In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verhuizing van de kinderen van de moeder naar [plaats1]. De vader was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Gelderland, die de moeder toestemming had verleend om met de kinderen te verhuizen. De vader verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de verzoeken van de moeder af te wijzen. De moeder vroeg het hof om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen. Het hof heeft de belangen van de kinderen afgewogen, waarbij het belang van het kind zwaar weegt, maar ook andere belangen in overweging worden genomen. Het hof oordeelde dat de verhuizing goed doordacht en voorbereid was, en dat de moeder voldoende maatregelen had getroffen om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de vader te compenseren. De communicatie tussen de ouders was goed en de kinderen stonden positief tegenover de verhuizing. Het hof concludeerde dat de kinderen met de moeder mochten verhuizen naar [plaats1] en dat de contactregeling met de vader aangepast moest worden. De rechtbank had een goede regeling vastgesteld, die het hof in stand liet. De beslissing van het hof werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.