ECLI:NL:GHARL:2022:355

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
18 januari 2022
Zaaknummer
200.290.363/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over facturering en prijsafspraken tussen accountants en cliënten

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 januari 2022, gaat het om een geschil tussen De Jong & Laan Accountants en Belastingadviseurs B.V. en verschillende vennootschappen en personen die door hen zijn vertegenwoordigd. De Jong & Laan heeft vorderingen ingesteld wegens onbetaalde facturen die voortvloeien uit een overeenkomst voor accountancy- en fiscale werkzaamheden. De cliënten, vertegenwoordigd door Holterman Beheer B.V., Holterman Vastgoed B.V., en NBW Projects B.V., hebben de vorderingen betwist en een tegenvordering ingesteld op basis van onverschuldigde betalingen. De rechtbank had eerder de vordering van De Jong & Laan gedeeltelijk toegewezen, maar de cliënten hebben in hoger beroep de afwijzing van hun tegenvordering bepleit.

Het hof heeft vastgesteld dat de facturering door De Jong & Laan niet in overeenstemming was met de vooraf gemaakte prijsafspraken. De cliënten hebben echter onvoldoende onderbouwd dat zij onverschuldigd hebben betaald, en het hof heeft geoordeeld dat de vorderingen van De Jong & Laan toewijsbaar zijn. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en de vorderingen van De Jong & Laan alsnog toegewezen, met uitzondering van de vordering tegen een van de geïntimeerden, die inmiddels was voldaan. De cliënten zijn veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.290.363/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 125965)
arrest van 18 januari 2022
in de zaak van
De Jong & Laan Accountants en Belastingadviseurs B.V.,
gevestigd te Vroomshoop,
appellante,
bij de rechtbank : eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
De Jong & Laan,
advocaat: mr. A. Ben Daoued, die kantoor houdt te Zwolle,
tegen

1.Holterman Beheer B.V.,

gevestigd te Meppel,
hierna:
Beheer,
2. Holterman Vastgoed B.V.,
gevestigd te Meppel,
hierna:
Vastgoed,
3. NBW Projects B.V.,
gevestigd te Meppel,
hierna:
NBW Projets,
4. [geïntimeerde4],
wonende te [woonplaats1] ,
hierna:
[geïntimeerde4],
5. [geïntimeerde5],
wonende te [woonplaats1] ,
hierna:
[geïntimeerde5],
geïntimeerden,
bij de rechtbank: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden] c.s.,
advocaat: mr. W. Hogenkamp, die kantoor houdt te Meppel.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 13 april 2021 heeft op 31 mei 2021 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben De Jong & Laan respectievelijk [geïntimeerden] c.s. memories van grieven en antwoord genomen en is het hof vervolgens gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1
Het draait er in deze procedure om dat [geïntimeerden] c.s. nota’s van De Jong & Laan voor
diverse in rekening gebrachte werkzaamheden niet wil betalen. Zij bestrijden de vorderingen die De Jong & Laan daarvoor hebben ingesteld en vorderen ook een deel terug van wat ze wel hebben betaald. Deze onenigheid heeft de volgende achtergrond.
2.2
[geïntimeerde4] is via Holterman Beheer bestuurder en enig aandeelhouder van Holterman Vastgoed en NBW Projects. [geïntimeerden] c.s. zijn op 23 maart 2016 met De Jong & Laan overeengekomen dat deze voor € 8.814.- exclusief btw de volgende accountancy- en fiscale werkzaamheden zou verrichten.
accountancy
Samenstellen jaarrekening en publicatiestukken van de holding 2.450
Samenstellen jaarrekening en publicatiestukken van Sales en NBW Projects 3.950
Samenstellen jaarrekening en publicatiestukken Holterman Sales [1] 550
fiscaal
Aangifte vennootschapsbelasting per aangifte fiscale eenheid 650
Aangifte inkomstenbelasting (per aangifte) 275
Loonadministratie
939
Totaal 8.814
2.3
Dit bedrag zou in 6 termijnen van € 1.469,- worden gefactureerd. Aanvullende werkzaamheden zouden na voorafgaand overleg over het verrichten ervan afzonderlijk in rekening worden gebracht tegen het daarvoor geldende uurtarief. In de offerte is aangegeven dat de prijsbepaling is gebaseerd op 14 uitgangspunten. Verder is in de offerte vermeld:

Bij de aangifte vennootschapsbelasting gaan we uit van een 'normale' situatie. Werkzaamheden (steeds vooraf in overleg met u) uitgevoerd met betrekking tot vragen van de Belastingdienst en belastingonderzoeken, alsmede specifieke uitzoekwerkzaamheden, brengen we u afzonderlijk in rekening”.
2.4
Daarnaast is door [geïntimeerden] c.s. aan De Jong & Laan administratieve dienstverlening opgedragen voor € 7.100,- excl. btw. Het ging daarbij om
- het periodiek invoeren van de in- en verkoopfacturen
- het bijwerken van de bankmutaties
- voorbereiding per kwartaal van de aangifte btw en ICP
- het doornemen van openstaande posten
2.5
In de offerte voor deze werkzaamheden gaf De Jong & Laan aan dat dit bedrag was gebaseerd op een tijdsbesteding van 4 uur per 2 weken, op basis van een opgave van [geïntimeerden] c.s. en dat de prijsbepaling is gebaseerd op 5 uitgangspunten. Verder vermeldde de offerte onder meer:

De kosten voor het verwerken financiële administratie is gebaseerd op uw inschatting van het aantal benodigde uren. Mochten meer uren noodzakelijk zijn behouden wij ons het recht voor om bovenstaande prijsafspraak bij te stellen.
2.6
Voor deze werkzaamheden werd een maandelijks voorschot van € 570,- plus btw overeengekomen.
2.7
Voor het verwerken van de loonadministratie ten slotte, werd een jaartarief van € 939,30 exclusief btw afgesproken. Daarbij werd uitgegaan van twee werknemers. Deze kosten zouden veranderen als het personeelsbestand zou wijzigen.
2.8
Op 3 juli 2017 hebben [geïntimeerden] c.s. de aanvullende opdracht gegeven de prognose over het boekjaar 2017 van [geïntimeerden] c.s. en Holterman Sales samen te stellen (€ 5.445,-). Voor werkzaamheden in het kader van de opheffing van Holterman Sales is daarnaast nog € 1.455,64 verschuldigd geworden. Eind maart 2017 is telefonisch ook opdracht gegeven tot het verzorgen van de aangifte inkomstenbelasting 2016 voor [geïntimeerde5] (€ 612,56).
2.9
[geïntimeerden] c.s. hebben op 4 januari 2018 de overeenkomst opgezegd. De Jong & Laan heeft uiteindelijk in de jaren 2016 en 2017 in totaal € 114.364,64 gefactureerd, verspreid over [geïntimeerde4] en zijn vennootschappen. Daarvan hebben [geïntimeerden] c.s. € 73.632,15 betaald en is dus € 40.732.49 onbetaald gelaten. Dat heeft geleid tot de volgende, door De Jong & Laan bij de rechtbank ingestelde vorderingen.
  • veroordeling van Holterman Beheer tot betaling van € 17.074,40, vermeerderd
  • met handelsrente en kosten;
  • veroordeling van Holterman Vastgoed tot betaling van € 1.635,93, vermeerderd
  • met handelsrente en kosten;
  • veroordeling van NBW Projects tot betaling van € 21.347,89, vermeerderd handelsrente en kosten;
  • veroordeling van [geïntimeerde4] tot betaling van € 674,27, vermeerderd met wettelijke rente en kosten;
  • veroordeling van [geïntimeerde5] tot betaling van € 612,56, vermeerderd met wettelijke rente en kosten.
2.1
[geïntimeerden] c.s. hebben daar een vordering van € 28.219,63 tegenover gesteld. Die is erop gebaseerd dat in weerwil van de vaste prijsafspraken steeds een uurtarief in rekening is gebracht en betaald tot een hoger bedrag dan partijen waren overeengekomen (in totaal € 73.632,15, in plaats van € 45.412,52).
2.11
De vordering van [geïntimeerden] c.s. is door de rechtbank toegewezen. De vordering van De Jong & Laan is alleen ten aanzien van [geïntimeerde5] tot € 704,44 (incassokosten inbegrepen) en rente toegewezen. Deze vordering was niet bestreden. De Jong & Laan is in beide gevallen veroordeeld de proceskosten van [geïntimeerden] c.s. te betalen.
2.12
De bedoeling van het hoger beroep is dat de vorderingen van De Jong & Laan alsnog worden toegewezen en dat de vordering van [geïntimeerden] c.s. wordt afgewezen.
3.
Het oordeel van het hof
De opzet en de conclusie van deze uitspraak
3.1
Het hof zal de bezwaren (grieven) van De Jong & Laan hierna per onderwerp bespreken.
Uitgangspunten
3.2
De rechtbank heeft berekend dat op grond van de gemaakte prijsafspraken in totaal € 45.412,52 had moeten worden voldaan, namelijk
  • € 38.511,88. Dat is afgerond: 2(8.814 + 7.100) + 2(3.342) = € 38.512,-
  • € 5.445,- (prognose 2017)
  • € 1.455,64 (het opheffen van Holterman Sales)
3.3
Deze berekening wordt door partijen niet ter discussie gesteld. De vraag is dus allereerst of, en in hoeverre, [geïntimeerden] c.s. een afdoende verweer heeft gevoerd tegen het meerdere van in totaal € 68.952,12 (€ 114.364,64 - € 45.412,52), voor zover dat onbetaald is gebleven (€ 40.732,49). Op voorhand kan daarbij al worden vastgesteld dat de vordering tegen [geïntimeerde5] geen onderwerp van geschil meer is. Voor zover De Jong & Laan haar in dit hoger beroep heeft betrokken, is dat beroep dus ongegrond. Dat betekent dat hierna alleen nog vorderingen tegen [geïntimeerde4] en zijn vennootschappen worden behandeld (Beheer, Vastgoed en NBW Projects). Uitgangspunt daarbij is dat de gemaakte afspraken De Jong & Laan de mogelijkheid boden om aanvullende werkzaamheden in rekening te brengen: bij de aangifte vennootschapsbelasting ging zij uit van een 'normale' situatie; werkzaamheden met betrekking tot vragen van de Belastingdienst en belastingonderzoeken, specifieke uitzoekwerkzaamheden en andere werkzaamheden zouden afzonderlijk in rekening worden gebracht tegen een daarvoor geldend uurtarief. Dat zou afhankelijk zijn van aard en complexiteit van die werkzaamheden. De kosten voor het verwerken van financiële administratie waren gebaseerd op de inschatting van [geïntimeerden] c.s. (4 uur per twee weken). Mochten meer uren noodzakelijk zijn, dan behield De Jong & Laan zich het recht voor de prijsafspraak bij te stellen. Ook de kosten van de salarisadministratie konden bij personeelswijzigingen worden aangepast.
3.4
Voor de vordering die
[geïntimeerden] c.s.hebben ingesteld, geldt dat zij op hun beurt moeten onderbouwen en zo nodig bewijzen dat zij onverschuldigd betalingen aan De Jong & Laan hebben verricht tot in totaal € 28.219,63.
3.5
Bij de beoordeling van dit een en ander zal het hof hierna een onderscheid maken tussen facturen uit 2016 en facturen uit 2017. De vordering van [geïntimeerden] c.s. heeft betrekking op de eerste categorie, die van De Jong & Laan op de tweede.
De vordering van [geïntimeerden] c.s. tot terugbetaling van hetgeen tot eind 2016 onverschuldigd zou zijn betaald, wordt afgewezen
3.6
Tussen partijen staat vast dat [geïntimeerden] c.s. eind 2016 hebben geprotesteerd tegen facturen die De Jong & Laan had verzonden. Dat heeft geleid tot een overleg op
21 december 2016. Volgens De Jong & Laan hebben partijen toen afspraken gemaakt die door haar in een e-mail van 17 januari 2017 zijn bevestigd: De Jong & Laan zou 50% in rekening brengen voor werkzaamheden (bestede uren) die zagen op de financiering van nieuwe activiteiten van [geïntimeerde4] (Yachting). Die korting diende ter compensatie van enkele posten op openstaande facturen waar [geïntimeerde4] over had gereclameerd. Volgens De Jong & Laan hebben deze afspraken geresulteerd in een nabetaling door [geïntimeerden] c.s. van € 13.185,92.
3.7
In hun reactie hierop hebben [geïntimeerden] c.s. ermee volstaan te ontkennen dat partijen deze afspraken hebben gemaakt. Daarmee hebben zij het verweer van De Jong & Laan onvoldoende bestreden: het had op hun weg gelegen ter nadere onderbouwing van hun vordering in te gaan op de e-mail waarin deze afspraken zijn bevestigd, en op de conclusie van De Jong & Laan dat de betaling van € 13.185,92 diende ter afronding van deze afspraken. Dat hebben zij niet gedaan.
3.8
Met het voorgaande staat de verschuldigdheid vast van de betalingen die [geïntimeerden] c.s. hebben gedaan naar aanleiding van facturen die tot 21 december 2016 zijn verstuurd. Voor zover die zijn voldaan, is dus geen sprake van onverschuldigde betalingen. De laatste facturen die aan die datum voorafgingen, dateren van 16 december 2016. Daarop volgden op 17 februari 2017 de eerste nieuwe facturen. De vordering van [geïntimeerden] c.s. ziet niet op betaling daarvan of op betaling van andere facturen uit 2017. Dat betekent dat hun vordering bij gebrek aan onderbouwing moet worden afgewezen. Hierna zal het daarom alleen nog gaan over de vordering van De Jong & Laan ter zake van in 2017 verzonden facturen.
Het beroep van De Jong & Laan op de reclametermijn ten aanzien van de facturen uit 2017 slaagt. Dat betekent dat de vorderingen van De Jong & Laan toewijsbaar zijn
3.9
De Jong & Laan heeft aangevoerd dat [geïntimeerden] c.s. zich niet met succes tegen de facturen uit 2017 kunnen verweren, omdat in de toepasselijke algemene voorwaarden voor reclames, op straffe van verval van recht, een termijn van 30 dagen na verzenddatum van de facturen is opgenomen. Volgens De Jong & Laan is die termijn in alle gevallen overschreden [2] .
3.1
Het verweer van [geïntimeerden] c.s. luidt dat de vervaltermijn uit de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6:233 aanhef en onder a BW. Op grond van die bepaling is een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar indien het gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij. [geïntimeerden] c.s. beroepen zich ook op de vernietigbaarheid van dit beding.
3.11
[geïntimeerden] c.s. voeren hiertoe aan dat zij de schending van de prijsafspraak pas eind 2017 hebben ontdekt. Uit de diverse overzichten die De Jong & Laan heeft overgelegd, blijkt volgens hen onmiskenbaar dat iedere aansluiting tussen offerte en facturering ontbreekt. Onder deze omstandigheden waren [geïntimeerden] c.s. naar zij menen niet gehouden om na ontvangst van iedere afzonderlijke factuur te reclameren.
3.12
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de algemene voorwaarden op de overeenkomst tussen hen van toepassing zijn. [geïntimeerden] c.s. dienen een onderbouwing te geven aan hun standpunt dat het bewuste beding in die voorwaarden gelet op de aard en de overige inhoud ervan onredelijk bezwarend is. Bij de beantwoording van de vraag of zij aan deze verplichting hebben voldaan, geldt als uitgangspunt dat een beding als dit, dat als sanctie op nalaten van de wederpartij verval stelt van aan die partij toekomende rechten, is opgenomen in de zogenoemde grijze lijst van artikel 6:237 BW (onder h). Het wordt om die reden in consumentenverhoudingen vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Van een dergelijke verhouding is in dit geval echter geen sprake, en er zijn ook geen argumenten aangevoerd die steun geven aan het standpunt dat [geïntimeerden] c.s. een positie innemen die vergelijkbaar is met die van een natuurlijke persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf - en het prijsgeven of beknotten van rechten in een commerciële overeenkomst is op zich niet onredelijk bezwarend. Bovendien mag niet snel worden aangenomen dat een bepaling uit algemene voorwaarden wel aan dat criterium voldoet.
3.13
Tegen dit licht is de onderbouwing die [geïntimeerden] c.s. aan het beroep op het kennelijk onredelijke karakter van de clausule geven niet steekhoudend. Zij hebben namelijk enkel aangevoerd dat de factureringen afweken van de gemaakte afspraken. Dat maakt het vervalbeding op zichzelf echter niet onredelijk bezwarend. Het gaat in dit kader immers om de beoordeling van de inhoud van het beding, en niet de uitvoering ervan. Dat laatste kan echter wel een rol spelen bij het hierna te bespreken beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid.
3.14
[geïntimeerden] c.s. voeren zoals gezegd aan dat zij de schending van de prijsafspraken pas eind 2017 hebben ontdekt, en dat zij niet gehouden waren tegen elke afzonderlijke factuur te reclameren. Iedere aansluiting tussen de offerte en de facturen ontbrak immers ‘onmiskenbaar’ - onder meer doordat afzonderlijke facturen aan de verschillende vennootschappen werden gestuurd. Het hof begrijpt dat [geïntimeerden] c.s. hiermee eveneens willen betogen dat een beroep op het vervalbeding onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (art. 6:248 lid 2 BW). Ook dat verweer verwerpt het hof echter. Dat wordt hierna toegelicht.
3.15
Bij artikel 6:248 lid 2 BW staat de uitoefening van het beding centraal. Daarom kunnen alle feiten en omstandigheden die zich daarbij voordeden in de beoordeling worden betrokken. Anders dan zij zelf menen, spreekt echter niet in het voordeel van [geïntimeerden] c.s. dat op het eerste gezicht al duidelijk was dat de facturen afweken van de basisafspraak, terwijl wel duidelijk was waar ze wel op zagen. Het is daarom niet juist dat hierdoor iedere ‘controle illusoir’ zou zijn, zoals [geïntimeerden] c.s. aanvoeren. Zelfs oppervlakkige bestudering van de facturen had al aanleiding kunnen zijn voor reclames. Het inroepen van het beding door De Jong & laan is alleen om deze reden al niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Het beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid faalt om die reden ook.
3.16
De afwijzing van de door De Jong & Laan gevorderde buitengerechtelijke kosten was het gevolg van afwijzing van de hoofdvordering. Uit het feit dat de grieven tegen de afwijzing van die vordering zijn gericht en het feit dat in dit hoger beroep ook de buitengerechtelijke kosten worden gevorderd, maakt het hof op dat de grieven ook tegen de afwijzing van die kosten zijn gericht. Tegen dat onderdeel van de vordering, die is berekend overeenkomstig de staffel van het desbetreffende besluit, is geen afzonderlijk verweer gevoerd. Omdat het beroep op het vervalbeding slaagt en de vorderingen van De Jong & Laan verder niet ter discussie staan, liggen ook die nevenvorderingen daarmee voor toewijzing gereed.
De conclusie
3.17
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd. De vorderingen van De Jong & Laan zullen alsnog worden toegewezen (met uitzondering van de vorderingen op [geïntimeerde5] , die inmiddels zijn voldaan). De vordering van [geïntimeerden] c.s. zal alsnog worden afgewezen. [geïntimeerden] c.s. zullen worden veroordeeld de proceskosten te betalen die De Jong & Laan heeft gemaakt bij de rechtbank (conventie en reconventie; tariefgroepen IV, 2,5 punten respectievelijk III, 1 punt) en bij het hof (tariefgroep IV, 2 punten).

4.De beslissing

Het hof;
1. vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland in Assen van
2 september 2020 en neemt de volgende beslissing:
  • veroordeelt Holterman Beheer tot betaling van € 17.074,40, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de facturen:
  • veroordeelt Holterman Vastgoed tot betaling van € 1.635,93, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de facturen:
  • veroordeelt NBW Projects tot betaling van € 21.347,89, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de facturen;
  • veroordeelt [geïntimeerde4] tot betaling van € 674,27, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de facturen;
  • veroordeelt [geïntimeerden] c.s. (met uitzondering van [geïntimeerde5] ) hoofdelijk tot betaling van € 1.182,32 aan buitengerechtelijke incassokosten;
2 wijst de vordering van [geïntimeerden] c.s. af;
3 veroordeelt [geïntimeerden] c.s. in de kosten van de eerste aanleg in conventie en reconventie. Tot nu toe worden die tezamen vastgesteld op
  • € 2.081,63 aan procedurele kosten (verschotten) en
  • € 3.506,- aan salaris.
Deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
veroordeelt [geïntimeerden] c.s. ook tot betaling van € 163,- aan nakosten. Dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- als [geïntimeerden] c.s. niet hebben betaald binnen 14 dagen nadat de deurwaarder deze uitspraak aan [geïntimeerden] c.s. bekend heeft gemaakt. Als daarna niet is betaald, dan worden die kosten verder verhoogd met de wettelijke rente;
4 veroordeelt [geïntimeerden] c.s. in de proceskosten in hoger beroep. Tot nu toe worden die vastgesteld
  • € 2.206,33 aan procedurele kosten (verschotten) en
  • € 4.062,- aan salaris.
Deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
5. veroordeelt [geïntimeerden] c.s. ook tot betaling van € 163,- aan nakosten. Dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,-- als [geïntimeerden] c.s. niet hebben betaald binnen 14 dagen nadat de deurwaarder deze uitspraak aan [geïntimeerden] c.s. bekend heeft gemaakt. Als daarna niet is betaald, dan worden die kosten verder verhoogd met de wettelijke rente;
6. verklaart de veroordelingen in dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
7. wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, H. de Hek en I. Tubben , en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag
18 januari 2022.

Voetnoten

1.Een vennootschap die ontbonden zou worden.
2.De artikelen K1 en K4 van de algemene voorwaarden van De Jong & Laan.