de minderjarige] . Met de ouders is daarom afgesproken dat zij ieder afzonderlijk een verhaal schrijven voor [de minderjarige] over hun eigen ouderschap. De vader heeft dit inmiddels per brief gedaan op een mooie en passende manier die aansluit bij [de minderjarige] . De moeder gaat een verhaal maken met ondersteuning van haar psycholoog. Geadviseerd wordt om ten aanzien van de positie van de vader in [de minderjarige] ’s leven in de toekomst geen beroep te doen op de moeder, maar te zoeken naar andere mogelijkheden zoals het inzetten van een neutrale derde partij als tussenpersoon.
2.4
De raad verwijst voor de mogelijkheden van de ouders naar het verslag van [naam1] en vindt dat een aanvullend raadsonderzoek nu geen meerwaarde heeft. In eerdere rapporten, waaronder het rapport van 1 maart 2021, heeft de raad onder meer aangegeven dat het voor de ontwikkeling van [de minderjarige] goed en belangrijk is dat zij contact heeft met haar beide ouders, dat zij zich een eigen vaderbeeld kan vormen en dat via een stappenplan aan contactherstel gewerkt kan worden.
2.5
Het hof constateert dat het advies van [naam1] tweeledig is. Aan de ene kant dienen beide ouders een positie te krijgen in [de minderjarige] ’s leven en aan de andere kant dient de moeder niet (verder) te worden belast zodat zij sterk genoeg blijft om haar zorgtaak ten aanzien van [de minderjarige] te kunnen blijven uitvoeren. Duidelijk is dat er bij beide ouders belemmeringen zitten, dat zij elkaar als ouder diskwalificeren en dat gedurende het traject bij [naam1] in de opstelling van de ouders geen verandering is gekomen. De moeder heeft geen enkel vertrouwen in de vader en vanwege de voortdurende spanningen bij alleen al de gedachte aan omgang vindt er inmiddels al bijna zeven jaar geen omgang tussen [de minderjarige] en de vader plaats. Het hof ziet een oprechte angst en weerstand bij de moeder tegen elke actie die zou kunnen leiden tot contact en vraagt zich dan ook af hoe deze diepgewortelde complexe dynamiek tussen de ouders doorwerkt en/of zal doorwerken op [de minderjarige] op het moment dat de vader daadwerkelijk een rol krijgt in haar leven. Tegelijkertijd zijn het hof geen signalen in de persoon van de vader gebleken die het ontzeggen van contact rechtvaardigen. De vader is kennelijk ook in staat om (al een lange periode) wekelijks omgang met zijn andere dochter te hebben.
De moeilijkheid zit hem in hoe ouders op elkaar inwerken, de problematische relatie tussen hen vanuit het verleden en de heftige gebeurtenissen, waarop zij ieder een andere visie hebben. Zonder af te doen aan de impact hiervan op de ouders is het hof echter van oordeel dat het niet zo kan zijn dat deze situatie jarenlang onveranderd voortduurt en dat de moeder op geen enkele manier in beweging komt. Het hof twijfelt er niet aan dat het (ogenschijnlijk) goed gaat met [de minderjarige] bij de moeder en haar partner thuis, dat zij goed wordt verzorgd en dat de moeder vanuit haar perspectief het beste met [de minderjarige] voor heeft. In zoverre volgt het hof de vader niet in zijn zorgen hierover. Maar het hof benadrukt dat het een fundamenteel recht is van ieder kind om contact met en betrokkenheid van beide ouders te hebben en te ervaren; weten wie je moeder en vader zijn. Wanneer hierin (al vanaf jonge leeftijd) iets mis gaat, is de kans groot dat er problemen ontstaan met het zelfbeeld en het aangaan van relaties, dat een opgroeiend kind moeite heeft met vertrouwen en met (gezond) loskomen van of zich juist keren/afzetten tegen de verzorgende ouder, welke problemen meestal ontstaan tijdens de adolescentie. Het opgroeien zonder (biologische) vader en met een door de moeder ingekleurd beeld van de vader zal een schadelijk effect hebben op de identiteitsontwikkeling en hechting van [de minderjarige] . Zolang de ouders elkaar over en weer als ouders van [de minderjarige] afwijzen, wijzen zij in feite ook een deel van [de minderjarige] af. Vanwege de bezorgde en (over)beschermende houding van de moeder krijgt de vader geen kans om het beeld dat de moeder heeft bij te stellen en krijgt [de minderjarige] geen mogelijkheid zich een eigen beeld, laat staan een positief beeld, van de vader te vormen. Wat er ook zij van de bedenkingen van de moeder richting de vader, [de minderjarige] krijgt vroeg of laat de rekening gepresenteerd voor het feit dat haar de mogelijkheid is ontnomen om een beeld van en band met haar vader op te bouwen.
2.6
De moeder stelt dat zij behoefte heeft aan een nog langere periode van rust (een jaar of vier) voor het creëren van een veilige setting voor [de minderjarige] om de verbinding met de vader te zoeken. Tegen die tijd is [de minderjarige] ouder en daardoor weerbaarder, aldus de moeder. Het hof merkt in dit verband op - gelet op de jonge leeftijd van [de minderjarige] en haar grote afhankelijkheid van de moeder - dat juist de moeder, als ouder en volwassene, een essentiële rol speelt in dit proces en dat zij inmiddels ruimschoots de tijd heeft gehad om de situatie te doorbreken en tot oplossingen te komen. Alle mogelijkheden, adviezen en hulpverleningstrajecten die de ouders hierin zijn geboden hebben echter tot niets geleid. Naarmate de tijd verstrijkt zal de situatie rondom het (ontbreken van) contact tussen de vader en [de minderjarige] en het beeld dat zij meekrijgt over haar vader, alleen maar tot verdere verwijdering tussen hen leiden.
2.7
Aan de andere kant is het hof het met de moeder eens dat ook van de vader het een en ander mag worden verwacht. De vader is volhardend in zijn verwijtende en afkeurende houding richting de moeder en uit de stukken, waaronder het recente verslag van [naam1] , blijkt dat aan zijn manier van communiceren nog veel te verbeteren valt. De situatie maakt de vader wanhopig en hij doet zijn best om een rol te kunnen spelen in het leven van [de minderjarige] , maar vanuit zijn emoties kan hij soms (verbaal) doorslaan. Het hof ziet een patroon waarbij de vader alle stukken, verslagen en correspondentie tot in de punten uitkauwt en daardoor verzandt in de details. Dit heeft een averechts effect, omdat het gesprek waar het echt over zou moeten gaan hierdoor wordt vertroebeld en vertraagd, waarbij de essentie, namelijk het belang van [de minderjarige] , uit het oog wordt verloren.
2.8
Het hof sluit zich aan bij de visie van [naam1] dat [de minderjarige] er recht op heeft dat haar beide ouders een rol spelen in haar leven en dat begeleiding van een neutrale derde partij hierbij nodig is, omdat direct contact tussen de ouders niet haalbaar lijkt te zijn.
Zowel de vader als de moeder zullen stappen moeten zetten om contact tussen de vader en [de minderjarige] mogelijk en veilig te maken. Van groot belang hierbij is dat de moeder bereid en in staat is om [de minderjarige] de ruimte en de nodige begeleiding te geven. In de tussenbeschikking van 22 juni 2021 heeft het hof de ouders onder meer verzocht om zich door middel van psycho-educatie te laten voorlichten over hoe het is om op te groeien zonder één van je biologische ouders, wat de gevolgen hiervan zijn voor de ontwikkeling van een kind en wat het effect is van hun eigen houding en gedrag in dit verband. Nu niet gebleken is dat de ouders hiermee iets hebben gedaan, draagt het hof beide ouders nogmaals uitdrukkelijk op om hiermee aan de slag te gaan, en om daarnaast professionele individuele hulp in te schakelen. De vader moet deze hulp gebruiken voor het verbeteren van zijn manier van communiceren, het leren omgaan met kritiek en emoties, en het krijgen van meer zelfinzicht op deze punten. Bij de moeder dient de hulp erop gericht te zijn om in beweging te komen en in het belang van [de minderjarige] voorbij haar eigen gevoelens en ervaringen te kijken. Daarnaast draagt het hof de ouders op om samen met de bij hen betrokken hulpverlening te onderzoeken welke neutrale partij op welke manier een rol kan spelen bij (de opbouw van) het contact, waarbij de ouders elkaar niet hoeven tegen te komen. Het hof benadrukt de urgentie van voormelde hulpverlening, zodat er binnen afzienbare tijd zicht komt op welke rol de vader in het leven van [de minderjarige] kan spelen en wat beide ouders nodig hebben om tot een minimale/indirecte vorm van communicatie te komen om aan statusvoorlichting en contactherstel te werken.
2.9
Het hof zal de ouders opnieuw in de gelegenheid stellen om de benodigde hulpverlening in te schakelen (individueel en ten behoeve van psycho-educatie) en na te denken over reële mogelijkheden voor de inzet van een neutrale derde partij bij het proces van contactherstel. Het hof zal de behandeling van de zaak hiertoe aanhouden en de raad verzoeken om na een periode van
6 maanden(
eind november 2022) de voortgang en de hiervoor onder 2.8 genoemde aandachtspunten voor de vader en de moeder te onderzoeken en met hen te bespreken en het hof vervolgens
na 3 maanden(
uiterlijk 21 februari 2023), door middel van een verkort rapport te informeren en adviseren over de mogelijkheden (qua opbouw, inhoud en begeleiding) van een omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de vader, die ondanks de gecompliceerde verhouding tussen de ouders voldoende veiligheid biedt voor [de minderjarige] .
2.1
Na ontvangst van het (brief)rapport van de raad zal het hof de ouders in de gelegenheid stellen om daarop
binnen twee wekeninhoudelijk te reageren. Het hof zal daarna in beginsel de zaak op de stukken afdoen, tenzij het hof, al dan niet op gemotiveerd verzoek van één van partijen, anders beslist. In afwachting van het (brief)rapport van de raad en de eventuele reacties daarop, zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden.
Het verzoek tot ondertoezichtstelling
2.11
De vader heeft het hof aanvullend verzocht (bij akte van uitlating van 6 april 2022) de raad opdracht te geven tot het instellen van een verzoek tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige] . Het hof zal dit verzoek afwijzen nu het hof een dergelijke bevoegdheid niet toekomt. Het verzoek is, met andere woorden, niet op de wet gegrond.
2.12
Het hof benadrukt in dit verband nog dat door deze beslissing na een periode van een half jaar wordt bekeken welke concrete stappen de ouders hebben gezet en dat hieraan de gevolgen kunnen worden verbonden die (door de raad en/of het hof) geraden worden geacht.
Indien de raad daartoe aanleiding ziet, bijvoorbeeld als er op dat moment ernstige zorgen zijn over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [de minderjarige] vanwege het conflict tussen haar ouders en het ontbreken van contact met haar vader, kan het raadsonderzoek worden uitgebreid tot een beschermingsonderzoek.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
wijst af het verzoek van de vader om de raad opdracht te geven tot het instellen van een verzoek tot ondertoezichtstelling;
en alvorens verder te beslissen:
draagt de ouders op om psycho-educatie te volgen en individuele hulpverlening in te schakelen (met inachtneming van hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 2.8), en naar concrete mogelijkheden te kijken wat betreft de inzet van een neutrale derde partij bij het proces van contactherstel;
verzoekt de raad om
6 maandenna heden (
eind november 2022) de voortgang en aandachtspunten voor de ouders te onderzoeken en het hof
na drie maanden(
uiterlijk
21 februari 2023), te informeren en te adviseren over de mogelijkheden van een omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de vader (zie 2.9);
bepaalt dat na ontvangst van de informatie van de raad de ouders de gelegenheid hebben om daarop
binnen twee wekente reageren;
bepaalt dat deze zaak daarna in beginsel op de stukken zal worden afgedaan, tenzij het hof aanleiding ziet anders te beslissen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.M. Dölle, J.G. Idsardi en J.G. Knot, bijgestaan door mr. E. Klijn als griffier, en is op 24 mei 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.