Het hof is van oordeel dat er in dit geval gewichtige redenen waren om de vader te ontslaan.
In de eerste plaats heeft de vader herhaaldelijk niet op tijd rekening en verantwoording aan de kantonrechter afgelegd. Pas nadat de kantonrechter hier verschillende keren om heeft gevraagd, is eind 2019 rekening en verantwoording afgelegd over de periode 19 december 2014 tot en met 31 december 2015 en de jaren 2016, 2017 en 2018. Die rekening en verantwoording was bovendien onvolledig. Volgens de wet moet een bewindvoerder jaarlijks rekening en verantwoording afleggen: de rekening en verantwoording over de periode 19 december 2014 tot en met 2018 was dus niet alleen onvolledig maar ook (veel) te laat.
In de tweede plaats heeft (ook) de vader herhaaldelijk niet gereageerd op het verzoek van de kantonrechter om bepaalde vragen over de rekening en verantwoording te beantwoorden.
In de derde plaats blijkt uit de bankafschriften die in het dossier zitten dat van de bankrekening van [de zoon] in de periode 2015- 2018 bijna maandelijks relatief grote geldbedragen zijn overgemaakt naar de rekening van de moeder ( [de moeder] ) en – gedurende een periode van enkele maanden – naar de rekening van de vader ( [verzoeker] ).
De inkomsten van [de zoon] bestonden in die periode, zo blijkt uit de bankafschriften, uit een Wajong-uitkering van een bedrag van € 528,53 in januari 2015 oplopende tot een bedrag van € 825,03 in december 2018).
Het gaat bijvoorbeeld om een overschrijving op 3 maart 2015 van een geldbedrag van
€ 3.200,- en maandelijkse overschrijvingen naar een bankrekening ten name van de moeder in 2015 (totaalbedragen per maand vermeld): € 1.800,- (januari), € 750,- (juli), € 550,- (augustus), € 650,- (september), € 500,- (november), € 950,- (december);
in 2016: € 500,- (januari), € 400,- (februari), € 150,- (mei), € 500,- (juni), € 400,- (juli),
€ 950,- (augustus), € 800,- (september), € 550,- (oktober) € 600,- (november), € 550,- (december);
in 2017: € 600,- (januari), € 550,- (februari), € 950,- (april), € 750,- (mei), € 500,- (juli),
€ 1.100,- (augustus), € 850,- (september), € 450,- (oktober), € 658,- (november), € 550,- (december);
en in 2018: € 600,- (januari), € 590,- (februari), € 500,- (maart), € 550,- (april), € 730,- (mei), € 400,- (juli), € 700,- (augustus), € 990,- (september), € 800,- (oktober), € 700,- (november) en € 700,- (december)).
In de maanden februari tot en met oktober 2017 werd maandelijks een bedrag van € 100,- overgeschreven naar een bankrekening ten name van de vader.
Het hof stelt vast dat deze overboekingen niet corresponderen met of zijn te herleiden tot de in de rekening en verantwoording over die jaren genoemde uitgaven.
Door het hof naar de achtergrond van deze betalingen gevraagd, heeft de vader hierover slechts gezegd dat hij soms facturen voor [de zoon] moest betalen. Welke facturen dat waren heeft hij niet gezegd. Over de overboekingen aan de moeder heeft de vader niets verklaard.
Het hof acht de verklaring van de vader over de overboekingen naar zijn rekening niet aannemelijk, aangezien het steeds om ronde bedragen gaat en de vader niet heeft onderbouwd welke facturen hij voor [de zoon] had betaald (voorgeschoten).
Uit de bankafschriften die in het dossier zitten blijkt ook dat leningen zijn verstrekt aan de moeder en aan [de broer1] ( [de broer1] ), bijvoorbeeld op 21 april 2015 een geldbedrag van € 500,- aan de moeder en op 11 maart 2015 een geldbedrag van € 1.000,- aan [de broer1] , terwijl niet is gebleken dat de kantonrechter hiervoor toestemming heeft gegeven.
Voor zover de vader vindt dat dit alles niet zijn schuld is omdat de moeder de geldzaken van [de zoon] regelde en zij niet toeliet dat de vader zich ermee bezighield, miskent de vader dat hij als medebewindvoerder in gelijke mate als de moeder verantwoordelijk was voor (de correcte uitvoering van) het bewind. Als bewindvoerder diende hij bovendien ook toezicht te houden op de wijze waarop zijn medebewindvoerder haar taken uitvoerde. Dat heeft hij nagelaten. Vanwege al deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de vader zijn taken als (mede)bewindvoerder in zodanige mate heeft veronachtzaamd, dat sprake is van gewichtige redenen om de vader te ontslaan als bewindvoerder.