ECLI:NL:GHARL:2022:3599

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
21-003619-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging brandstichting en bedreiging, veroordeling voor diefstal en openlijk geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is vrijgesproken van poging tot brandstichting, het voorbereiden van brandstichting, bedreiging en vernieling. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke PIJ-maatregel, maar deze is nu niet meer aan de orde. De verdachte is wel veroordeeld tot jeugddetentie voor diefstal in vereniging en openlijk geweld in vereniging tegen goederen. De zaak betreft een incident op 1 februari 2021 waarbij de verdachte werd beschuldigd van het gooien van een molotovcocktail naar een woning, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte hiervoor te veroordelen. De verdachte heeft wel samen met anderen vijftig parfumflesjes gestolen en openlijk geweld gepleegd tegen een auto. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte is vrijgesproken van de zwaardere feiten en enkel is veroordeeld voor de bewezenverklaarde feiten van diefstal en openlijk geweld. De verdachte heeft 114 dagen in voorarrest doorgebracht, wat in mindering wordt gebracht op de opgelegde jeugddetentie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003619-21
Uitspraak d.d.: 4 mei 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 27 juli 2021 met parketnummer 16-030777-21 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 16-097854-20, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004,
wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld en heeft het hoger beroep bij akte beperkt tot de feiten 1, 2, 4 en 5.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 april 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep, met dien verstande dat de bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel worden verbonden, worden opgelegd zoals de Raad voor de Kinderbescherming op 14 april 2022 heeft geadviseerd, met uitzondering van het contactverbod met de slachtoffers [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] .
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. N. El Farougui, naar voren is gebracht en hetgeen betreffende de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] door mr. J.A. Neslo naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis van de rechtbank houdt het volgende in:
 vrijspraak van het onder 3 en 6 primair en 6 subsidiair tenlastegelegde;
 veroordeling ter zake het onder 1 primair, 2, 4 en 5 primair tenlastegelegde tot een jeugddetentie voor de duur van 4 maanden, met aftrek van het voorarrest;
 de oplegging van een voorwaardelijke pij-maatregel, met een proeftijd van 2 jaren en de volgende bijzondere voorwaarden:
 meewerken aan individuele behandeling gericht op agressieregulatie;
 meewerken aan behandeling gericht op psycho-educatie ten aanzien van zijn gestelde diagnoses;
 meewerken aan behandeling gericht op het gezinssysteem;
 meewerken aan eventuele andere behandeling indien nodig, te bepalen door de jeugdreclassering;
 meewerken aan het positief invullen van de vrije tijd;
 meewerken aan passende dagbesteding middels school en/of werk;
 meewerken aan het in kaart brengen van zijn netwerk;
 meewerken aan ITB Harde Kern;
 gedurende de proeftijd of zoveel korter als het openbaar ministerie nodig acht, op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] ;
 de opdracht aan de instelling Samen Veilig Midden Nederland, regio Flevoland, toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
 het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht;
 opheffing van de voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop deze gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf;
 verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen snorfiets;
 de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 4] in hun vorderingen;
 de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] tot een bedrag van € 1.230,24, met wettelijk rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
 afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter op 13 augustus 2020 opgelegde voorwaardelijke werkstraf, parketnummer 16-097854-20.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen, omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - voor zover in hoger beroep aan de orde - tenlastegelegd dat:
1. primair.
hij op of omstreeks 1 februari 2021 te [plaats] ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in/aan een woning gelegen aan de [adres 1] , althans in de nabijheid van die woning,
met dat opzet naar die woning is gegaan en/of vervolgens een open vuur in aanraking heeft gebracht met een stuk stof en/of papier en/of terpentine, althans met een brandbare stof, in een bierflesje, althans een glazen voorwerp, en/of (vervolgens) deze (brandende) fles (molotov cocktail) heeft gegooid tegen die woning, althans in de richting van die woning, en daarvan
- gemeen gevaar voor die woning en/of (de) in de nabijheid aanwezige goederen en/of (de) naastgelegen en/of omliggende woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of - levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel aanwezig was voor [benadeelde partij 2] en/of de bewoner(s) van de [adres 1] en/of de bewoner(s) naastgelegen en/of omliggende woning(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair.
hij op of omstreeks 1 februari 2021 te [plaats] ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten brandstichting, opzettelijk een molotov cocktail heeft vervaardigd en/of heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, althans een stuk stof en/of papier en/of terpentine, althans een brandbare stof, en/of een bierflesje, althans een glazen voorwerp, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
1. meer subsidiair.
hij op of omstreeks 1 februari 2021 te [plaats] [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of zware mishandeling, en/of brandstichting, door naar de woning van die [benadeelde partij 2] te gaan, en/of vervolgens een open vuur in aanraking te brengen met een stuk stof en/of papier en/of terpentine, althans met een brandbare stof, in een bierflesje, althans een glazen voorwerp, en/of (vervolgens) deze (brandende) fles (molotov cocktail) te gooien tegen die woning, althans in de richting van die woning;
2.
hij in of omstreeks 1 februari 2021 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een raam/ruit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij, op of omstreeks 17 mei 2021 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, vijftig, althans een of meerdere parfumflesjes, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5 primair.
hij, op of omstreeks 17 mei 2021 te [plaats] , althans in Nederland, openlijk, te weten, op een parkeerplaats en/of weg gelegen op/aan de [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed te weten een ruit en/of een auto, althans een goed, door een of meerdere stenen en/of stoeptegels richting die auto te gooien en/of een autoruit in te gooien;
5 subsidiair.
hij, op of omstreeks 17 mei 2021 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en/of een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Feiten 1 en 2
De raadsvrouw heeft de vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Verdachte is niet degene geweest die een molotovcocktail tegen de ruit van de woning aan de [adres 1] heeft gegooid, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Op grond van de voorhanden zijnde stukken in het dossier kan worden vastgesteld dat op 1 februari 2021 omstreeks 01.43 uur een bierflesje van het merk Brand met vloeistof met daarin papier of een stukje stof gedrenkt, brandend tegen de ruit van de woning aan de [adres 1] te [plaats] is gegooid. Dit bierflesje is gegooid door een persoon die lopend was en een korte jas droeg die net tot boven de heupen reikte. Dit is vastgelegd met de beveiligingscamera's van de buren van [adres 3] . Deze beelden zijn ter zitting van het hof getoond.
Ook kan worden vastgesteld dat verdachte die nacht om 02.03 uur thuis kwam met zijn blauwe scooter. Op de beelden van de beveiligingscamera bij hem thuis is dit vastgelegd. De politie relateert dat op die beelden te zien is dat verdachte een halflange jas aan had (dossierpagina 17). De politie trof bij onderzoek van de scooter van verdachte in de buddyseat een bierflesje en een blauwkleurige doek aan.
In een Telegramgroep werd om 01.52 uur een bericht geplaatst dat refereerde aan het gooien van de molovcocktail tegen de ruit, met daarbij foto's van een bierflesje van het merk Brand met in de hals wit papier of een wit stuk stof en een foto van een geopende buddyseat van een blauwe scooter met daarin een bierflesje van het merk Brand en een blauwkleurige doek. De blauwkleurige doek op de foto ziet er hetzelfde uit als de doek die later door de politie in de buddyseat van de scooter van verdachte is aangetroffen.
Niet kan worden vastgesteld wie het bericht over de molotovcocktail in de Telegramgroep heeft gepost. De foto die daarbij wordt gepost lijkt een foto te zijn van de buddyseat van de scooter van verdachte.
Verdachte heeft de verdenking tegen zich, omdat hij ten tijde van het tenlastegelegde op pad was en in de buddyseat van zijn scooter voorwerpen werden aangetroffen die te maken lijken te hebben met de gegooide molotovcocktail.
Verdachte heeft verklaard dat hij die nacht bij een vriend is geweest en zijn scooter heeft uitgeleend aan een andere vriend. Hij is niet degene die de molotovcocktail heeft gegooid, aldus verdachte.
Het hof heeft ter zitting de beelden van de beveiligingscamera's van [adres 3] bekeken en daarbij waargenomen dat degene die iets brandends naar de woning aan de [adres 1] gooit, overduidelijk een korte jas tot op de heupen draagt. De politie heeft op de camerabeelden bij verdachte thuis waargenomen dat verdachte die nacht thuis komt en dan een halflange jas draagt. Een andere jas dus dan de jas van de persoon die de molotovcocktail gooide.
Alles in samenhang bezien acht het hof onvoldoende bewijs aanwezig om tot het oordeel te komen dat het verdachte is geweest die de molotovcocktail heeft gegooid.
Verdachte dient van het onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair en 2 tenlastegelegde te worden vrijgesproken nu dit niet wettig en overtuigend bewezen is.
Feiten 4 en 5
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 4 en 5 primair tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 en 5 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
4.
hij op 17 mei 2021 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, vijftig parfumflesjes, die aan [benadeelde partij 4] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5 primair.
hij op 17 mei 2021 te [plaats] openlijk, te weten op een parkeerplaats gelegen aan de [adres 2] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed te weten een ruit en een auto, door meerdere stenen en/of stoeptegels richting die auto te gooien en een autoruit in te gooien.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het onder 5 primair bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van vijftig parfumflesjes. Hij heeft zich voorgedaan als koper van de parfumflesjes en heeft vervolgens op de plek waar de koop gesloten zou worden de parfumflesjes gestolen. Toen één van zijn mededaders van de diefstal vast werd gehouden door één van de slachtoffers, heeft verdachte samen met anderen stukken stoeptegel en stenen naar de auto van één van de slachtoffers gegooid. Daarbij is een ruit van de auto kapot gegooid.
Hij heeft hiermee hinder, schade en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt bij de slachtoffers. De verdachte heeft kennelijk slechts gehandeld vanuit het oogpunt van eigen gewin en heeft er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendomsrechten van anderen.
Ten nadele van verdachte blijkt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 maart 2022 dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake strafbare feiten, waaronder ook openlijk geweld in vereniging.
Over de persoon van de verdachte is in het kader van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten - waarvan verdachte is/wordt vrijgesproken - door GZ-psycholoog [naam] en kinder- en jeugdpsychiater [naam] een rapport opgemaakt. Bij een bewezenverklaring van (een deel van) de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten adviseert zowel de psychiater als de psycholoog de oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel.
Door SAVE Jeugdbescherming is ook diverse keren gerapporteerd over de verdachte. Jeugdreclasseringswerker [naam] heeft ter zitting van het hof de rapporten toegelicht. Hieruit blijkt dat verdachte na zijn detentie, ter uitvoering van de dadelijk uitvoerbare voorwaarden bij de door de rechtbank opgelegde voorwaardelijke PIJ-maatregel, de ITB Harde Kern heeft gevolgd, dat systemische behandeling bij De Waag is ingezet en bij gebrek aan een hulpvraag ook weer is geëindigd en dat verdachte een opleiding volgt op het [naam school] in [plaats] . [naam] adviseert om verdachte niet te dwingen tot behandeling, omdat dit averechts werkt.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft diverse keren gerapporteerd over de verdachte. Het laatste rapport dateert van 14 april 2022 en is ter zitting van het hof toegelicht door [naam] . Daarin komt onder meer naar voren dat individuele behandeling van de verdachte niet van de grond is gekomen, maar op grond van de rapporten van de psychiater en psycholoog wel nodig wordt geacht.
Al deze rapportages en adviezen hebben als uitgangspunt een veroordeling ter zake (onder meer) de feiten 1 en 2. Die is echter niet meer aan de orde. De strafoplegging betreft diefstal in vereniging en openlijk geweld tegen goederen in vereniging.
Verdachte heeft in de onderhavige zaak 114 dagen in voorarrest doorgebracht. Alles in overweging nemende is het hof van oordeel dat een jeugddetentie gelijk aan de duur van het door verdachte ondergane voorarrest een passende en noodzakelijke straf is.
Oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel is naar het oordeel van het hof, gelet op de feiten waar verdachte voor veroordeeld wordt, niet in overeenstemming met het bepaalde in artikel 77s, lid 1, sub b van het wetboek van Strafrecht. Het hof zal de PIJ-maatregel dan ook niet opleggen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.230,24. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 300,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 300,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

De benadeelde partij [benadeelde partij 4]

De benadeelde partij heeft in de fase van het hoger beroep de vordering tot schadevergoeding ingetrokken.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 13 augustus 2020 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie, parketnummer 16-097854-20. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Beslag

De in beslaggenomen en nog niet teruggegeven snorfiets van verdachte zal aan hem worden teruggegeven nu verdachte van het feit wordt vrijgesproken in het kader waarvan de inbeslagname heeft plaatsgevonden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 141 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 4 en 5 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 4 en 5 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
114 (honderdveertien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een snorfiets (goednummer PL0900-2021034211-2639957; blauw, merk Piaggio C25, chassisnummer [nummer] ).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 13 augustus 2020, parketnummer 16-097854-20, te weten van:
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
20 (twintig) dagenjeugddetentie.
Aldus gewezen door
mr. A.H. toe Laer, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier,
en op 4 mei 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.