ECLI:NL:GHARL:2022:3793

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
200.298.136
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van omgangsregeling tussen vader en minderjarige onder toezicht van de GI

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. G. Altena, verzocht om wijziging van de eerder vastgestelde omgangsregeling, die onder toezicht stond van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland (GI). De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Flipse, voerde verweer tegen de verzoeken van de vader. Het hof heeft vastgesteld dat er sinds de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland veel is veranderd in de omgang tussen de vader en het kind. De vader en het kind hebben in de periode van mei tot juli 2021 onder begeleiding van een hulpverlener omgang gehad, maar daarna was er een periode van vijf maanden waarin zij elkaar niet zagen. Sinds december 2021 is de omgang weer opgestart, waarbij de vader en het kind nu twee keer per week contact hebben.

Het hof heeft geoordeeld dat de omgang tussen de vader en het kind bij de vader thuis dient plaats te vinden, met begeleiding van de GI. De omgangsregeling is vastgesteld met een opbouw in frequentie en duur, waarbij de GI de regie houdt over de begeleiding. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Gelderland van 4 mei 2021 vernietigd en de nieuwe omgangsregeling vastgesteld, die ingaat op 13 juni 2022. De vader is niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek in hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de tussenbeschikking van 16 maart 2021. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.298.136
(zaaknummer rechtbank Gelderland 384097)
beschikking van 12 mei 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. G. Altena te Arnhem,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Flipse te Utrecht.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van (het hof leest) 16 maart 2021 en 4 mei 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 4 mei 2021 wordt hierna ook de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 3 augustus 2021;
  • het verweerschrift met producties;
  • een journaalbericht van mr. Altena van 11 april 2022 met een productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 21 april 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de GI,
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
De advocaat van de vader heeft “aantekeningen zitting” voorgedragen en overgelegd.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2020.
3.2
De vader heeft [de minderjarige] erkend. De moeder is alleen belast met het gezag over [de minderjarige] .
3.3
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 maart 2021 heeft de rechtbank [de minderjarige] , op verzoek van de raad, voorlopig onder toezicht gesteld van de GI.
3.4
Bij beschikking van 29 juli 2021 heeft de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 29 juli 2022.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij beschikking van 16 maart 2021 heeft de rechtbank als voorlopige omgangsregeling vastgesteld dat er tussen de vader en [de minderjarige] minimaal twee begeleide contactmomenten per week zijn van één uur per keer, waarbij de GI de regie heeft over de uitbreiding van de regeling in vorm, frequentie en duur en de definitieve beslissing aangehouden.
4.2
Bij de bestreden beschikking van 4 mei 2021 heeft de rechtbank de volgende omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] vastgesteld die inhoudt dat de vader en [de minderjarige] elkaar twee keer per week minimaal één uur tijd onder begeleiding van [naam1] zien, waarbij:
  • de moeder gedurende de eerste twee maanden in de gelegenheid wordt gesteld om als veilige hechtingsfiguur aanwezig te zijn bij de begeleide omgang;
  • wordt toegewerkt naar een omgangsregeling die plaatsvindt bij de vader thuis, onder begeleiding van een passende hulpverlener (zoals bijvoorbeeld regiezorg of de GI in geval van een ondertoezichtstelling) en op termijn (indien mogelijk) zonder begeleiding;
  • in geval van een ondertoezichtstelling de aard, de frequentie, de duur van de contacten en de wijze van begeleiding worden bepaald door de GI.
4.3
De vader is in hoger beroep gekomen van de beschikkingen van 16 maart 2021 en 4 mei 2021. De vader verzoekt het hof om bij beschikking deze beschikkingen te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de volgende omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] vast te stellen:
Periode
Duur periode
Waar
Hoe vaak
Duur
1
Twee maanden
Bij de vader
2x per week
1,5 uur per keer
2
Eén maand
Bij de vader
2x per week
2 uur per keer
3
Eén maand
Bij de vader
2x per week
3 uur per keer
4
Eén maand
Bij de vader
2x per week
4 uur per keer
5
Eén maand
Bij de vader
1x per week
8 uur
6
Drie maanden
Bij de vader
1x per week
Vrijdag 18.00 uur tot zaterdag 10.00 uur
7
Drie maanden
Bij de vader
1x per week
Vrijdag 18.00 uur tot zaterdag 16.00 uur
Na deze opbouwregeling verzoekt de vader een omgangsregeling vast te stellen van een weekend per twee weken van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, althans een omgangsregeling vast te stellen als het hof juist acht.
4.4
De moeder voert in hoger beroep verweer.
4.5
Ter mondelinge behandeling heeft de advocaat van de vader zijn verzoek in hoger beroep ingetrokken voor zover dit hoger beroep zich richt tegen de beschikking van 16 maart 2021. Het hof zal in zoverre de vader niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek in hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De rechter stelt op verzoek van de ouders of van één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
5.2
Het hof stelt vast dat sinds de bestreden beschikking en het indienen van het beroepschrift veel is veranderd rondom de omgang. Na de bestreden beschikking heeft in de periode van 17 mei 2021 tot en met 12 juli 2021 onder begeleiding van [naam1] omgang tussen de vader en [de minderjarige] heeft plaatsgevonden. Daarna hebben de vader en [de minderjarige] elkaar gedurende vijf maanden niet meer gezien. Sinds december 2021 hebben de vader en [de minderjarige] onder begeleiding van [naam2] weer omgang. Inmiddels is deze omgang uitgebreid naar twee keer twee uur per week.
5.3
Ter mondelinge behandeling hebben de ouders eensluidend verklaard dat de omgang, onder begeleiding en op het kantoor van [naam2] , goed verloopt. [de minderjarige] reageert goed op de vader en laat ook na afloop van de omgang geen zorgelijk gedrag zien. Ter mondelinge behandeling is voorts gebleken dat het doel is dat de omgang tussen de vader en [de minderjarige] wordt uitgebreid, waarbij het belang van [de minderjarige] uiteraard een eerste overweging dient te zijn. Deze uitbreiding lijkt met name niet tot stand te komen, omdat de communicatie tussen de GI en de vader moeizaam verloopt. Het hof roept de vader op, mede in het belang van de omgang tussen hem [de minderjarige] , zich constructief op te stellen naar de GI.
5.4
Het hof oordeelt de gebrekkige communicatie tussen de GI en de vader onvoldoende grond om de omgang niet verder uit te breiden. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de raad ter mondelinge behandeling heeft verklaard dat het in het belang van [de minderjarige] is dat hij een goede band met de vader kan opbouwen. Het hof is bovendien van oordeel dat de omgang tussen de vader en [de minderjarige] bij de vader thuis plaats dient te vinden. Het hof ziet onvoldoende contra-indicaties om de omgang niet bij de vader thuis te laten plaatsvinden. Wel dient deze omgang naar oordeel van het hof plaats te vinden volgens een opbouwregeling, zoals hierna in de beslissing zal worden bepaald. Om het belang van [de minderjarige] te waarborgen, dient de omgang voorlopig nog wel onder begeleiding plaats te vinden, het liefst door [naam2] , omdat partijen met deze hulpverlener bekend zijn. De vader heeft ter mondelinge behandeling ook verklaard dat het voor hem geen probleem is dat de omgang bij hem thuis zal worden begeleid. Het hof zal de omgangsregeling bij de vader thuis per half juni 2022 laten starten, zodat de ouders en de GI voldoende de gelegenheid hebben om de begeleiding bij de vader thuis tegen die tijd te realiseren.
Het hof is ten slotte van oordeel dat de regie over de begeleiding van de omgang bij de GI dient te liggen. De GI zal dus bepalen wanneer begeleiding van de omgang in het belang van [de minderjarige] niet langer nodig is.
5.5
Het voorgaande betekent ook dat in de toekomst wordt toegewerkt naar een uitbreiding van de omgang waarbij ook sprake kan zijn van een overnachting van [de minderjarige] bij de vader. Het hof is van oordeel dat eerst moet worden afgewacht hoe de na te melden omgangsregeling verloopt en hoe [de minderjarige] op deze omgangsregeling reageert.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek in hoger beroep, voor zover dit verzoek is gericht tegen de tussenbeschikking van 16 maart 2021;
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 4 mei 2021, en opnieuw beschikkende:
stelt met ingang van 13 juni 2022 vast als omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] dat [de minderjarige] , onder begeleiding, bij voorkeur door [naam2] , bij de vader thuis verblijft:
  • gedurende vier weken twee keer per week twee uur;
  • vervolgens gedurende vier weken twee keer per week vier uur; en
  • daarna één keer per week acht uur;
  • waarbij de GI bepaalt wanneer het, in het belang van [de minderjarige] , niet langer nodig is dat de omgang wordt begeleid;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B. Knottnerus, P.B. Kamminga en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 12 mei 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.