In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van 50 euro wegens een overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Het hof heeft vastgesteld dat op grond van artikel 404, lid 2, aanhef en onder b van het Wetboek van Strafvordering (Sv) tegen dit vonnis geen hoger beroep openstaat, omdat de opgelegde straf niet hoger is dan 50 euro. Echter, er staat wel beroep in cassatie open tegen het vonnis van de kantonrechter. Dit betekent dat het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld, niet ontvankelijk is en als cassatieberoep moet worden doorgezonden naar de Hoge Raad.
Tijdens de zitting op 20 april 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis van de kantonrechter vroeg. Het hof heeft vervolgens geconcludeerd dat het zich onbevoegd moet verklaren om over de zaak te oordelen, aangezien het hoger beroep niet mogelijk was. De beslissing van het hof houdt in dat de stukken van het geding naar de Hoge Raad worden gezonden, zodat deze de zaak in cassatie kan afdoen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof, met mr. H.J. Deuring als voorzitter en mr. J. Hielkema en mr. A.H. toe Laer als raadsheren, in aanwezigheid van griffier mr. M. Nijhuis.