ECLI:NL:GHARL:2022:3449

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 april 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
21-002611-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot afpersing, diefstal met geweld en bedreiging met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor poging tot afpersing, diefstal met geweld en bedreiging met geweld. De feiten vonden plaats op 14 september 2020, waarbij de verdachte [getuige 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 3000 euro door middel van geweld en bedreiging. De verdachte heeft [getuige 1] in zijn auto meegenomen naar een afgelegen plek, waar hij hem meerdere keren heeft gestompt en met een mes heeft bedreigd. Daarnaast heeft de verdachte op dezelfde dag een auto van [aangeefster] gestolen, waarbij ook geweld is gebruikt tegen [getuige 1]. In een andere periode, van 20 februari 2020 tot en met 25 april 2020, heeft de verdachte [getuige 2] onder dwang geld en bankgegevens afgedwongen. Het hof heeft de getuigenverklaringen als geloofwaardig en betrouwbaar beoordeeld, en de verdachte is niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor de vrijspraak die eerder door de rechtbank was gegeven. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en er zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en behandeling door een forensische instelling.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002611-21
Uitspraak d.d.: 11 april 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 25 mei 2021 met parketnummer 18-025108-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in P.I. [P.I.] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met de bijzondere voorwaarden zoals door de rechtbank voornoemd zijn opgelegd en de vrijheidsbeperkende maatregel om geen contact op te nemen met [getuige 1] , [aangeefster] en [getuige 2] . Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. W.B. Lisi, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Noord-Nederland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 4 en 5 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Het vonnis waarvan beroep
Verdachte is door de rechtbank voornoemd veroordeeld ter zake van een poging tot afpersing van een geldbedrag van 3000 euro van [getuige 1] , diefstal van een personenauto, [auto] , van [getuige 1] , voorafgegaan door geweld en bedreiging met geweld en een afpersing van [getuige 2] door deze te dwingen tot de afgifte van geld, het ter beschikking stellen van zijn bankrekening en bankpas met pincode en het afsluiten van telefoonabonnementen, tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank als bijzondere voorwaarden opgelegd -kort gezegd-
-Een meldplicht bij de reclassering gedurende de proeftijd,
-Diagnostiek en behandeling door een forensische instelling gedurende de proeftijd,
-Verblijf in een instelling voor begeleid beschermd wonen of maatschappelijk opvang gedurende de proeftijd,
-Zich actief inzetten voor vinden en behouden dagbesteding.
Verder dient verdachte voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze contact op te nemen met [getuige 1] , [aangeefster] en [getuige 2] .
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - voor zover in hoger beroep nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 september 2020 te of bij [plaats 1] en/of te of bij [plaats 2] , in de gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte en/of verdachtes mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [getuige 1] te dwingen tot de afgifte 3000 euro, althans van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [getuige 1] toebehoorde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) met voormeld oogmerk, opzettelijk
- terwijl die [getuige 1] een voertuig bestuurde, te weten een grijze [auto] , voorzien van het kenteken [kenteken] , die [getuige 1] heeft/hebben gewenkt waarna die [getuige 1] dicht bij het voertuig van verdachte en/of zijn mededader(s) is gestopt en hij, verdachte, en/of een van zijn mededader(s), in het voertuig van die [getuige 1] heeft/hebben plaatsgenomen en/of (vervolgens) in opdracht van verdachte en/of een van zijn mededader(s) naar of bij het [plaats 3] , aldaar, zijn gereden en aldaar uit het voertuig zijn gestapt en/of (vervolgens)
- die [getuige 1] tegen het lichaam heeft/hebben geduwd waardoor die [getuige 1] op de grond terecht is gekomen en/of (vervolgens)
- die [getuige 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd: “Je weet wie ik ben. Ik ben [naam 1] ik ben de grootste van [plaats 2] ” en/of (daarbij) zijn T-shirt omhoog heeft gedaan en een vuurwapen en/of een steekwapen, althans een op een vuurwapen en/of steekwapen gelijkend voorwerp, aan die [getuige 1] heeft/hebben getoond en/of (vervolgens)
- die [getuige 1] meermalen, althans eenmaal, in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens)
- die [getuige 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd -zakelijk weergegeven- dat die [getuige 1] 3000 euro moest betalen en/of dat hij/zij de auto tot die tijd zouden houden en/of bij niet betalen de auto zou(den) verkopen en/of (vervolgens)
- die [getuige 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd -zakelijk weergegeven- dat wanneer hij de politie zou bellen hij zou worden neergestoken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op of omstreeks 14 september 2020 te of bij [plaats 1] en/of te of bij [plaats 2] , in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een grijze [auto] , voorzien van het kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of verdachtes mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [getuige 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zich zelf en/of zijn mededader(s) de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachtes mededader(s)
- terwijl die [getuige 1] een voertuig bestuurde, te weten een grijze [auto] , voorzien van het kenteken [kenteken] , die [getuige 1] heeft/hebben gewenkt waarna die [getuige 1] dicht bij het voertuig van verdachte en/of verdachtes mededader(s) is gestopt en hij, verdachte, en/of een van zijn mededader(s), in het voertuig van die [getuige 1] heeft/hebben plaatsgenomen en/of (vervolgens) in opdracht van verdachte en/of een van zijn mededader(s) naar of bij het [plaats 3] , aldaar, zijn gereden en aldaar uit het voertuig zijn gestapt en/of (vervolgens)
- die [getuige 1] tegen het lichaam heeft/hebben geduwd waardoor die [getuige 1] op de grond terecht is gekomen en/of (vervolgens)
- die [getuige 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd: ‘Je weet wie ik ben. Ik ben [naam 1] ik ben de grootste van [plaats 2] ’ en/of (daarbij) zijn T-shirt omhoog heeft gedaan en een vuurwapen en/of een steekwapen, althans een op een vuurwapen en/of steekwapen gelijkend voorwerp, aan die [getuige 1] heeft/hebben getoond en/of (vervolgens)
- die [getuige 1] meermalen, althans eenmaal, in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens)
- die [getuige 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd -zakelijk weergegeven- dat die [getuige 1] 3000 euro moest betalen en/of dat hij/zij de auto tot die tijd zouden houden en/of bij niet betalen de auto zou(den) verkopen en/of (vervolgens)
- die [getuige 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd -zakelijk weergegeven- dat wanneer hij de politie zou bellen hij zou worden neergestoken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
3.
hij in of omstreeks de periode van 20 februari 2020 tot en met 25 april 2020 te [plaats 2] , in de gemeente [gemeente] , meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [getuige 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of het ter beschikking stellen van zijn bankrekening en/of bankpas (met bijbehorende pincode) en/of het afsluiten van (een) telefoonabonnementen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [getuige 2] toebehoorde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of verdachtes mededader(s), welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachtes mededader(s)
- die [getuige 2] meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens)
- die [getuige 2] (met kracht) de woorden heeft toegevoegd -zakelijk weergegeven- dat die [getuige 2] zijn bankpas en/of pincode moest geven en/of "Van jouw komende salaris wil ik de helft" en/of "Ik wil jouw nieuwe pas weer gebruiken" en/of -zakelijk weergegeven- dat die [getuige 2] vijf telefoonabonnementen moest afsluiten en wanneer hij die niet zou regelen hij, verdachte de bankpas van die [getuige 2] nog langer ging gebruiken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewijsoverwegingen aanzien van de feiten 1 en 2

[getuige 1] heeft in zijn eerste verhoor ten overstaan van de politie op 2 februari 2021 het
volgende verklaard. Op de avond van 14 september 2020 bevonden verdachte en de
medeverdachte [medeverdachte] zich in [plaats 2] . [getuige 1] reed door [plaats 2] in de auto van [aangeefster] - de
toenmalige vriendin van [getuige 1] - en zag verdachte en [medeverdachte] staan bij een auto. Verdachte
wenkte [getuige 1] , waarna [getuige 1] stopte. Verdachte stapte bij [getuige 1] in de auto en zei dat
zij een stukje gingen rijden. [medeverdachte] kreeg van verdachte de opdracht dat hij in de auto achter
[getuige 1] en verdachte aan moest rijden. [getuige 1] reed op aanwijzingen van verdachte naar
een afgelegen plek bij het [plaats 3] bij [plaats 1] . Voordat zij daar aankwamen, is
[getuige 1] in de auto door verdachte meermalen tegen zijn hoofd gestompt. Verdachte zei
tegen [getuige 1] dat hij zijn autosleutel ging innemen en dat hij -als hij de auto terug wilde
hebben- 3.000 euro aan verdachte moest betalen. Bij het [plaats 3] is [getuige 1] uit de auto gestapt, waarna hij door verdachte is bedreigd. Daarbij heeft verdachte zijn T-shirt omhoog gedaan, waarna [getuige 1] een mes zag. [medeverdachte] bleef de hele tijd in de auto zitten. Verdachte is in de auto van [aangeefster] weggereden. [getuige 1] werd vervolgens door [medeverdachte] in de auto naar huis gebracht. Op 15 september 2020 hebben zowel [getuige 1] als [aangeefster] berichten gezonden via
social mediaaan [medeverdachte] . In één van die berichten is aan [medeverdachte] gevraagd of hij nog naar verdachte gaat omdat deze de auto zou terugbrengen. Op 16 september 2020 is door [aangeefster] aangifte gedaan van diefstal van haar personenauto. [medeverdachte] is op 16 september 2020 op de rijksweg [nummer] aangehouden, omdat hij op dat moment in de als gestolen geregistreerde auto van [aangeefster] reed.
Het hof acht, net als de rechtbank, de verklaring van [getuige 1] geloofwaardig en betrouwbaar. Deze verklaring wordt ondersteund door overige bewijsmiddelen. Door [aangeefster] is verklaard dat zij zag dat [getuige 1] bij thuiskomst op de avond van 14 september 2020 letsel aan zijn voorhoofd had, hetgeen steun biedt aan de verklaring van [getuige 1] dat verdachte geweld heeft toegepast.
Ook heeft [aangeefster] verklaard dat [getuige 1] toen een wanhopige blik in zijn ogen had en erg
emotioneel was. Een emotionele waarneming door een getuige vlak na het tenlastegelegde
kan als zelfstandig bewijsmiddel gelden, zodat de verklaring van [aangeefster] in zoverre meer is dan een de auditu-verklaring. Uit de historische gegevens en mastgegevens van de telefoonnummers die bij [medeverdachte] en verdachte in gebruik zijn, blijkt dat zowel [medeverdachte] als verdachte op de avond van 14 september 2020 omstreeks de tijdstippen waarover door [getuige 1] en [aangeefster] is verklaard, nabij het [plaats 3] bij [plaats 1] waren. Ten slotte, ondersteunen ook de nadien verzonden berichten op
social mediaaan [medeverdachte] de verklaringen van [getuige 1] en [aangeefster] . Het hof heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van [getuige 1] en [aangeefster] en zal deze voor het bewijs gebruiken.
Verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen. Hij heeft geen enkele aannemelijke verifieerbare verklaring gegeven voor de feiten en omstandigheden
zoals hierboven zijn vermeld. Het hof is van oordeel dat dit gezien de inhoud van de
bewijsmiddelen wel op zijn weg had gelegen.
Ten aanzien van feit 1 acht het hof niet bewezen dat verdachte dit feit samen met een ander of anderen heeft gepleegd, zodat hij van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken. Uit de verklaringen dan wel uit het hetgeen overig voorhanden is in het dossier volgt niet dat [medeverdachte] heeft geweten dan wel moet hebben geweten dat verdachte getracht heeft door middel van (bedreiging met) geweld [getuige 1] te bewegen tot afgifte van 3.000 euro.
Het hof acht anders dan de rechtbank eveneens onvoldoende bewijs voorhanden voor het ten aanzien van de feiten 1 en 2 onder het eerste gedachtestreepje is tenlastegelegd zodat
zodat verdachte ook van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

Alternatief scenario

Door de verdediging is ter zitting van het hof aangevoerd dat, indien het hof tot een bewezenverklaring mocht komen, rekening te houden met het scenario dat geweld noch bedreiging met geweld is toegepast en dat [getuige 1] het desbetreffende personenvoertuig als onderpand heeft verstrekt met het idee de auto op korte termijn terug te krijgen. Voor dit scenario is een begin van aannemelijkheid omdat [aangeefster] heeft verklaard dat ze dachten dat de auto op korte termijn zou worden teruggegeven. Alsdan zou hoogstens sprake kunnen zijn van verduistering van het desbetreffende personenvoertuig. Ook meent de verdediging dat dit scenario zeer wel voor mogelijk dient te worden gehouden gelet op het opmerkelijk hoge aantal tegenstrijdigheden in de verklaring van [getuige 1] ten opzichte met de verklaring van [aangeefster] .
Het alternatieve scenario dat verdachte in hoger beroep heeft geschetst wordt onvoldoende onderbouwd en is - nu het dossier ook overigens geen concrete aanwijzing daarvoor bevat – naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3

Evenals de rechtbank acht het hof op grond van ingeval van cassatie nog aan te vullen bewijsmiddelen feit 3 wettig en overtuigend bewezen. De verklaring van aangever wordt ondersteund door de verklaringen van meerdere getuigen, zijn bankgegevens en de camerabeelden van de geldopname door verdachte.
Verdachte heeft met betrekking tot de geldopname met de bankpas van aangever op 25 april
2020 verklaard dat hij die bankpas van aangever had gekregen en dat de bewuste
geldopname met instemming van aangever plaatsvond. Het hof acht net als de rechtbank deze verklaring onvoldoende verifieerbaar en ongeloofwaardig in het licht van de
bewijsmiddelen.
Er is echter onvoldoende bewijs voorhanden dat verdachte dit feit samen met een
ander of anderen heeft gepleegd, zodat hij van dit onderdeel van de tenlastelegging zal
worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 14 september 2020 bij [plaats 1] , in de gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [getuige 1] te dwingen tot de afgifte 3000 euro dat aan die [getuige 1] toebehoorde, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte met voormeld oogmerk, opzettelijk
- die [getuige 1] de woorden heeft toegevoegd: “Je weet wie ik ben. Ik ben [naam 1] ik ben de grootste van [plaats 2] ” en daarbij zijn T-shirt omhoog heeft gedaan en een steekwapen aan die [getuige 1] heeft getoond,
- die [getuige 1] de woorden heeft toegevoegd -zakelijk weergegeven- dat die [getuige 1] 3000 euro moest betalen en dat hij de auto tot die tijd zou houden en bij niet betalen de auto zou verkopen en
- die [getuige 1] meermalen tegen het hoofd heeft gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 14 september 2020 bij [plaats 1] , in de gemeente [gemeente] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een grijze [auto] , voorzien van het kenteken [kenteken] , toebehorende aan [aangeefster] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [getuige 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- die [getuige 1] de woorden heeft toegevoegd: “Je weet wie ik ben. Ik ben [naam 1] ik ben de grootste van [plaats 2] ” en daarbij zijn T-shirt omhoog heeft gedaan en een steekwapen aan die [getuige 1] heeft getoond en
- die [getuige 1] meermalen tegen het hoofd heeft gestompt;
3.
hij in de periode van 20 februari 2020 tot en met 25 april 2020 te [plaats 2] , in de gemeente [gemeente] , meermalen met het oogmerk om zich te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [getuige 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en het ter beschikking stellen van zijn bankrekening en bankpas met bijbehorende pincode en het afsluiten van telefoonabonnementen, hetgeen aan die [getuige 2] toebehoorde, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- die [getuige 2] meermalen heeft geslagen en vervolgens
- die [getuige 2] met kracht de woorden heeft toegevoegd -zakelijk weergegeven- dat die [getuige 2] zijn bankpas en pincode moest geven en "Van jouw komende salaris wil ik de helft" en "Ik wil jouw nieuwe pas weer gebruiken" en -zakelijk weergegeven- dat die [getuige 2] vijf telefoonabonnementen moest afsluiten en wanneer hij die niet zou regelen hij, verdachte de bankpas van die [getuige 2] nog langer ging gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
poging tot afpersing.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
afpersing.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing, een diefstal met geweld en bedreiging met geweld en een afpersing.
Op 14 september 2020 heeft verdachte getracht het slachtoffer [getuige 1] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag van 3000 euro.
Daartoe heeft verdachte slachtoffer [getuige 1] in diens auto meegenomen naar een afgelegen plek, hem daar meerdere malen gestompt en een mes getoond. Toen verdachte het geldbedrag niet kreeg, heeft verdachte die auto gestolen en [getuige 1] op die plek achtergelaten.
In de periode van 20 februari 2020 tot en met 25 april 2020 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan afpersing van [getuige 2] . Ook hier heeft verdachte geen geweld en bedreiging met geweld geschuwd.
De gevolgen van dergelijke overvallen zijn in het algemeen zeer traumatiserend voor de slachtoffers. Verdachte heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers en gehandeld voor eigen geldelijk gewin. Dit neemt het hof verdachte zeer kwalijk.
Het hof heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 21 februari 2022. Daaruit blijkt dat verdachte voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten al eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten en geweldsdelicten. Deze veroordelingen hebben hem kennelijk er niet van weerhouden om opnieuw in de fout te gaan. Het hof neemt dit in strafverzwarende zin mee.
Uit het reclasseringsrapport van 25 maart 2021 volgt dat als de rechtbank tot een
veroordeling komt de leefgebieden psychosociaal functioneren, houding, sociaal netwerk,
relatie met familie, dagbesteding en huisvesting recidive verhogende factoren zijn. Verder
volgt uit het rapport dat uit een NIFP-onderzoek van juni 2016 naar voren is gekomen dat verdachte functioneert op zwakbegaafd niveau (zijn IQ is 71), er sprake is van een ernstige gedragsstoornis in de adolescentie en dat er sprake is van een lacunaire
gewetensontwikkeling. Verdachte is wel in staat zijn gedrag enige tijd aan te passen aan de
regels. Maar dat houdt hij niet lang vol.
De reclassering acht in haar rapport een hernieuwd onderzoek naar de persoon van verdachte noodzakelijk
om meer zicht op verdachte te krijgen, omdat het laatste gedragsdeskundig onderzoek dateert uit 2016. Op basis van de beschikbare informatie kan de reclassering niet uitsluiten of er sprake is van een (antisociale) persoonlijkheidsstoornis. De kans op recidive wordt als hoog ingeschat door de reclassering.
De reclassering acht een klinische behandeling, diagnostiek en andere bijzondere
voorwaarden noodzakelijk om te komen tot een afname van het recidiverisico. Verder
adviseert de reclassering het volwassenenstrafrecht toe te passen.
De reclassering adviseert om als bijzondere voorwaarden op te leggen:
- Meldplicht bij reclassering
- Opname in een zorginstelling
- Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
- Schadeherstel
- Geen andere huisvesting zonder toestemming
- Het hebben van passende (betaalde) dagbesteding
Verder heeft het hof kennisgenomen van de door de raadsman ter zitting van het hof overgelegde e-mailwisseling tussen de raadsman en de begeleider van verdachte, [naam 2] , waaruit blijkt dat verdachte door [naam 2] is begeleid en dat verdachte de afspraak met [naam 2] heeft dat wanneer hij vrijkomt, de begeleiding weer wordt voortgezet.
Toepassing volwassenenstrafrecht
Het hof ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan berechting volgens het jeugdstrafrecht. Verdachte is inmiddels twintig jaar oud.
Het hof houdt echter bij de straftoemeting rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten.
Het hof staat vervolgens voor de vraag welke straf aan verdachte moet worden opgelegd.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat gezien de aard en ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur passend en geboden is.
Het hof acht het van groot belang dat wordt voorkomen dat verdachte weer strafbare feiten pleegt en dat hij intensief begeleid wordt. Daarom zal het hof een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden opleggen maar anders dan de rechtbank een groter deel van die gevangenisstraf, te weten 12 maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 3 jaren als flinke stok achter de deur.
Daarnaast zal het hof als bijzondere voorwaarden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen. Deze voorwaarden worden noodzakelijk geacht teneinde een gedragsverandering bij verdachte te bewerkstelligen en om recidive te voorkomen.
Deze straf is passend en geboden.
Voorts zal het hof bevelen dat verdachte op geen enkele wijze contact opneemt met
[getuige 1] , [aangeefster] en [getuige 2] .
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 38w, 45, 57, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het tenlastegelegde.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
-dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zijn medewerking verleent aan diagnostiek en het daaruit voortvloeiende behandeladvies. Daarna laat hij zich behandelen door een forensische instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en aan de aanwijzing van de reclassering en de instelling.
-dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie telefonisch meldt bij de Reclassering Nederland, via telefoonnummer 088 804 11 00 en zich blijft melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht.
-dat de veroordeelde gedurende de proeftijd, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang te bepalen door de reclassering en zich zal houden aan de huisregels die deze instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
-dat de veroordeelde zich actief zal inzetten voor het vinden en behouden van dagbesteding die hij in overleg met zijn behandelaar en de reclassering zoekt.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Het hof legt de volgende maatregel op:
Beveelt dat veroordeelde voor de duur van 5 (vijf) jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [getuige 1] , geboren op [geboortedatum 2] , [aangeefster] , geboren op [geboortedatum 3] en [getuige 2] , geboren op [geboortedatum 4] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt een week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. W. Foppen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.G. Eisma, griffier,
en op 11 april 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.