Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[woonplaats](hierna: belanghebbende) en
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
Bovengenoemde aannemers en opdrachtgevers verklaren hierbij als volgt te zijn overeengekomen:
De ondergetekenden:
Volgens een akte van 15-10-2009 kopen [belanghebbende] en [naam5] voor € 4.635.758, 204.77.11 ha land, van [naam8] BV. Volgens een akte van 09-03-2010 verkopen [belanghebbende] en [naam5] dit land voor dezelfde prijs aan [naam12] en [naam6] . De hierboven vermelde personen drijven samen een onderneming onder de naam Vof [naam7] . Op de gekochte landerijen stonden robinia bomen. Door de kopers zijn de gekochte landerijen weer geschikt gemaakt voor de landbouw. De waardesprong die gemaakt wordt door de landerijen geschikt te maken voor de landbouw kan niet onder de landbouwvrijstelling vallen. (…)”.
3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.Beoordeling van het geschil
voortzettingvan de aanwending van de grond in het kader van een landbouwbedrijf. Het feit dat de grond, blijkens het gemeentelijke bestemmingsplan, een agrarische bestemming had, maakt het vorenoverwogene niet anders. De omstandigheid dat belanghebbende de grond heeft aangekocht voor een marktconforme prijs, doet dat evenmin. Die laatste omstandigheid duidt er veeleer op dat de grond is aangekocht als bosgrond en dat de ontstane waardestijging van de grond ten opzichte van de aankoopprijs van de grond als bosgrond, niet is ontstaan in het kader van aanwending in het landbouwbedrijf, maar het gevolg is van bestemmingswijziging. Dat laatste wordt overigens ook ondersteund door de hiervoor – onder 2.10 – bedoelde taxatie door [naam14] naar de wevab van de grond per 15 oktober 2009 en 9 maart 2010 op € 7.229.000, welke veel hoger is dan de aankoopprijs door belanghebbende. Ook in het door belanghebbende overgelegde taxatierapport van [naam15] , d.d. 20 augustus 2021, waarbij de grond op waardepeildata 15 oktober 2009 en 9 maart 2010 is gewaardeerd op € 5.454.113,45, is de vastgestelde wevab, wat daar ook van zij, aanzienlijk hoger dan de hiervoor – onder 2.3 – bedoelde aankoopprijs.
“Op de gekochte landerijen stonden robinia bomen. Door de kopers zijn de gekochte landerijen weer geschikt gemaakt voor de landbouw. De waardesprong die gemaakt wordt door de landerijen geschikt te maken voor de landbouw kan niet onder de landbouwvrijstelling vallen. (…)”. Ook dat duidt er, naar het oordeel van het Hof, op dat ook de Inspecteur ervan uitgegaan is dat belanghebbende de gronden vanaf de datum van aankoop heeft aangewend in het kader van zijn landbouwbedrijf. Voor die situatie heeft de Inspecteur verklaard dat de Rechtbank de bestreden aanslag op het juiste bedrag heeft vastgesteld. Het hoger beroep van de Inspecteur is derhalve ongegrond.
5.Proceskosten
6.Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).