In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 januari 2021. De zaak betreft de toekenning van een loonkostenvoordeel voor een oudere werknemer, [naam6], die in dienst is getreden op 13 februari 2017. De belanghebbende had een loonkostenvoordeel van € 15.154 en een minimumjeugdloonvoordeel van € 2.122 aangevraagd op basis van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). De Inspecteur had de aanvraag afgewezen, omdat de indicatie voor de premiekorting oudere werknemer niet tijdig was aangegeven in de aangifte loonheffingen. De rechtbank Gelderland had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarop belanghebbende hoger beroep instelde.
Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet tijdig had voldaan aan de voorwaarden van de overgangsregeling van de Wtl, maar dat de wetgever niet had voorzien dat een softwarefout, die de belanghebbende niet kon worden verweten, zou leiden tot het verlies van het recht op het loonkostenvoordeel. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende, ondanks de omissie in de aangifte, recht had op het loonkostenvoordeel van € 5.957. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en de uitspraak van de Inspecteur, en kende het loonkostenvoordeel van € 21.111 toe, evenals het minimumjeugdloonvoordeel van € 2.122. De Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.