ECLI:NL:GHARL:2022:4105

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
23 mei 2022
Zaaknummer
21-002378-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en bevestiging van vonnis in strafzaak met betrekking tot cybercriminaliteit en gewoontewitwassen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1997, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vierentwintig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, voor het als medepleger beschikbaar stellen en verhandelen van miljarden inloggegevens en gewoontewitwassen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing over het beslag, maar het vonnis voor het overige bevestigd. Het hof heeft de straf verlaagd naar achttien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Het hof heeft de rechtbank op drie punten verbeterd, waaronder de weergave van bewijsmiddelen en de kwalificatie van het bewezenverklaarde. De verdachte was betrokken bij de website Weleakinfo.com, waar miljoenen inloggegevens werden verhandeld, en het hof heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de cybercriminaliteit zwaar meegewogen in de strafmaat. Het hof heeft ook de beslissing over het beslag herzien, waarbij diverse in beslag genomen voorwerpen zijn verbeurd verklaard, terwijl andere voorwerpen aan de verdachte zijn teruggegeven. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een krachtige reactie op digitale criminaliteit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002378-21
Uitspraak d.d.: 24 mei 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht van 12 mei 2021 met parketnummer 05-189015-20 in de strafzaak tegen

[Voornamen en achternaam verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 mei 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.H.J. van Dooijeweert, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de verdachte bij vonnis van 12 mei 2021, waartegen het hoger beroep is gericht, voor – kort gezegd – het als medepleger beschikbaar stellen en verhandelen van miljarden inloggegevens en het medeplegen van gewoontewitwassen van het daarmee verdiende geld veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze en (grotendeels) op juiste gronden heeft beslist. Hetgeen daartegen door en namens verdachte is aangevoerd brengt het hof – mede gelet op de overwegingen van de rechtbank op die punten en gelet op de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, waarvan het hof geen reden heeft om aan de juistheid en betrouwbaarheid te twijfelen – niet tot andere beschouwingen of beslissingen dan de rechtbank. Het hof zal het vonnis daarom bevestigen, met verbetering van de gronden ten aanzien van een deel van de weergave van de bewijsmiddelen en de kwalificatie van het bewezenverklaarde onder 2, behalve voor zover het betreft de strafoplegging en de beslissing ten aanzien van het beslag. Ten aanzien van die onderdelen van het vonnis komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd.

Verbetering van gronden

Het hof zal de verbeteringen van de gronden van het vonnis hieronder vermelden.
In de weergave van het bewijsmiddel 'een proces-verbaal van verhoor verdachte op 17 januari 2020', zoals opgenomen op pagina 7 van het vonnis, staat als verklaring van verdachte de volgende zin opgenomen: ''Ik heb geen betrokkenheid bij de hack bij Canva.com.'' Naar het oordeel van het hof bevat deze zin geen voor de bewezenverklaring redengevende feiten of omstandigheden. Het hof zal het vonnis daarom in die zin verbeteren dat deze zin zal worden doorgehaald.
In de weergave van het bewijsmiddel 'een proces-verbaal van bevindingen', zoals opgenomen op pagina 9 van het vonnis, staat de volgende zin opgenomen: ''Het account gerelateerd aan [kenmerk e-mailadres] @WU.design: [kenmerk e-mailadres] .'' Uit het bewijsmiddel op pagina 302 van het dossier leidt het hof af dat hier sprake is van een kennelijk verschrijving door opname van de letters 'WU' in plaats van 'WLI'. Het hof zal het vonnis daarom in die zin verbeteren dat deze zin als volgt zal worden verbeterd: ''Het account gerelateerd aan [kenmerk e-mailadres] @WLI.design: [kenmerk e-mailadres] .''
Het vonnis bevat op pagina 16 de volgende kwalificatie voor het bewezenverklaarde onder 2: ''medeplegen van gewoontewitwassen''. Het hof constateert dat dit niet aansluit bij de wettelijke delictsomschrijving waarop de tenlastelegging is gebaseerd en op grond waarvan de rechtbank het bewezenverklaarde onder 2 blijkens de toepasselijke wettelijke voorschriften op pagina 19 van het vonnis kennelijk heeft bedoeld te kwalificeren. Het hof zal deze kennelijk vergissing in het vonnis daarom in die zin verbeteren dat de kwalificatie van het onder 2 bewezenverklaarde als volgt komt te luiden: ''medeplegen van van het plegen van witwassen een gewoonte maken.''
De voornoemde verbeteringen worden tevens opgenomen in het aan dit arrest gehechte afschrift van het vonnis. De daarin verbeterde tekst is vetgedrukt en cursief opgenomen. Voor het overige worden de bewijsmotivering en de kwalificatie van het vonnis bevestigd.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte voor – kort gezegd – het als medepleger beschikbaar stellen en verhandelen van miljarden inloggegevens en het medeplegen van gewoontewitwassen van het daarmee verdiende geld, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
De advocaat-generaal heeft bevestiging van het vonnis gevorderd, met uitzondering van een deel van de beslissing met betrekking tot het beslag. Het hof zal het beslag hieronder afzonderlijk behandelen.
De raadsvrouw heeft verzocht te volstaan met de oplegging van een taakstraf, al dan niet aangevuld door de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daartoe is gewezen op het feit dat het gaat om een voorbereidingsdelict en geen daadwerkelijke computercriminaliteit, dat verdachte een (vrij) beperkte rol had bij Weleakinfo.com, dat hij nooit de intentie had om mensen te benadelen en dat hij erg lijdt onder de druk van de strafzaak. Voor wat betreft dat laatste is aangevoerd dat bij een veroordeling verdachtes plan voor emigratie naar de Verenigde Staten van Amerika voor ten minste vijfentwintig jaren niet zou kunnen worden gerealiseerd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte is samen met anderen in de periode augustus 2016 tot en met januari 2020 betrokken geweest bij de website Wealeakinfo.com. Op deze website werden meer dan twaalfmiljard inloggegevens beschikbaar gesteld. Dit betrof onder meer e-mailadressen en al dan niet versleutelde wachtwoorden. Deze inloggegevens waren afkomstig van ruim tienduizend wereldwijde computerinbraken en datalekken, onder andere bij het bedrijf Canva.com. De website bood gebruikers tegen betaling van een bedrag voor een abonnementsdienst voor een bepaalde duur de mogelijkheid om deze gegevens te doorzoeken. Verdachte verzorgde (op zijn minst) de verwerking en het uploaden van (nieuwe) databases met inloggegevens. Er was sprake van een professioneel, intensief en internationaal samenwerkende groep van daders, met naast verdachte in ieder geval één Koreaanse en één Ierse mededader, waarbij ook actief is geprobeerd de transacties die verband hielden met de website buiten het zicht van de belastingdienst en opsporingsdiensten te houden door dit geld via verschillende (ook buitenlandse) bankrekeningen, cryptovaluta-accounts en cryptovaluta-diensten over te boeken naar de eindbestemming. Daarmee heeft verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen.
Het handelen van verdachte en zijn mededaders en de grote schaal waarop zij als heer en meester meenden te mogen beschikken over andermans inloggegevens toont aan dat zij geen enkel ontzag hebben gehad voor de digitale veiligheid van anderen. Door anderen tegen betaling in staat te stellen naar hartenlust inloggegevens te doorzoeken en daarmee te gebruiken, hebben zij bijgedragen aan de ondermijning van de digitale infrastructuur, met alle mogelijke maatschappelijke gevolgen van dien, waaronder andersoortige al dan niet digitale strafbare feiten. Juist van iemand met een ICT-achtergrond, zoals verdachte, zou mogen worden verwacht dat hij zich meer dan gemiddeld bewust is van de digitale gevaren die gepaard gaan met publiek gemaakte inloggegevens. Het hof rekent het verdachte sterk aan dat hij in weerwil van de feiten en omstandigheden claimt een nobel doel te hebben gehad met zijn betrokkenheid bij de website. Voor een dergelijk nobel doel had verdachte zich immers reeds lang voor zijn aanhouding door de politie op andere wijze kunnen inzetten voor de digitale veiligheid van mensen.
Het hof heeft er acht op geslagen dat voor het feit zoals bewezen is verklaard onder feit 1, geen oriëntatiepunten voor straftoemeting beschikbaar zijn. Verder heeft het hof er acht op geslagen dat er geen vergelijkbare zaken zijn berecht door Nederlandse rechters. Het hof hecht eraan op te merken dat ook het College van procureurs-generaal geen richtlijn voor strafvordering op dat vlak heeft opgesteld, zodat het hof ook daaruit geen indicatie kan halen voor de straftoemeting. Een uitgangspunt voor de straftoemeting is daardoor lastig vorm te geven. Wel stelt het hof vast dat het bewezenverklaarde onder 1 blijkens de wettelijke delictsomschrijving wordt gestraft met ten hoogste een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren en het onder 2 bewezenverklaarde gewoontewitwassen met ten hoogste een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren.
Het hof heeft meegewogen dat verdachte – voor zover bekend – niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie. Ook heeft het hof meegewogen dat verdachte vanaf zijn negentiende levensjaar betrokken is geweest bij het bewezenverklaarde. Het hof weegt die leeftijd van verdachte in enige mate strafverminderend mee. De lange pleegperiode en de aard en omvang van het delict en de potentiële gevaren die dat met zich heeft meegebracht, weegt het hof in strafverhogende zin mee.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de ernst van het feit met zich brengt dat met geen andere straf kan worden volstaan dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof overweegt daartoe dat het met name vanuit preventief oogpunt, zowel generaal als speciaal, noodzakelijk is dat een krachtig signaal wordt afgegeven aan digitaal vaardige personen. Anders dan de advocaat-generaal meent het hof dat aansluiting bij het huidige strafmaximum (zij het deels voorwaardelijk) daarvoor in dit geval, mede gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, onevenredig zou zijn. Alles afwegend is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden in beginsel passend is. In dit geval zal het hof de helft van deze straf, negen maanden, voorwaardelijk opleggen en daaraan een proeftijd voor de duur van drie jaren verbinden. Het hof acht dat in de zaak van verdachte passend vanwege de gevolgen van deze veroordeling voor verdachte. Het hof acht dit voorwaardelijk strafdeel voorts noodzakelijk om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw op enige wijze in te laten met cybercriminaliteit.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

Onder verdachte zijn diverse voorwerpen in beslag genomen en nog niet teruggegeven. Het gaat onder meer om diverse computers, harde schijven, telefoons en bank-/betaalpassen. De rechtbank heeft de verbeurdverklaring van al deze voorwerpen uitgesproken omdat het onder 1 onder 2 bewezenverklaarde met behulp van die voorwerpen is begaan.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de rechtbank ten aanzien van het beslag moet worden bevestigd, met uitzondering van de beslissing van de rechtbank om de Samsung-telefoon terug te geven aan verdachte. De rechtbank heeft slechts de in die Samsung-telefoon aanwezige SD-kaart verbeurdverklaard. De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat de Samsung-telefoon, inclusief de SD-kaart moet worden verbeurdverklaard, nu die is gebruikt bij het bewezenverklaarde onder 1.
De verdediging heeft de teruggave bepleit van drie computers, de Samsung-telefoon, een Apple MacBook en een Apple iPhone XR. In de kern is daartoe aangevoerd dat de computers, de Samsung-telefoon en de Apple MacBook niet zijn onderzocht en dat om die reden niet is vast te stellen dat deze voorwerpen zijn gebruikt bij het bewezenverklaarde feit. Voor de Apple iPhone XR is aangevoerd dat het enkele feit dat verdachte die telefoon heeft gebruikt voor chatgesprekken niet betekent dat de telefoon is gebruikt voor het plegen van strafbare feiten.
Voor een beslissing ten aanzien van het beslag heeft het hof onder meer acht geslagen op de kennisgevingen van inbeslagneming op pagina’s 53-76 in het einddossier en het proces-verbaal van bevindingen op pagina’s 76-78 van het einddossier.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat met behulp van de volgende voorwerpen het bewezenverklaarde onder 1 is begaan, om welke reden het hof deze voorwerpen zal verbeurdverklaren.
een Seagate-harddisk, St30000dm001-Ch1, goednummer [goednummer] , pagina’s 53-54 van het einddossier;
een Seagate-hardisk, St3000dm001, goednummer [goednummer] , kenmerk A.1.4.4.3, pagina’s 56 en 77 van het einddossier;
een Western Digital-harddisk, Wd3000fyyz, goednummer [goednummer] , kenmerk A.1.4.4.1, pagina’s 56 en 76 van het einddossier;
een Western Digital-harddisk, Wd20efrx, goednummer [goednummer] , kenmerk A.1.4.4.2, pagina’s 57 en 77 van het einddossier;
een Dell Rugged-computer, serienummer HZXSNY1, goednummer [goednummer] , kenmerk A.1.4.1.2, pagina’s 59 en 76 van het einddossier;
een Coolermaster-computer, goednummer [goednummer] , kenmerk A.1.4.2.4, pagina’s 60 en 76 van het einddossier;
een Dell OptiPlex-computer, goednummer [goednummer] , kenmerk A.1.4.5.1.1, pagina’s 60-61 en 77 van het einddossier;
een Coolermaster-computer, goednummer [goednummer] , kenmerk A.1.4.5.1.2, pagina’s 60 en 77 van het einddossier;
een Coolermaster-computer, goednummer [goednummer] , kenmerk A.1.4.5.1.3, pagina’s 60 en 77 van het einddossier; en
een Apple iPhone XR, goednummer [goednummer] , kenmerk A.1.5.1.1.b, op pagina’s 67 en 77 van het einddossier.
De verdediging heeft de teruggave verzocht van de voorwerpen genoemd onder 5., 8., 9. en 10. Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat uit het dossier wel blijkt dat verdachte deze voorwerpen heeft gebruikt bij het bewezenverklaarde onder 1.
Voor de computer onder 5. blijkt dit uit verdachtes verklaring op pagina 125 van het einddossier. Hij heeft daar immers verklaard dat hij de betreffende computer gebruikte ten behoeve van Weleakinfo.com.
Voor de computers onder 8. en 9. blijkt dit uit verdachtes verklaring op pagina 188 van het einddossier. Hij heeft daar immers verklaard dat op de betreffende computers tools stonden die hij gebruikte voor Weleakinfo.com.
Voor de Apple iPhone XR onder 10. blijkt dit uit het feit dat verdachte met deze telefoon heeft gecommuniceerd met zijn mededader over hun werkzaamheden voor Weleakinfo.com, alsmede uit het feit dat verdachte via deze telefoon de helpdesk van de website heeft bemand, zoals voortvloeit uit pagina 278 van het einddossier.
Uit het voorgaande leidt het hof voorts af dat met behulp van de volgende voorwerpen het bewezenverklaarde onder 2 is begaan, om welke reden het hof deze voorwerpen zal verbeurdverklaren.
een Wirex-betaalkaart, goednummer [goednummer] , kenmerk A.1.4.3.1, pagina’s 58 en 77 van het einddossier;
een Samsung-telefoon, inclusief de daarin aanwezige SD-kaart, kenmerk A.1.4.2.3, op pagina’s 58-59 en 76 van het einddossier;
een Wirex-betaalkaart, goednummer [goednummer] , kenmerk A.1.5.1.1.3, op pagina’s 67 en 77 van het einddossier; en
een N26-betaalkaart, goednummer [goednummer] , behorend bij rekeningnummer [rekeningnummer] , op pagina’s 68 en 77 van het einddossier.
De verdediging heeft de teruggave verzocht van de onder 2. genoemde Samsung-telefoon (het hof begrijpt: inclusief de SD-kaart). Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat uit het dossier wel blijkt dat verdachte deze voorwerpen heeft gebruikt bij het bewezenverklaarde onder 2. Dat blijkt onder meer uit het feit dat op de SD-kaart bij in deze telefoon foto’s zijn aangetroffen van een betaalkaart op naam van mededader [naam mededader] , alsmede uit het feit dat met een soortgelijke Samsung, type SM-G975F is ingelogd op het Wirex-account van verdachte, zoals volgt uit pagina’s 431 en 689-690 van het einddossier.
De volgende voorwerpen moeten naar het oordeel van het hof worden teruggegeven aan verdachte, die redelijkerwijs als rechthebbende van de voorwerpen moet worden aangemerkt.
de bankafschriften van de N26-rekening van verdachte, pagina’s 57 en 77 van het einddossier; en
een Apple MacBook, pagina’s 66-67 en 77 van het einddossier.
Ten aanzien van deze voorwerpen komt het hof op basis van het onderliggende dossier namelijk tot de conclusie dat niet vastgesteld kan worden dat deze voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring als bedoeld in artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht, noch dat zij vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer als bedoeld in artikel 36c en 36d van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van de MacBook wijst het hof er in het bijzonder op dat uit een Discord-chat tussen verdachte en mededader [naam mededader] op 14 januari 2020 rond 19:40 uur, pagina 428 van het einddossier, volgt dat verdachte deze MacBook waarschijnlijk ergens in de ochtend van 15 januari 2020 van [naam mededader] heeft ontvangen. Ten tijde van zijn aanhouding in de avond van 15 januari 2020 was verdachte derhalve nog geen vierentwintig uren in bezit van de MacBook. De politie heeft de MacBook niet kunnen onderzoeken en verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen ten aanzien van deze MacBook. Alsdan is naar het oordeel van het hof niet vast te stellen dat een goed vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer in verband met één van de bewezen verklaarde feiten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57, 139d en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonniswaarvan beroep
ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing ten aanzien van het beslagen doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdin verband met het bewezenverklaarde onder 1 de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
­ een Seagate-harddisk, St30000dm001-Ch1, goednummer [goednummer] , pagina’s 53-54 van het einddossier;
­ een Seagate-hardisk, St3000dm001, goednummer [goednummer] , kenmerk A.1.4.4.3, pagina’s 56 en 77 van het einddossier;
­ een Western Digital-harddisk, Wd3000fyyz, goednummer [goednummer] , kenmerk A.1.4.4.1, pagina’s 56 en 76 van het einddossier;
­ een Western Digital-harddisk, Wd20efrx, goednummer [goednummer] , kenmerk A.1.4.4.2, pagina’s 57 en 77 van het einddossier;
­ een Dell Rugged-computer, serienummer HZXSNY1, goednummer [goednummer] , kenmerk A.1.4.1.2, pagina’s 59 en 76 van het einddossier;
­ een Coolermaster-computer, goednummer [goednummer] , kenmerk A.1.4.2.4, pagina’s 60 en 76 van het einddossier;
­ een Dell OptiPlex-computer, goednummer [goednummer] , kenmerk A.1.4.5.1.1, pagina’s 60-61 en 77 van het einddossier;
­ een Coolermaster-computer, goednummer [goednummer] , kenmerk A.1.4.5.1.2, pagina’s 60 en 77 van het einddossier;
­ een Coolermaster-computer, goednummer [goednummer] , kenmerk A.1.4.5.1.3, pagina’s 60 en 77 van het einddossier; en
­ een Apple iPhone XR, goednummer [goednummer] , kenmerk A.1.5.1.1.b, op pagina’s 67 en 77 van het einddossier.
Verklaart verbeurdin verband met het bewezenverklaarde onder 2 de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
­ een Wirex-betaalkaart, goednummer [goednummer] , kenmerk A.1.4.3.1, pagina’s 58 en 77 van het einddossier;
­ een Samsung-telefoon, inclusief de daarin aanwezige SD-kaart, kenmerk A.1.4.2.3, op pagina’s 58-59 en 76 van het einddossier;
­ een Wirex-betaalkaart, goednummer [goednummer] , kenmerk A.1.5.1.1.3, op pagina’s 67 en 77 van het einddossier; en
­ een N26-betaalkaart, goednummer [goednummer] , behorend bij rekeningnummer [rekeningnummer] , op pagina’s 68 en 77 van het einddossier.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
­ de bankafschriften van de N26-rekening van verdachte, pagina’s 57 en 77 van het einddossier; en
­ een Apple MacBook, pagina’s 66-67 en 77 van het einddossier.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. A. van Maanen, voorzitter,
mr. W.A. Holland en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Maaren, griffier,
en op 24 mei 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.