ECLI:NL:GHARL:2022:3507

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
200.302.576
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuizing van kinderen met de moeder en aanpassing van de contactregeling met de vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verhuizing van de kinderen van de moeder naar [plaats1]. De vader was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Gelderland, die de moeder toestemming had verleend om met de kinderen te verhuizen. De vader verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de verzoeken van de moeder af te wijzen. De moeder vroeg het hof om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen. Het hof heeft de belangen van de kinderen afgewogen, waarbij het belang van het kind zwaar weegt, maar ook andere belangen in overweging worden genomen. Het hof oordeelde dat de verhuizing goed doordacht en voorbereid was, en dat de moeder voldoende maatregelen had getroffen om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de vader te compenseren. De communicatie tussen de ouders was goed en de kinderen stonden positief tegenover de verhuizing. Het hof concludeerde dat de kinderen met de moeder mochten verhuizen naar [plaats1] en dat de contactregeling met de vader aangepast moest worden. De rechtbank had een goede regeling vastgesteld, die het hof in stand liet. De beslissing van het hof werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.302.576
(zaaknummer rechtbank Gelderland 387317)
beschikking van 3 mei 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. W.N. Sardjoe te Den Haag,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F.A. Hendrikse-Voogt te Zutphen.

1.Het onderwerp

In deze zaak gaat het over de vraag of de kinderen van partijen met de moeder van Zutphen naar [plaats1] mogen verhuizen en of de contactregeling tussen de kinderen en de vader moet worden aangepast.

2.Het verloop van de rechtszaak

2.1
De procedure bij de rechtbank blijkt uit de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 4 augustus 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).
2.2
Het verloop van de procedure bij het hof blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 3 november 2021;
- het verweerschrift met een productie, en
- een journaalbericht van mr. Sardjoe van 25 maart 2022 met producties.
2.3
De minderjarige [de minderjarige1] (zie ook 3.1) heeft de mogelijkheid gekregen om haar mening over de verzoeken te geven. Zij heeft daar gebruik van gemaakt. Op 4 april 2022 heeft zij met een van de raadsheren gesproken. De ouders waren daarbij niet aanwezig.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 5 april 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen hebben tot 2013 een relatie gehad en zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] (hierna: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2008 te [woonplaats1] , en
  • [de minderjarige2] (hierna: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2010 te [woonplaats1] .
3.2
De ouders hebben samen het gezag over de kinderen en zij hebben de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.3
De ouders hebben afgesproken wanneer de kinderen bij de vader zijn en wanneer zij bij de moeder zijn. Juridisch heet dat een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Vroeger volgden ouders de afspraken daarover, die vastgelegd zijn in het ouderschapsplan, maar op dit moment geldt de volgende regeling:
  • in de even weken is [de minderjarige2] bij de vader van donderdagmiddag tot vrijdagochtend;
  • in de oneven weken zijn [de minderjarige2] en [de minderjarige1] bij de vader van donderdagmiddag tot maandagochtend;
  • de vakanties en feestdagen worden in overleg verdeeld.
3.4
In artikel 4.3 van het ouderschapsplan, dat ouders op 7 april 2014 hebben ondertekend, staat het volgende:
“De ouders spreken met elkaar af dat zij zolang de kinderen niet zelfstandig wonen niet te zullen verhuizen naar een woonplaats buiten (de directe omgeving van) [woonplaats1] .”

4.De beslissing van de rechtbank

De rechtbank heeft de moeder in de bestreden beschikking toestemming verleend om met de kinderen te verhuizen naar [plaats1] of een plaats binnen een straal van 15 km van [plaats1] met ingang van de zomervakantie van 2022.
Ook heeft de rechtbank bepaald dat de kinderen, na de verhuizing, om de twee weken een weekend naar de vader gaan van vrijdagmiddag tot zondagavond. De rechtbank heeft ook bepaald dat de vakanties en feestdagen in overleg tussen ouders moeten worden verdeeld, waarbij de vader moet worden gecompenseerd voor het contact dat hij door de week niet meer heeft met de kinderen als gevolg van de verhuizing.

5.Het hoger beroep

5.1
De vader is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, de verzoeken van de moeder alsnog af te wijzen en voor het geval de verzoeken van de moeder worden afgewezen, ook te bepalen dat de kinderen de ene week bij hem zijn en de andere week bij de moeder.
5.2
De moeder voert verweer en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

6.De motivering van de beslissing

wat staat er in de wet en wat is er bepaald in de rechtspraak
6.1
Op basis van artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag aan de rechter worden voorgelegd. Een verschil van mening over de vraag of een kind met een ouder mag verhuizen, zoals hier aan de orde, valt daaronder. De rechter neemt dan een beslissing waarbij het belang van het kind zeer zwaar weegt.
In de rechtspraak is verder bepaald dat, hoewel het belang van het kind zeer zwaar weegt, er andere belangen kunnen zijn die zwaarder wegen. Het hof moet dus alle omstandigheden bij de afweging betrekken.
6.2.
Volgens vaste rechtspraak zijn de omstandigheden die bij de afweging moeten worden betrokken onder andere:
de noodzaak om te verhuizen;
de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
6.3.
Daarnaast geldt dat de ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, in beginsel de gelegenheid moet krijgen om met de minderjarige ergens anders een gezinsleven en toekomst op te bouwen. De omstandigheden van het geval na de belangenafweging moeten die beslissing dan wel kunnen rechtvaardigen.
Het hof moet dus beoordelen of de keuze van de moeder om te verhuizen voor het opbouwen van een gezinsleven en toekomst in [plaats1] na de belangenafweging te rechtvaardigen is.
6.4
Wat hiervoor staat, is het toetsingskader. De vader voert nog aan dat, omdat ouders hebben afgesproken niet te zullen verhuizen vanuit [woonplaats1] (zie hiervoor onder 3.4), het hof het verzoek van de moeder slechts marginaal mag toetsen. Daar is het hof het niet mee eens, want dit volgt niet uit de wet of uit de rechtspraak. De afspraak verandert het toetsingskader niet, maar is wel een omstandigheid die in de beoordeling en belangenafweging moet worden betrokken.
de motivering van het hof
6.5
Het hof zal hierna de omstandigheden beoordelen, die bij de afweging moeten worden betrokken beoordelen.
onder 1: de noodzaak
6.6
De moeder heeft een nieuwe partner, [de partner] (hierna: [de partner] ). Het hof ziet een noodzaak voor verhuizing in de relatie die de moeder heeft met [de partner] en het feit dat hij door de zorg voor zijn kinderen gebonden is aan [plaats1] . [de partner] heeft twee kinderen uit een eerdere relatie. Deze kinderen blijven om de week een volledige week bij hem. Omdat de kinderen veel bij hem zijn, kan hij niet verhuizen naar bijvoorbeeld [woonplaats1] . Als de moeder een toekomst met [de partner] wil opbouwen, zal zij dus moeten verhuizen naar [plaats1] . In dat kader vindt het hof ook van belang dat de zorgregeling van de vader met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] aanzienlijk beperkter is en, zoals hierna nog zal blijken, de gemiste dagen deels kunnen worden gecompenseerd.
onder 2: de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid
6.7
Dat de relatie van de moeder niet bestendig is, zoals de vader naar voren brengt, volgt het hof niet. De moeder heeft vanaf 2019 een relatie met [de partner] en verblijft daar met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op regelmatige basis. Inmiddels is er ook een woning gekocht waar alle kinderen, die van [de partner] en de kinderen van partijen, een eigen kamer zullen hebben. Of [de partner] de woning wel of niet samen met de moeder heeft gefinancierd, vindt het hof minder van belang. Veel belangrijker is dat er rekening is gehouden met een gezamenlijke toekomst en dat, met het oog daarop, een woning is gekocht met voldoende ruimte voor alle kinderen.
6.8
Volgens de vader zijn de kinderen warm gemaakt door de moeder voor een verhuizing en had zij dit eerst op ouderniveau moeten bespreken. Het hof volgt dit standpunt van de vader niet. De moeder heeft gepolst hoe de kinderen tegenover een verhuizing staan en dat is, door de leeftijd van de kinderen, ook nodig. Tijdens het gesprek met [de minderjarige1] is bovendien duidelijk geworden dat zij wel uitkijkt naar de verhuizing, maar dat zij tegelijkertijd vrij neutraal in de discussie staat. Zij weet dat haar toekomstige woonplaats nog niet zeker is en dat zij misschien in [woonplaats1] op school blijft, maar misschien na de zomer naar school gaat in [plaats1] . Bovendien is de verhuizing al lang onderwerp van gesprek (geweest) tussen ouders. De vader heeft geprobeerd mee te denken en hij vindt dat dit niet tegen hem mag worden gebruikt. Feit is echter wel dat er lang is gesproken en onderhandeld over de verhuizing, wat bijdraagt aan het oordeel dat de moeder zorgvuldig te werk is gegaan.
6.9
Dat de moeder in het verleden psychische problemen heeft gehad, zoals de vader nog aanvoert, vindt het hof geen relevante omstandigheid die moet worden meegewogen. Het hof vindt dat de vader met alleen een verwijzing naar een berichtje dat hij van de moeder heeft gekregen, onvoldoende heeft onderbouwd dat daar nu ook sprake van is.
6.1
Belangrijk is verder dat de moeder voor de kinderen het beste moment uitkiest om te verhuizen. Zij wil namelijk verhuizen in de zomervakantie én (in haar subsidiaire verzoek) op het moment dat [de minderjarige2] overgaat van de basisschool naar de middelbare school.
6.11
Het hof is op basis van het voorgaande van oordeel dat de verhuizing goed is doordacht en voorbereid.
onder 3: alternatieven en maatregelen ter compensatie
6.12
De moeder heeft, zo blijkt uit de bestreden beschikking, aangeboden het halen en brengen van de kinderen op zich te nemen. Ook heeft de moeder aangeboden dat de vader de tijd die hij door de week mist met de kinderen, kan inhalen in de vakanties.
6.13
De vader stelt verder dat hij de kinderen helpt met school, maar niet gebleken is dat de kinderen daarvoor ook buiten de zorgregeling om naar hem toe gaan. Het hof is het met de moeder eens dat hij dit ook telefonisch of in de weekenden kan doen.
6.14
Het hof vindt de door de moeder aangeboden compensatie voldoende en toereikend.
onder 4: communicatie en overleg tussen ouders
6.15
In het verleden is de contactregeling tussen de vader en de kinderen een aantal keren in overleg aangepast. De communicatie en het overleg tussen de ouders over de kinderen is goed.
Onder 5 en 7: recht op onverminderd contact en vertrouwde omgeving en frequentie van het contact voor en na de verhuizing
6.16
Tot de zomer van 2020 verbleven de kinderen een weekend per veertien dagen bij de vader. Daarna is dit verblijf op zijn verzoek in onderling overleg uitgebreid.
Nu verblijft [de minderjarige2] van donderdag 17:00 uur tot vrijdagochtend voor school bij de vader in de even weken. In de oneven weken zijn beide kinderen van donderdag 17:00 uur tot maandagochtend voor school bij de vader.
6.17
Het hof gaat ervan uit dat, anders dan de vader aanvoert, de kinderen niet (veelvuldig) op andere momenten naar hem toe gaan. Zij hebben een sleutel en gaan wel eens naar zijn woning, maar dat lijkt toch vooral om vergeten spullen op te halen. Het is ook van belang dat [de minderjarige1] van structuur houdt. Daarom houdt zij het contact met de vader zo veel mogelijk beperkt tot een weekend per veertien dagen.
6.18
Na de verhuizing zou de zorgregeling moeten worden teruggebracht, zoals de rechtbank heeft gedaan, naar een weekend per veertien dagen. De beperking van de contactregeling betekent concreet dat:
  • in de even weken [de minderjarige2] niet meer van donderdag 17:00 uur tot vrijdagochtend bij de vader verblijft;
  • in de oneven weken beide kinderen niet meer van donderdag 17:00 uur tot vrijdagochtend bij de vader zijn en dat zij de overnachting van zondag op maandag missen.
Het contact op de maandagochtend is feitelijk, omdat de vader al vroeg weg is voor zijn werk, beperkt tot het wakker maken van de kinderen door de vader.
6.19
Door een verhuizing wordt het aantal contactmomenten en de duur van het contact minder, maar de contactmomenten kunnen in aantal en duur op vrije dagen en in vakanties worden ingehaald. Van belang is verder dat door de verhuizing feitelijk wordt teruggegaan naar de regeling die gold voor de zomer van 2020.
Onder 6: continuïteit
6.2
Tijdens de mondelinge behandeling is gesproken over de vraag of de kinderen, naarmate zij ouder worden en hun sociale leven in de plaats waar zij wonen belangrijker wordt, in de weekeinden wel naar de vader zullen blijven gaan. Met andere woorden, er is gesproken over de continuïteit van de zorgregeling.
6.21
Het hof stelt voorop dat de continuïteit van het contact in de weekenden over enige tijd niet zonder meer een gegeven is. Dat komt omdat kinderen die ouder worden meer en meer zeggenschap over hun eigen agenda willen hebben en dat past ook in hun ontwikkeling.
Het hof vindt de continuïteit voldoende gewaarborgd. De communicatie tussen ouders is goed en de moeder ziet het belang van een goede band tussen de vader en de kinderen. Het hof gaat ervan uit dat partijen in staat zijn overleg te voeren en eventueel het weekend te ruilen als de situatie daar om vraagt.
Daarbij komt dat de kinderen, althans in ieder geval [de minderjarige1] , van structuur houden. Om die reden houdt in elk geval Nina vast aan de huidige weekendregeling en niets wijst erop dat zij na een verhuizing daarvan zal gaan afwijken. Integendeel: Nina heeft gezegd dat zij na een verhuizing contact wil blijven houden met vriendinnen in [woonplaats1] en dat zij hen in de weekenden en vakanties als zij bij haar vader is op zal blijven zoeken.
6.22
Het hof komt dan ook tot het oordeel dat de continuïteit van de contactregeling in de weekenden na een verhuizing voldoende zal zijn gewaarborgd.
Onder 8: mening minderjarigen en worteling
6.23
De kinderen zijn geboren en getogen in [woonplaats1] . Zij zijn daar dus geworteld, zoals de vader aanvoert. Daar staat tegenover dat de kinderen zeggen dat zij achter een verhuizing staan, ook al hebben zij misschien een te rooskleurig beeld en overzien zij de gevolgen niet helemaal, zoals de vader zegt. De kinderen kijken uit naar een verhuizing, maar kunnen zich er ook bij neerleggen als ze in [woonplaats1] blijven wonen.
[plaats1] en omgeving is niet nieuw voor de kinderen: zij brengen daar ook nu al enkele jaren regelmatig tijd met de moeder, [de partner] en zijn kinderen door.
Onder 9: extra kosten
6.24
Zoals hiervoor al is overwogen, heeft de moeder aangeboden de extra reiskosten als gevolg van de verhuizing op zich te nemen.
Overige relevante omstandigheden
6.25
De vader voert verder aan dat de hond [de hond] niet meer mee zal kunnen tijdens de omgangsregeling, maar de moeder betwist dat. De hond gaat in de toekomst, net als nu, met de kinderen mee en de moeder zal in ieder geval het eerste jaar na verhuizing zorgdragen voor het halen en brengen. Volgens haar is de hond ook nu al gewend aan het reizen met de trein, wat eventueel in de toekomst zal gebeuren. Het hof acht het van ondergeschikt belang of [de hond] al of niet mee kan.
6.26
Dat bij [de minderjarige1] kinderreuma is vastgesteld, kan inderdaad betekenen dat het reizen voor haar een grote last zal zijn. Daar staat tegenover dat [de minderjarige1] ook vaak met de moeder naar [plaats1] zou moeten reizen als de huidige situatie gehandhaafd blijft. Voor [de minderjarige1] wordt het aantal reisbewegingen dus niet veel meer.
6.27
Verder is van belang dat partijen hebben afgesproken dat zij niet uit [woonplaats1] zullen verhuizen. Deze afspraak is opgenomen in het ouderschapsplan, maar dat dateert van 2014. Met het verstrijken van de jaren zijn de omstandigheden dusdanig gewijzigd, dat de vrouw – evenmin als de man – daaraan niet langer onverkort kan worden gehouden.
Conclusie
6.28
Alle voorgaande omstandigheden afwegend, is het hof van oordeel dat de kinderen met de moeder mogen verhuizen naar [plaats1] .
Dat partijen een verhuizing in het ouderschapsplan hebben uitgesloten weegt mee, maar vindt het hof niet doorslaggevend. De moeder wil haar leven en toekomst verder opbouwen met haar partner [de partner] , die gebonden is aan [plaats1] . Hoewel de verhuizing ook een aanpassing van de contactregeling tussen de vader en de kinderen met zich meebrengt en hij minder verzorgingstaken op zich zal kunnen nemen, is de vermindering van het aantal contactmomenten beperkt en kan die vermindering deels worden gecompenseerd in vakantieperioden. Ook heeft het hof geen zorgen over de continuïteit van het contact tussen de vader en de kinderen. Daar komt nog bij dat de verhouding en communicatie tussen partijen goed is. Zij zijn in staat tot overleg en de moeder ziet het belang van een goede band tussen de vader en zijn dochters. Verder weegt het hof mee dat de moeder de vader zal compenseren door na de verhuizing in ieder geval gedurende een jaar het halen en brengen te verzorgen en dat de verhuizing goed is doordacht en voorbereid. Hoewel de kinderen geworteld zijn in [woonplaats1] , kijken zij ook uit naar een verhuizing naar [plaats1] en zijn zij al bekend met die omgeving.
6.29
Omdat de moeder toestemming krijgt voor de verhuizing, is een aanpassing van de contactregeling tussen de vader en de kinderen nodig. Het hof vindt dat de rechtbank een goede contactregeling heeft vastgesteld. Door de afstand tussen [plaats1] en [woonplaats1] is contact door de week in beginsel niet mogelijk. Er dient een weekend per veertien dagen contact te zijn. Ook het hof vindt dat het contact dat de vader door de week mist, in overleg tussen partijen in de vakanties zoveel mogelijk moet worden ingehaald. Kortom, het hof laat ook de contactregeling die de rechtbank heeft vastgesteld in stand.

7.De slotsom

Het hof is het dus eens met de beslissingen van de rechtbank en zal daarom, onder aanvulling en verbetering van de gronden zoals hiervoor opgenomen, de beschikking van de rechtbank in stand laten (bekrachtigen).

8.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
8.1
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen van 4 augustus 2021;
8.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
8.3
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. D.J.M. van de Voort, J.B. de Groot en R. Prakke-Nieuwenhuizen, bijgestaan door drs. K. Beuwer als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en is op 3 mei 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.