ECLI:NL:GHARL:2022:425

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
200.297.776
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van een omgangsregeling bij ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 januari 2022 een tussenbeschikking gegeven inzake de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige, die onder toezicht is gesteld. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft grieven ingediend tegen de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin een voorlopige omgangsregeling was vastgesteld. De rechtbank had bepaald dat de minderjarige bij de vader verbleef onder bepaalde voorwaarden, maar de moeder verzocht om een wijziging van deze regeling. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 december 2021 werd duidelijk dat de omgang tussen de vader en de minderjarige, die begeleid wordt door een instantie, goed verloopt. De ouders zijn het erover eens dat de omgang kan worden uitgebreid, maar de moeder heeft zorgen over de opvoedsituatie bij de vader. Het hof heeft besloten om de beslissing over de definitieve omgangsregeling aan te houden totdat er meer informatie beschikbaar is, waaronder de resultaten van een persoonlijkheidsonderzoek van de minderjarige. In de tussentijd heeft het hof een voorlopige regeling vastgesteld waarbij de omgang tussen de vader en de minderjarige minimaal vier uur per twee weken zal zijn, met de mogelijkheid tot uitbreiding afhankelijk van de beoordeling van de gezinsvoogd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft de GI verzocht om het hof schriftelijk te informeren over de actuele stand van zaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.297.776
(zaaknummer rechtbank Gelderland 377157)
beschikking van 20 januari 2022
inzake
[verzoekster],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.P. Niemeijer te Zutphen,
en
[verweerder],
wonende in [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. W.F. Boland-van Hal te Zutphen.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd in Arnhem,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 10 november 2020 en 28 april 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 28 april 2021 wordt hierna ‘de bestreden beschikking’ genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 27 juli 2021;
  • het verweerschrift met productie;
  • een brief van de GI van 24 november 2021;
  • een journaalbericht van mr. Niemeijer van 24 november 2021 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Boland-van Hal van 25 november 2021 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Boland-van Hal van 29 november 2021 met productie;
  • een journaalbericht van mr. Niemeijer van 2 december 2021 met productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 9 december 2021 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
  • [naam1] , namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
De GI heeft een oproep voor de mondelinge behandeling ontvangen, maar er was namens de GI niemand aanwezig.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2015 in [woonplaats2] , over wie de moeder van rechtswege alleen het gezag uitoefent.
3.2
Bij beschikking van 10 november 2020 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, de raad verzocht onderzoek te doen naar het gezamenlijk gezag en de omgangs/zorgregeling en een voorlopige omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] vastgesteld, die kort gezegd inhoudt dat [de minderjarige] een keer per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur en in de laatste week van de maand op dinsdagmiddag om 14.45 uur vanaf de BSO tot na het eten bij de vader verblijft.
3.3
De raad heeft op 8 maart 2021 gerapporteerd en heeft de rechtbank geadviseerd de beslissing over het gezag en de omgang aan te houden voor de duur van twaalf maanden. De raad heeft het onderzoek uitgebreid met een kinderbeschermingsonderzoek en heeft partijen verwezen naar de vrijwillige hulpverlening.
3.4
De raad heeft het kinderbeschermingsonderzoek na de bestreden beschikking in verband met nieuwe ontwikkelingen heropend en heeft op 2 juli 2021 aanvullend gerapporteerd. In dit raadsrapport verzoekt de raad de rechtbank [de minderjarige] onder toezicht te stellen van de GI voor de periode van 12 maanden.
3.5
Bij beschikking van 12 juli 2021 heeft de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, [de minderjarige] onder toezicht van de GI gesteld tot 12 juli 2022.
3.6
Bij -in zoverre uitvoerbaar bij voorraad verklaard- vonnis in kort geding van 16 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter voor zover hier van belang de tenuitvoerlegging van de bij de bestreden beschikking vastgestelde omgangsregeling geschorst totdat hier in hoger beroep op is beslist. De voorzieningenrechter heeft als voorlopige omgangsregeling vastgesteld dat [de minderjarige] minimaal een keer per twee weken 2 uur bij de vader verblijft onder begeleiding van [naam2] of een andere instantie, totdat een gezinsvoogd is aangesteld, waarna de aard, de frequentie, de duur van de contacten en de wijze van begeleiding worden bepaald door de gezinsvoogd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – bestreden beschikking heeft de rechtbank als omgangsregeling vastgesteld dat [de minderjarige] bij de vader verblijft:
  • wekelijks op vrijdagmiddag uit school, buiten het omgangsweekend tot na het eten;
  • eenmaal per veertien dagen een weekend van vrijdagmiddag uit school tot zondag 17:00 uur;
  • gedurende de meivakantie 2021 van 30 april 2021 tot 4 mei 2021 17:00 uur;
  • gedurende de zomervakantie 2021 van 23 juli 2021 17:00 uur tot 30 juli 2021 16:30 uur en van 1 augustus 2021 17:00 uur tot 8 augustus 2021 16:30 uur.
De rechtbank heeft verder kinderalimentatie vastgesteld en heeft het meer of anders verzochte – waaronder het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag – afgewezen.
4.2
De moeder is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven zien op de omgang. De moeder verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking (het hof begrijpt) gedeeltelijk te vernietigen en als omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] vast te stellen dat [de minderjarige] gedurende twee uur per veertien dagen bij de vader verblijft met begeleiding van [naam2] , althans een omgangsregeling die het hof juist acht, kosten rechtens.
4.3
De vader voert verweer en verzoekt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken in hoger beroep, dan wel die verzoeken af te wijzen en de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure.

5.De motivering van de beslissing

Aanhouding
5.1
De rechter stelt op verzoek van de ouders of van één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
Ingevolge 1:377a lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ontzegt de rechter het recht op omgang slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van
het kind, of
b. de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang
met zijn ouder heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
5.2
Het hof kan op dit moment nog geen eindbeslissing nemen over de omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] . In de volgende overwegingen legt het hof uit waarom.
5.3
Tijdens de mondelinge behandeling hebben de ouders het hof ingelicht over de actuele situatie van [de minderjarige] . Na de beschikking in kort geding van 16 augustus 2021 is tussen [de minderjarige] en de vader begeleide omgang opgestart. [de minderjarige] heeft sindsdien eens in de twee weken op zaterdag twee uur omgang met de vader. Deze omgang wordt begeleid door [naam2] . De ouders vinden allebei dat de begeleide omgang goed verloopt. [de minderjarige] gaat met plezier naar de vader en geniet van de tijd die ze samen hebben. De vader wil graag meer tijd met [de minderjarige] hebben. De moeder heeft nog wel zorgen over de opvoedsituatie bij de vader, maar zij vindt ook dat de omgang in duur wel uitgebreid kan worden. De moeder vindt het belangrijk dat de omgang begeleid is en blijft.
5.4
Daarnaast heeft de moeder verklaard dat [naam3] binnenkort begint met een persoonlijkheidsonderzoek voor [de minderjarige] . De verwachting is dat dit onderzoek in januari 2022 kan starten.
5.5
De GI heeft het hof in de brief van 24 november 2021 laten weten dat zij op dit moment nog geen standpunt over een definitieve omgangsregeling kan innemen. De GI heeft nog onvoldoende zicht op de thuissituaties van de vader en de moeder.
5.6
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat er op dit moment niet genoeg informatie is om een eindbeslissing te nemen over de omgangsregeling. Daarvoor is nodig dat het hof kan kennisnemen van de resultaten van het onderzoek van [naam3] en het standpunt van de GI. De verwachting is dat over een paar maanden daarover duidelijkheid bestaat. Het hof zal de beslissing in hoger beroep daarom aanhouden zoals in het dictum vermeld.
Voorlopige omgangsregeling
5.7
Het hof ziet wel aanleiding om de begeleide omgang intussen uit te breiden. De omgang tussen [de minderjarige] en de vader verloopt al een aantal maanden goed. Het hof is van oordeel dat het wenselijk is dat [de minderjarige] en de vader meer tijd met elkaar doorbrengen. Het hof zal bepalen dat [de minderjarige] en de vader minimaal vier uur per twee weken begeleide omgang hebben. Deze vier uur kunnen op één dag gepland worden, maar ook worden verdeeld over bijvoorbeeld twee dagen.
5.8
Het hof overweegt dat de GI de regie heeft over de omgangsregeling. In het vonnis van 16 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de aard, de frequentie, de duur van de contacten en de wijze van begeleiding worden bepaald door de gezinsvoogd. Het hof zal deze formulering ook opnemen in het dictum van deze beschikking. Dit betekent dat de omgangsregeling met in acht neming van het onder 5.7 bepaalde de komende periode ook uitgebreid of aangepast zou kunnen worden, als de GI dat wenselijk vindt.
5.9
Met het vaststellen van deze voorlopige omgangsregeling komt de voorlopige omgangsregeling die is vastgelegd in het vonnis van 16 augustus 2021 te vervallen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
stelt als voorlopige omgangsregeling vast dat [de minderjarige] en de vader minimaal vier uur per twee weken begeleide omgang met elkaar hebben, waarbij de aard, de frequentie, de duur van de contacten en de wijze van begeleiding worden bepaald door de GI;
verklaart de beslissing ten aanzien van de voorlopige omgangsregeling uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing aan tot de mondelinge behandeling van
7 april 2022 om 11:00 uur;
verzoekt de GI om het hof
uiterlijk 24 maart 2022schriftelijk te informeren over de actuele stand van zaken en het standpunt van de GI.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, E.B. Knottnerus en L. Hamer, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier en is op 20 januari 2022 uitgesproken door mr. E.B. Knottnerus in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.