Uitspraak
[appellant],
1.burgerlijke maatschap [geïntimeerde1] ,
[geïntimeerden],
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
1 november 2019 geëindigd en hij vorderde op zijn beurt de door hem betaalde huur over november en december 2019 terug.
3.Het oordeel van het hof
31 oktober 2019. In een brief van 9 december 2014 lieten [geïntimeerden] weten welwillend te staan tegenover een eventueel voorstel van [appellant] over mogelijke onderverhuur van de winkel door [appellant] . Op 23 december 2014 heeft de toenmalige gemachtigde van [appellant] teruggeschreven dat [appellant] deze mogelijkheid gaat benutten en een makelaar gaat inschakelen om een onderhuurder te zoeken.
grief 1klaagt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte zijn beroep op conversie heeft afgewezen: zijn opzegging uit 2014 moet worden opgevat als een rechtsgeldige opzegging tegen de eerst mogelijke beëindigingsdatum van 1 november 2019. Met
grief 2
Grief 3is gericht tegen de afwijzing van zijn tegenvordering en
grief 4tegen de proceskostenveroordeling.
4.De beslissing
1 februari 2022waarop beide partijen hun verhinderdata kunnen opgeven in de maanden februari tot en met juli 2022 waarna het hof de datum voor de mondelinge behandeling zal bepalen;