ECLI:NL:GHARL:2022:4252

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
21/01502
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en belastingrente met betrekking tot economische eigendom van een woning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 24 augustus 2021 het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende had een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen voor het jaar 2018, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.866. De inspecteur van de Belastingdienst had na bezwaar het belastbare inkomen verlaagd tot € 45.228 en de belastingrente tot € 12. Belanghebbende ging hiertegen in beroep bij de rechtbank, maar deze verklaarde het beroep ongegrond.

Tijdens de zitting op 18 mei 2022 te Arnhem, werd door de inspecteur aangegeven dat alle waardeveranderingen van de woning, gelegen aan [adres] te [woonplaats], sinds 15 september 2010 alleen belanghebbende aangaan. Tevens werd gesteld dat belanghebbende sinds 24 augustus 2012 het volledige woongenot van de woning heeft, wat betekent dat hij ook de volledige economische eigendom heeft. Dit leidde tot de conclusie dat de rente op de lening bij [de bank] volledig aftrekbaar is als kosten voor de eigen woning, wat resulteert in een verlaging van het belastbare inkomen met € 2.700.

Het hof verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank. De aanslag werd verlaagd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.528, en de belastingrente werd dienovereenkomstig aangepast. Tevens werd de inspecteur gelast om het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 24 mei 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 21/01502
uitspraakdatum: 24 mei 2022
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 augustus 2021, nummer AWB 20/6397, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

Procesverloop

Aan belanghebbende is voor het jaar 2018 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.866. Bij beschikking is belastingrente berekend van € 14.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het belastbare inkomen uit werk en woning verminderd tot € 45.228 en de belastingrente dienovereenkomstig verminderd tot € 12.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 mei 2022 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en, namens de Inspecteur, [naam1] en [naam2] .

Overwegingen

Na een debat ter zitting heeft de Inspecteur aangegeven te kunnen instemmen met de zienswijze dat vanaf 15 september 2010 alle waardeveranderingen van de woning [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) alleen belanghebbende aangaan, en dat belanghebbende sinds 24 augustus 2012 het volledig woongenot van de woning heeft, zodat in ieder geval vanaf dat laatste tijdstip belanghebbende ook de volledige economische eigendom van de woning heeft. Op die grond komt de rente op de lening bij [de bank] geheel in aftrek als aftrekbare kosten voor de eigen woning. Dit betekent dat het belastbare inkomen uit werk en woning dient te worden verminderd met € 2.700.
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.
Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, dient de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht te vergoeden.
Niet gesteld of gebleken is dat belanghebbende voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt.

Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– verklaart het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep gegrond,
– vernietigt de uitspraken van de Inspecteur,
– vermindert de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.528,
– vermindert het verzamelinkomen dienovereenkomstig,
– vermindert de belastingrente dienovereenkomstig en
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 48 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 134 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.J.M. van Kempen, voorzitter, mr. R.A.V. Boxem en mr. T.H.J. Verhagen, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier.
De beslissing is op 24 mei 2022 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen.
(E.D. Postema)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 25 mei 2022
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.