ECLI:NL:GHARL:2022:3658

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
P21/0353
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige met recidiverisico en voorwaarden voor voorwaardelijke beëindiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 28 september 2021, die de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de PIJ-maatregel had afgewezen. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen verlengd met zeven maanden. Dit besluit is genomen in het licht van het recidiverisico van de jeugdige, die een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een borderline persoonlijkheidsstoornis heeft. Het hof oordeelt dat, hoewel er een hoog recidiverisico is zonder heldere kaders, zowel de jeugdinrichting als de reclassering het eens zijn dat de jeugdige zo spoedig mogelijk naar buiten moet. De verlenging van de maatregel biedt het openbaar ministerie de gelegenheid om voorwaarden voor de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel te concretiseren. De PIJ-maatregel zal voorwaardelijk eindigen op 14 juni 2022, met een onvoorwaardelijke beëindiging op 14 juni 2023. Het hof benadrukt het belang van duidelijke voorwaarden voor de jeugdige om zijn verdere ontwikkeling te waarborgen.

Uitspraak

PIJ P21/0353
Beslissing d.d. 28 april 2022
De kamer van het hof als bedoel in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen
[jeugdige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
verblijvende in [jeugdinrichting]
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 28 september 2021. Deze beslissing houdt, voor zover hier aan de orde, in de afwijzing van de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel).
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van de zitting van dit hof van 13 januari 2022;
- de tussenbeslissing van dit hof van 27 januari 2022;
- een reclasseringsadvies van 7 april 2022, opgemaakt door [reclasseringswerker 1] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland;
- de aanvullende informatie van de jeugdinrichting van 8 april 2022 met als bijlagen
- You Turn Eerste perspectiefplan van 7 april 2022
- Risicotaxatie-instrument Savry met als registratiedatum 24 december 2021;
- Verslag delictanalyse inclusief signaleringsplan en terugvalpreventieplan van 5 april 2022.
Het hof heeft ter zitting van 14 april 2022 gehoord de jeugdige, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N.J.H. Lina, advocaat te Groningen, en de advocaat-generaal mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit. Voorts heeft het hof ter zitting gehoord als deskundige:
- [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog, verbonden aan de jeugdinrichting;
- [reclasseringswerker 1] , reclasseringswerker;
- [reclasseringswerker 2] , verbonden aan de William Schrikker Stichting.

Overwegingen:

De tussenbeslissing van het hof
Bij tussenbeslissing van 27 januari 2022 heeft het hof het onderzoek heropend, teneinde
door de jeugdinrichting en de jeugdige een analyse van het incident te laten verrichten en een risicomanagementplan op te laten maken op grond waarvan de jeugdinrichting en de reclassering dienen te adviseren over de voorwaarden waaronder een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel verantwoord is.
Het standpunt van de jeugdige en zijn raadsvrouw
De jeugdige was op de goede weg, maar heeft toen een nieuw strafbaar feit gepleegd. Het is echter niet wenselijk om de jeugdige opnieuw in de jeugdinrichting te laten verblijven. Hij heeft zijn behandelplafond bereikt en het is wenselijk dat hij zal terugkeren naar [instelling begeleid wonen] . Na de tussenbeslissing van het hof van 27 januari 2022 heeft de jeugdige meegewerkt aan de delictanalyse. Hij heeft zich herpakt en hij heeft laten zien dat hij kan groeien. Hij heeft geleerd na te denken over de gevolgen van zijn handelen en hij probeert dit ook in de praktijk te brengen. Uit het meest recente advies van de reclassering volgt dat de jeugdige het buiten de jeugdinrichting moet gaan proberen. Ook uit het laatste advies van de jeugdinrichting volgt dat een terugplaatsing niet passend is. Het is daarom niet in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige om hem in de jeugdinrichting te laten verblijven. De jeugdige wil graag de kans krijgen om te laten zien dat hij het kan. De rechtbank heeft in de beslissing waarvan beroep de belangrijkste voorwaarden geschetst waaronder een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel mogelijk is. Deze voorwaarden kunnen later aangevuld worden. Concluderend heeft de raadsvrouw bepleit dat het hof de vordering tot verlenging van de maatregel zal afwijzen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Nadat de jeugdige in augustus 2021 een geweldmisdrijf heeft gepleegd, heeft de jeugdinrichting het eerdere advies tot een voorwaardelijke beëindiging gewijzigd in verlenging van de maatregel met twaalf maanden. De reclassering heeft dit onderschreven. Na de tussenbeslissing van het hof heeft er een delictanalyse van het recidivedelict plaatsgevonden en is er een terugvalpreventieplan opgesteld. Uit de nieuwe adviezen van zowel de jeugdinrichting als de reclassering volgt dat het van belang is dat de jeugdige een strak kader heeft en dat de door de rechtbank geformuleerde voorwaarden aangescherpt moeten worden. Ook volgt uit het verslag delictanalyse dat de jeugdige nog een emotieregulatietraining en een traumabehandeling moet volgen. Kortom, er moet nog heel wat gebeuren om het recidiverisico buiten de jeugdinrichting te kunnen beteugelen. Duidelijk is dat de jeugdige goed gedijt binnen de structuur van de jeugdinrichting. Dit is ook in het belang van de ontwikkeling van de jeugdige. Het is nog te vroeg om op dit moment al over te gaan tot de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. De advocaat-generaal heeft het eerdere standpunt gehandhaafd: vernietiging van de beslissing waarvan beroep en verlenging van de PIJ-maatregel met twaalf maanden.
Het oordeel van het hof
Omvang van het hoger beroep
De rechtbank heeft in de bestreden beslissing de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel afgewezen en bijzondere voorwaarden gesteld voor het geval de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel van rechtswege zou ingaan als gevolg van artikel 6:6:31, tweede lid, tweede volzin, Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
In de akte rechtsmiddel van 11 oktober 2021 is opgetekend dat de officier van justitie heeft verklaard ‘Hoger beroep in te stellen tegen de beslissing van 28 september 2021 tegen de afwijzing vordering verlenging van de PIJ-maatregel met 12 maanden alsmede tegen de beslissing om de PIJ voorwaardelijk te beëindigen’.
Artikel 6:6:37, tweede lid, Sv bepaalt in welke gevallen het openbaar ministerie en de veroordeelde beroep kunnen instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De beslissing tot stellen, wijziging, aanvulling of opheffing van een voorwaarde wordt niet genoemd.
Het hof stelt vast dat het hoger beroep enkel ziet op de afwijzing van de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de PIJ-maatregel nu de rechtbank niet heeft beslist tot voorwaardelijke beëindiging van de maatregel.
Deze wettelijke regeling heeft ten gevolge dat het aan het hof niet vrijstaat in het kader van het hier aan de orde zijnde beroep voorwaarden te wijzigen, aan te vullen of op te heffen. Tot een beslissing inzake de voorwaarden is, voor zover een dergelijke beslissing is aangewezen, de rechtbank bevoegd.
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen omdat het tot een andere beslissing komt.
Indexdelict
Bij arrest van 9 februari 2017 heeft het gerechtshof Amsterdam aan de jeugdige de voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd ter zake
van diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigd personen. Dit is een misdrijf dat gericht is tegen en/of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Op 8 maart 2018 heeft het gerechtshof Amsterdam de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde plaatsing van de verdachte in een inrichting voor jeugdigen bevolen.
Stoornis en recidivegevaar
Bij de jeugdige is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een borderline persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van middelen.
Op basis van de SAVRY wordt het risico op toekomstig geweld, en daarmee het risico op
recidive als laag ingeschat als heldere kaders en voorwaarden worden gesteld.
Verlenging
Het hof stelt voorop dat de maatregel kan worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist en die verlenging ook in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige is. Voorts is een verlenging van de termijn van de maatregel slechts mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat. De maatregel eindigt steeds voorwaardelijk een jaar voordat het einde van de maatregel wordt bereikt.
In het geval van de jeugdige, is de maatregel verschillende keren verlengd, laatstelijk tot 29 augustus 2021. Op die datum heeft de maatregel drie jaar en zeven maanden geduurd.
In het op 28 juli 2021 uitgebracht advies van de jeugdinrichting valt te lezen dat de jeugdige goede stappen heeft gezet in zijn resocialisatie en dat een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel in de rede lag. Vervolgens heeft de jeugdige op 26 augustus 2021 een geweldsmisdrijf begaan.
Zowel de jeugdinrichting als de reclassering hebben vervolgens bij de rechtbank geadviseerd om de maatregel te verlengen omdat de noodzaak tot behandelen van de jeugdige nog aanwezig is gebleken. De jeugdinrichting zag nog wel behandelmogelijkheden, maar dit moest binnen de gestructureerde en beveiligde omgeving van de jeugdinrichting plaatsvinden.
Op de zitting van het hof van 13 januari 2022 zijn psycholoog [GZ-psycholoog] van de jeugdinrichting en [reclasseringswerker 1] en [reclasseringswerker 2] van de reclassering gehoord.
Volgens psycholoog [GZ-psycholoog] heeft de jeugdige nog wel een strafrechtelijk kader nodig, maar is het de vraag of de PIJ-maatregel wel de meest geschikte maatregel is. Door de jeugdinrichting worden er in het kader van de PIJ-maatregel weinig mogelijkheden gezien voor pedagogische beïnvloeding en de jeugdige heeft de maatregel al grotendeels doorlopen. De meeste mogelijkheden voor een positieve beïnvloeding van zijn gedrag lijken te liggen buiten de jeugdinrichting. Wel is er volgens de deskundige zonder de juiste maatregelen nog steeds sprake van een hoog recidiverisico. Of de PIJ-maatregel daarvoor met twaalf maanden dient te worden verlengd, kan de deskundige [GZ-psycholoog] niet zeggen.
De deskundige [reclasseringswerker 1] heeft het eerdere advies gehandhaafd. De maatregel dient te worden verlengd zodat een scholing- en trainingsprogramma (hierna: STP) op poten kan worden gezet. Via het STP kan vervolgens worden toegewerkt naar een voorwaardelijke beëindiging. Volgens de reclassering heeft de jeugdige nog wel behandeling nodig. Er was al een begin gemaakt met Intensieve Forensische Aanpak (hierna: IFA). Het STP moet gericht zijn op risicomanagement, drugsgebruik en het ontwikkelen van vaardigheden. Volgens de deskundige [reclasseringswerker 1] is een voorwaardelijke beëindiging nu nog een stap te ver.
De deskundige [reclasseringswerker 2] heeft gezegd een behandeling in het kader van een IFA passend te achten. Volgens hem kan, afhankelijk van de opstelling van de jeugdige, een goede invulling worden gegeven aan een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de maatregel
Na de tussenbeslissing van het hof zijn op de zitting van 14 april 2022 psycholoog [GZ-psycholoog] en reclasseringswerkers [reclasseringswerker 1] en [reclasseringswerker 2] nogmaals gehoord. Zowel de jeugdinrichting als de reclassering waren het erover eens dat thans een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel verantwoord is, mits er strikte voorwaarden worden gesteld.
Volgens psycholoog [GZ-psycholoog] heeft de jeugdinrichting naar aanleiding van de tussenbeslissing een delictanalyse van het recidivedelict verricht en is er een signaleringsplan en een terugvalpreventieplan opgesteld. De jeugdige heeft hieraan meegewerkt. Hieruit kwam naar voren dat bij de jeugdige een helder voorwaardelijk strafrechtelijk kader nodig is, maar dat een terugplaatsing in de jeugdinrichting voor hem nu niet passend is. De jeugdige zit aan zijn behandelplafond. De deskundige acht een voorwaardelijke beëindiging passend. Daarbij is wel van belang dat er naast de door de reclassering gestelde voorwaarden heel gerichte specifieke afspraken worden gemaakt over wanneer, hoe laat, hoe vaak en hoelang de jeugdige gesprekken heeft met de reclassering. De jeugdige moet nog intensief begeleid worden en hier zijn van het begin af aan heldere kaders voor nodig.
Volgens de deskundige [reclasseringswerker 1] heeft de jeugdige zich goed herpakt. De jeugdige moet zo spoedig mogelijk naar buiten omdat hij binnen de jeugdinrichting aan zijn behandelplafond zit. De deskundige heeft geadviseerd tot een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. De jeugdige kan weer terecht bij [instelling begeleid wonen] . Van belang daarbij is dat er een strak kader om de jeugdige heen wordt gezet met intensieve begeleiding door de reclassering en met IFA. Dit kan worden gerealiseerd door van het begin af aan hele strenge voorwaarden te stellen, aldus de deskundig [reclasseringswerker 1] .
De deskundige [reclasseringswerker 2] heeft desgevraagd gezegd een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel passend te achten. Ook deze deskundige acht het van belang dat de voorwaarden duidelijk worden geformuleerd zodat het voor de jeugdige van begin af aan inzichtelijk is wat van hem wordt verwacht en waar hij zich aan moet houden.
Alles in onderling verband en samenhang bezien stelt het hof vast dat er zonder heldere kaders en voorwaarden bij de jeugdige nog sprake is van een hoog recidiverisico. Toch zijn zowel de jeugdinrichting als de reclassering het eens dat de jeugdige zo spoedig mogelijk naar buiten moet. Van belang daarbij is dat de jeugdige binnen een strak kader onder strenge voorwaarden wordt begeleid. Volgens de deskundigen is dit mogelijk binnen het kader van een voorwaardelijke beëindiging.
Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat de PIJ-maatregel op zo kort mogelijke termijn voorwaardelijk beëindigd kan worden. Door alle deskundigen is echter benadrukt dat bij een voorwaardelijke beëindiging het voor de jeugdige van het begin af aan duidelijk moet zijn aan welke specifieke voorwaarden hij zich moet houden. Om die reden zal het hof de PIJ-maatregel verlengen voor de duur van zeven maanden. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de termijn van de tussentijds ondergane voorlopige hechtenis (26 augustus 2021 tot en met 10 november 2021) die op grond van artikel 6:2:22, tweede lid, onder a, Sv niet meetelt voor de berekening van de duur van de maatregel. De voorwaardelijke beëindiging van de maatregel gaat dan in op 14 juni 2022.
Deze tijd kan door het openbaar ministerie worden benut om bij de rechtbank een vordering in te dienen tot wijziging van de aan de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel verbonden voorwaarden en door de rechtbank om over deze vordering te oordelen. De reclassering zal in die periode een voorstel voor deze voorwaarden nader kunnen concretiseren en waar nodig aanscherpen. Het hof acht dit ook in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige en verzoekt de advocaat-generaal deze beslissing onder de aandacht te brengen van het arrondissementsparket.
Einde maatregel
Gevolg gevend aan het bepaalde in artikel 6:6:31, tweede lid, Sv, stelt het hof vast dat de maatregel, gelet op de ingangsdatum, de huidige expiratiedatum, de vrijheidsbeneming uit anderen hoofde en de verlenging bij deze beslissing, op 14 juni 2022 voorwaardelijk zal eindigen en op 14 juni 2023 onvoorwaardelijk zal eindigen.

Beslissing

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Amsterdam van 28 september 2021 met betrekking tot de jeugdige
[jeugdige].
Verlengtde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van
zeven maanden.
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. P.C. Vegter als raadsheren,
en drs. I. Troost en dr. K. de Wijs-Heijlaerts als raden,
in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis als griffier,
en op 28 april 2022 in het openbaar uitgesproken.
mr. Vegter en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.