ECLI:NL:GHARL:2022:4031

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
200.300.002
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de beschikking tot opheffing van het bewind over de goederen van verzoeker

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van het bewind over de goederen van verzoeker. De kantonrechter had eerder, op 9 juli 2021, het verzoek van verzoeker tot opheffing van het bewind afgewezen. Verzoeker, die in 1967 is geboren, had zelf om de onderbewindstelling van zijn goederen verzocht vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand. De bewindvoerder, [de zus1] en [de zus2] waren het niet eens met verzoeker en steunden de beslissing van de kantonrechter.

Het hof heeft de stukken van de zaak bestudeerd, waaronder het beroepschrift en verklaringen van betrokkenen. Tijdens de zitting op 15 april 2022 waren verzoeker, zijn advocaat, de bewindvoerder, en enkele familieleden aanwezig. De moeder en de halfzus van verzoeker waren uitgenodigd, maar verschenen niet. Het hof heeft vastgesteld dat verzoeker niet heeft aangetoond dat zijn situatie zodanig is veranderd dat het bewind niet meer noodzakelijk is. De bewindvoerder heeft verklaard dat verzoeker, wanneer hij meer vrijheid krijgt, in het verleden problemen heeft gehad met het beheren van zijn financiën.

Het hof concludeert dat de geestelijke en lichamelijke toestand van verzoeker nog steeds voldoende basis biedt voor het voortzetten van het bewind. De verklaringen van de bewindvoerder en de zussen ondersteunen deze conclusie. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de kantonrechter, waarbij het verzoek tot opheffing van het bewind is afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 19 mei 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.300.002
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 9137459)
beschikking van 19 mei 2022
in het hoger beroep van:
[verzoeker] ( [verzoeker] ),
woonplaats volgens de Basisregistratie Personen: [woonplaats1] ,
huidige verblijfplaats: [verblijfplaats] in [plaats1] ,
advocaat: mr. S. Spans in [woonplaats1] .
Belanghebbenden zijn:
[de bewindvoerder] , handelend onder de naam [naam1] Bewindvoering (de bewindvoerder),
in [woonplaats2] ,
en
[de moeder] (de moeder),
woonplaats: [woonplaats3] ,
en
[de zus1] ( [de zus1] ),
woonplaats: [woonplaats3] ,
en
[de halfzus] ( [de halfzus] ),
woonplaats: [woonplaats4] ,
en
[de zus2] ( [de zus2] ),
woonplaats: [woonplaats5] .

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om het bewind over de goederen van [verzoeker] .

2.Belangrijke informatie

2.1
[verzoeker] is geboren [in] 1967.
2.2
Op 16 mei 2016 heeft de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (hierna te noemen: de kantonrechter) de goederen van [verzoeker] onder bewind gesteld wegens de lichamelijke of geestelijke toestand van [verzoeker] . [verzoeker] had zelf om onderbewindstelling van zijn goederen verzocht.
2.3
[de bewindvoerder] , handelend onder de naam [naam1] Bewindvoering, voert sinds 16 februari 2020 het bewind over de goederen van [verzoeker] .

3.De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft op 9 juli 2021 het verzoek van [verzoeker] tot opheffing van het bewind afgewezen.

4.Het hoger beroep

4.1
[verzoeker] is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter. Hij is in hoger beroep gegaan. [verzoeker] wil dat het hof zijn verzoek tot opheffing van het bewind alsnog toewijst.
4.2
De bewindvoerder, [de zus1] en [de zus2] zijn het niet eens met [verzoeker] . Zij vinden dat de kantonrechter de juiste beslissing heeft genomen.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift met bijlagen, ontvangen op 17 september 2021;
  • een brief van de bewindvoerder van 3 november 2021 met bijlagen, en
  • een e-mailbericht van mr. Spans van 13 april 2022 met bijlagen.
5.2
De zitting bij het hof was op 15 april 2022. Aanwezig waren:
  • [verzoeker] met zijn advocaat;
  • de bewindvoerder;
  • [de zus1] , en
  • [de zus2] .
De moeder en [de halfzus] zijn uitgenodigd voor de zitting, maar zij zijn niet naar de zitting gekomen en hebben zich daar ook niet laten vertegenwoordigen.

6.De redenen voor de beslissing

6.1
Het hof is van oordeel dat de beslissing van de kantonrechter moet blijven gelden. Hierna zal het hof uitleggen waarom het hof het eens is met de kantonrechter.
6.2
In de wet staat dat de kantonrechter het bewind kan opheffen indien het bewind niet meer noodzakelijk is of voorzetting van het bewind niet zinvol is gebleken (artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek).
6.3
Het bewind is ingesteld vanwege de lichamelijke of geestelijke toestand van [verzoeker] . Het hof is van oordeel dat [verzoeker] op geen enkele wijze heeft onderbouwd dat zijn lichamelijke of geestelijke toestand zodanig is gewijzigd, dat het bewind niet meer noodzakelijk is. Ook is niet gebleken dat voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken.
6.4
[verzoeker] heeft naar voren gebracht dat hij zijn autonomie terug wil en dat hij daarom zelf zijn financiën wil beheren. Uit de verklaring van de bewindvoerder blijkt echter dat het steeds mis gaat op het moment dat [verzoeker] meer (financiële) vrijheid krijgt. De bewindvoerder heeft gezegd dat [verzoeker] recent nog meer (ook financiële) vrijheid heeft gekregen toen hij antikraak ging wonen en dat [verzoeker] in die periode veel geld uitgaf en allerlei spullen kocht die hij niet nodig had en vervolgens weer weggooide. [de zus1] , die geregeld contact heeft met [verzoeker] , heeft bevestigd dat [verzoeker] structuur nodig heeft, omdat hij anders “de gekste dingen” koopt. [verzoeker] heeft dat niet weersproken.
Evenmin is weersproken dat zoals uit de verklaring van de bewindvoerder blijkt [verzoeker] bekend is met een lange psychiatrische voorgeschiedenis. Ook al is in deze procedure weinig inzicht gegeven in de geestelijke of lichamelijke toestand van [verzoeker] - ook [verzoeker] zelf heeft daarover geen medische informatie verstrekt - toch leidt het hof uit de verklaringen en het gedrag van [verzoeker] op de mondelinge behandeling af dat die toestand nog steeds voldoende basis biedt voor handhaving van het bewind. Ter zitting is immers gebleken dat [verzoeker] enige jaren geleden - toen het volgens zijn eigen verklaring slecht ging met hem - zijn inboedel door (het glas van) de ramen van zijn toenmalige woning naar buiten heeft gesmeten. Enkele maanden geleden - na de bestreden beschikking - heeft [verzoeker] ’s avonds laat rommel die rond zijn huis lag bij zijn huis in brand gestoken waardoor de brandweer moest komen en de politie. De politie voelde zich daarbij door [verzoeker] bedreigd. Dat dat niet tot een veroordeling van [verzoeker] heeft geleid - volgens [verzoeker] - doet daar niet aan af.
Ter zitting liet [verzoeker] zich voorts lastig begrenzen in zijn communicatie en herhaalde hij zijn verklaringen - ook ongevraagd - enige malen, waarmee overigens niet is gezegd dat het hof het gedrag van [verzoeker] ter zitting als storend heeft ervaren: dat gedrag lijkt bij [verzoeker] te horen.
Dat [verzoeker] , zoals zijn zussen en de bewindvoerder verklaren, baat heeft bij (ook) financiële structuur en begeleiding acht het hof dan ook aannemelijk.
Het hof is daarom van oordeel dat het bewind nog steeds noodzakelijk en zinvol is.
6.5
Kortom, het hof is van oordeel dat de beslissing van de kantonrechter moet blijven gelden. Het hof zal die beslissing daarom bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 9 juli 2021.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, M.H.F. van Vugt en D.J.I. Kroezen, bijgestaan door mr. K.A.M. Oude Vrielink, griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2022.