ECLI:NL:GHARL:2022:4043

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
21/00053 en 21/00054
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vergrijpboetes omzetbelasting en belastingrente

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 3 december 2020, waarin vergrijpboetes en naheffingsaanslagen omzetbelasting zijn opgelegd. De rechtbank had de beroepen ongegrond verklaard, maar de boetes voor de jaren 2012 tot en met 2015 en 2016 verminderd. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 11 mei 2022 zijn partijen tot overeenstemming gekomen over de vermindering van de boetes met 10% en de vergoeding van griffierecht door de Inspecteur. Het Hof heeft de vergrijpboetes voor de jaren 2012-2015 verminderd tot € 16.665 en voor 2016 tot € 5.298. Tevens is de Inspecteur verplicht om de helft van het betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is gedaan door de tweede meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 mei 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
nummers 21/00053 en 21/00054
uitspraakdatum: 17 mei 2022
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 3 december 2020, nummers LEE 18/3619 en 18/4014, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Emmen(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 maart 2012 tot en met 31 juli 2015 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 42.912. Bij beschikkingen is belastingrente berekend van € 5.056 en is een vergrijpboete opgelegd van € 21.161.
1.2.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente in stand gelaten en de boete verminderd tot € 19.492.
1.3.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 20.609. Bij beschikkingen is belastingrente berekend van € 791 en is een vergrijpboete opgelegd van € 10.304.
1.4.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente in stand gehouden en de boete verminderd tot € 6.197.
1.5.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar uitsluitend voor zover deze betrekking hebben op de boetebeschikkingen vernietigd, de boete over de jaren 2012 tot en met 2015 in verband met overschrijding van de redelijke termijn verminderd tot € 18.517 en de boete over het jaar 2016 tot € 5.887 en bepaalt dat de uitspraak in zoverre in de plaats treeft van de vernietigde uitspraken op bezwaar.
1.6.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [naam1] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam2] .

2.Geschil

In geschil is alleen of de vergrijpboetes terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.

3.Beoordeling van het geschil

3.1.
Ter zitting zijn partijen tot overeenstemming gekomen dat:
  • de boetes moeten worden verminderd met 10%,
  • er geen proceskosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen, en
  • de Inspecteur de helft van het in hoger beroep betaalde griffierecht zal vergoeden.
3.2.
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen en de boete 2012-2015 verminderen tot € 16.665 (90% x € 18.517) en de boete over het jaar 2016 verminderen tot € 5.298 (90% x € 5.887). Het griffierecht voor de fase van het hoger beroep bedroeg € 270, zodat de Inspecteur op basis van de gemaakte afspraken € 135 zal vergoeden.
3.3.
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

4.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover het betreft de beslissing omtrent de vergrijpboetes,
– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige,
– vernietigt de uitspraken van de Inspecteur voor zover het betreft de beslissingen omtrent de vergrijpboetes,
– vermindert de vergrijpboete 2012-2015 tot € 16.665,
– vermindert de vergrijpboete 2016 tot € 5.298, en
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende de helft van het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 135 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, voorzitter, mr. M. Harthoorn en mr. E. Polak, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 17 mei 2022
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel) (A.E. Keulemans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 17 mei 2022.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.