ECLI:NL:GHARL:2022:347

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
18 januari 2022
Zaaknummer
200.296.058
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag van de moeder over minderjarigen na afwijzing door rechtbank

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar kinderen, [de minderjarige2] en [de minderjarige4]. De rechtbank Overijssel had eerder het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om het gezag van de moeder te beëindigen afgewezen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van haar kinderen te dragen. Dit oordeel is gebaseerd op de onbetrouwbaarheid en onbeschikbaarheid van de moeder, die al jaren niet in staat is om haar rol als gezaghebbende ouder adequaat in te vullen. De moeder heeft meerdere afspraken afgezegd en is vaak niet bereikbaar voor instanties. Het hof heeft ook de impact van de onvoorspelbaarheid van de moeder op de kinderen in overweging genomen. De kinderen hebben recht op stabiliteit en continuïteit in hun opvoedingssituatie, wat in dit geval niet gewaarborgd kan worden zolang de moeder het gezag uitoefent. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking vernietigd en het ouderlijk gezag van de moeder over [de minderjarige2] en [de minderjarige4] beëindigd, met de GI belast met de voogdij over de kinderen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de kosten van het geding zijn gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.296.058 en 200.296.062
(zaaknummer rechtbank Overijssel 256631)
beschikking van 18 januari 2022
inzake 200.296.058
raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Almelo,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de raad,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
en
de gecertificeerde instelling
stichting Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te Hengelo (O),
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de vader.
inzake 200.296.062
de gecertificeerde instelling
stichting Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te Hengelo (O),
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
en
raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Almelo,
verder te noemen: de raad,
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

inzake zaaknummers 200.296.058 en 200.296.062:
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 15 maart 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

inzake zaaknummer 200.296.058:
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 11 juni 2021.
inzake zaaknummer 200.296.062:
2.2
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 9 juni 2021.
inzake beide zaaknummers:
2.3
De minderjarige [de minderjarige2] heeft bij brief van 22 september 2021 aan het hof zijn mening kenbaar gemaakt met betrekking tot het verzoek.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 30 november 2021 plaatsgevonden. De vader is in persoon verschenen. Namens de raad zijn twee raadsvertegenwoordigers verschenen. Namens de GI is de jeugdzorgwerker verschenen.

3.De feiten

inzake beide zaaknummers:
3.1
Uit de relatie van de moeder en de vader zijn geboren:
- [de minderjarige1] , verder te noemen: [de minderjarige1] , [in] 2005 te [plaats1] ,
- [de minderjarige2] , verder te noemen: [de minderjarige2] , [in] 2007 te [plaats1] ,
- [de minderjarige3] , verder te noemen: [de minderjarige3] , [in] 2011 te [plaats1] , en
- [de minderjarige4] , verder te noemen: [de minderjarige4] , [in] 2014 te [plaats1] .
[de minderjarige1] en [de minderjarige3] verblijven in een 24-uurs accommodatie jeugdhulpaanbieder. [de minderjarige2] en [de minderjarige4] wonen bij de vader.
3.2
Bij beschikking van 13 juli 2020 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] verlengd tot 14 augustus 2021. Bij dezelfde beschikking heeft de kinderrechter ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige3] in een 24-uurs accommodatie jeugdhulpaanbieder verlengd tot 14 augustus 2021. De ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn beide verlengd tot 14 augustus 2022.

4.De omvang van het geschil

inzake beide zaaknummers:
4.1
In hoger beroep is in geschil de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over [de minderjarige2] en [de minderjarige4] .
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, op verzoek van de raad, het ouderlijk gezag van de moeder over [de minderjarige1] en [de minderjarige3] beëindigd en de verzoeken van de raad om het ouderlijk gezag van de moeder over [de minderjarige2] en [de minderjarige4] en het ouderlijk gezag van de vader over [de minderjarige1] en [de minderjarige3] te beëindigen, afgewezen.
inzake zaaknummer 200.296.058:
4.2
De raad is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grief ziet op de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over [de minderjarige2] en [de minderjarige4] . De raad verzoekt het hof (naar het hof begrijpt:) de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarbij het verzoek van de raad om het ouderlijk gezag van de moeder over [de minderjarige2] en [de minderjarige4] te beëindigen is afgewezen en in zoverre opnieuw beschikkende alsnog het ouderlijk gezag van de moeder over [de minderjarige2] en [de minderjarige4] te beëindigen en de GI te belasten met de voogdij over genoemde minderjarigen, kosten rechtens.
inzake zaaknummer 200.296.062:
4.3
De GI is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grieven zien op de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over [de minderjarige2] en [de minderjarige4] . De GI verzoekt het hof (naar het hof begrijpt:) de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarbij het verzoek van de raad om het ouderlijk gezag van de moeder over [de minderjarige2] en [de minderjarige4] te beëindigen is afgewezen en in zoverre opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, alsnog het verzoek tot beëindigen van het gezag van de moeder over [de minderjarige2] en [de minderjarige4] toe te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Inzake beide zaaknummers:
5.1
Op grond van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2
Ingevolge artikel 1:247 lid 2 BW worden onder verzorging en opvoeding mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. In de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe.
5.3
Gelet op het bepaalde in de artikelen 3 en 20 van het Verdrag inzake de rechten van het kind overweegt het hof dat bij het nemen van een beslissing tot beëindiging van het gezag van de ouders de belangen van het kind voorop staan. Het kind dat niet verblijft in het eigen gezin heeft recht op zekerheid, continuïteit en ongestoorde hechting in de alternatieve leefsituatie en duidelijkheid over zijn opvoedingsperspectief.
5.4
Het blijk geven van duurzame bereidheid van de ouder(s) om het kind in het pleeggezin waar het verblijft te laten opgroeien dient in de beoordeling te worden betrokken, maar staat – gelet op het belang van het kind bij stabiliteit en continuïteit in zijn opvoedingssituatie – niet (zonder meer) in de weg aan beëindiging van het gezag.
5.5
Het hof is met de raad en de GI van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige2] en [de minderjarige4] is dat het gezag van de moeder over hen wordt beëindigd.
Uit de stukken, waaronder het rapport van de raad van 29 oktober 2020, blijkt dat er al jaren zorgen zijn over de onbetrouwbaarheid en onbeschikbaarheid van de moeder.
Zij belt veelvuldig afspraken af en is regelmatig voor instanties niet bereikbaar. Daarnaast is de moeder onvoorspelbaar naar de kinderen toe. Deze onvoorspelbaarheid van de moeder heeft een grote impact op de kinderen gehad. Gezien de minimale betrokkenheid bij de kinderen en de grote mate van onbereikbaarheid en onbetrouwbaarheid van de moeder is zij niet in staat het gezag uit te oefenen op een manier die in het belang van de kinderen te achten is. De vader is degene die de beslissingen over de kinderen neemt en dit wordt ook zo door de kinderen zelf ervaren. Gebleken is dat bij het nemen van beslissingen geregeld problemen zijn geweest doordat de moeder niet wilde meewerken. Daardoor worden de belangen van de kinderen geschaad. Zo wilde de moeder niet meewerken bij de aanvraag van een ID-kaart of wilde zij geen instemmingsverklaring voor een vakantie geven. Ook is de betrokkenheid van de moeder bij het hulpverleningsproces en de ondertoezichtstelling beperkt en grillig. De omgangsregeling is de afgelopen jaren wisselvallig verlopen doordat de moeder meermalen heeft afgezegd. De moeder heeft in 2016 aangegeven dat zij leed aan baarmoederhalskanker. Tot dusver heeft de moeder weinig tot geen openheid van zaken gegeven daarover. Mogelijk zijn moeders medische klachten van invloed op haar onbetrouwbare en onvoorspelbare gedrag van de afgelopen tijd maar de moeder was daarvoor ook al, ingegeven door haar persoonlijke problematiek, voor de kinderen niet beschikbaar en onbetrouwbaar. Dat is een hardnekkig patroon van de moeder, los van haar medische klachten. De verwachting is dat dit bij de moeder (en dus voor de kinderen) niet zal veranderen.
5.6
Ook de jeugdzorgwerker van de GI heeft ter mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat de moeder onvoldoende beschikbaar is voor de kinderen en dat zij niet met de moeder in gesprek kunnen komen om zorgpunten door te spreken. Tijdens de uitvoering van de ondertoezichtstelling is moeder moeizaam, en vaak niet, te betrekken geweest waardoor het nauwelijks is gelukt om de moeder mee te krijgen in het traject rondom de kinderen. De moeder is zelden of nooit verschenen op afspraken over de kinderen en zij is niet altijd beschikbaar wanneer belangrijke beslissingen over de kinderen genomen moeten worden. De GI heeft met de moeder alleen nog kunnen werken aan het organiseren van omgangsmomenten tussen de moeder en de kinderen. De school nodigt de moeder geregeld uit voor ouderavonden of een tien-minutengesprek maar de moeder verschijnt dan niet en laat niets van zich horen. Het is voor de GI niet helder waar de moeder nu verblijft. De moeder geeft geen informatie en maakt geen plan. Zij voelt zich snel aangesproken en tekort gedaan. Zij is nu, naar haar zeggen, alleen met de verzorging van haar moeder bezig en het lukt haar niet daarnaast ook naar de kinderen te kijken, aldus de jeugdzorgwerker van de GI. Het lukt niet om echt zicht op de moeder en op haar handelen te krijgen.
5.7
Anders dan de rechtbank vindt het hof het niet meer te vroeg om over te gaan tot gezagsbeëindiging van de moeder. Gebleken is namelijk dat de moeder, ondanks alle inspanningen, haar bij de rechtbank gekregen kans om alsnog invulling te geven aan haar rol als gezaghebbende ouder en de kinderen over haar ernstige medische situatie te vertellen niet heeft gebruikt. Ter mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat er nog steeds heel veel onduidelijkheid is over de gezondheid van de moeder. Ook aan vader geeft zij geen enkele informatie daarover. Bovendien is zij ook niet op de zitting bij het hof verschenen om een toelichting te geven. De kinderen hebben het recht te weten hoe het met de moeder gaat. De moeder zou met de GI het proces moeten aangaan om samen te werken om de kinderen op passende wijze over haar gezondheid te informeren. Dat de moeder dat tot nu toe niet heeft gedaan is niet in het belang van de kinderen. De huidige gezondheid van de moeder en daarmee ook dit proces staat echter los van het gegeven dat de moeder al jaren voor de kinderen onbetrouwbaar en onvoorspelbaar is vanwege de bij de moeder aanwezige persoonlijke problematiek. Zij voert feitelijk al jaren geen zorgtaken meer uit en is niet in staat gebleken verantwoordelijkheid voor de kinderen te dragen.
5.8
Op grond van het vorenstaande is naar het oordeel van het hof voldoende gebleken dat de moeder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige2] en [de minderjarige4] te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van [de minderjarige2] en [de minderjarige4] aanvaardbaar te achten termijn. Het is dan ook in het belang van [de minderjarige2] en [de minderjarige4] de stabiliteit en continuïteit in hun opvoedingssituatie te waarborgen door het gezag van de moeder over hen te beëindigen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking, voor zover daarbij het verzoek van de raad het gezag van de moeder over [de minderjarige2] en [de minderjarige4] te beëindigen is afgewezen, vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van
15 maart 2021, voor zover daarbij het verzoek om het gezag van de moeder over [de minderjarige2] en [de minderjarige4] te beëindigen is afgewezen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
beëindigt het ouderlijk gezag van de moeder over
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2007 te [plaats1] en
- [de minderjarige4] , geboren [in] 2014 te [plaats1] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, R. Feunekes en D.J.M. van de Voort, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, en is op 18 januari 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.