1.5Crop heeft uit deze opmerking van de deskundige de conclusie getrokken dat de ‘royalty routing Curaçao’ in de ogen van de deskundige kennelijk een legale opzet had, en dus geoorloofd was. Die opmerking getuigt naar het oordeel van het Hof van een onjuiste lezing van de conclusies van de deskundige. Die komen er immers op neer dat Crop er niet in is geslaagd de geadviseerde structuur ‘at arms length’ te implementeren. Het nadere memorandum is een bevestiging van het eerder uitgebrachte deskundigenrapport. De conclusies van de deskundige zijn als volgt nader geformuleerd.
1 In werkelijkheid heeft slechts een zeer beperkte overdracht door de relevante BVs van kwekersrechten aan KSH plaatsgevonden. Dit blijkt uit de verwerking in het zogeheten ‘Plantenrassenregister’.
2. In werkelijkheid heeft slechts in zeer beperkte mate overdracht van kwekersrechten door KSH aan KS IPR SA plaats kunnen vinden.
3. De werkzaamheden van KSH en de Nederlandse BVs verricht, dienen geen andere conclusie dan dat:
a. de Nederlandse groepsmaatschappijen de dagelijkse operationele leiding hadden van alle werkzaamheden in de groep, zelfs die welke aan KSH contractueel zijn toegewezen.
b. de rol van KSH als van een ondergeschikt en dienstverlenend karakter dient te worden aangemerkt.
c. daarom het gebruikte “interne verrekenprijs” beleid door de onderneming niet strookt met de functies/ risico’s/ activa allocatie tussen groepsondernemingen.
d. het gehanteerde beleid daarom dwingt tot een herkwalificatie van de interne verrekenprijzen, waarbij KSH als dienstverlener aan de Nederlandse groepsmaatschappijen dient te worden gekwalificeerd.
e. dit op grond van het zakelijkheidsbeginsel leidt tot de constatering dat de keuze van de verrekenprijsmethode voor KSH, gezien de feitelijke werkzaamheden en de financiële verantwoording met betrekking tot deze werkzaamheden, waaruit blijkt dat de functies en verantwoordelijkheden van KSH zeer beperkt zijn geweest, dient te beantwoorden aan het profiel van dienstverlenende activiteiten. De herijking van de beloningen aan KSH is gebaseerd op de vereisten die zijn geformuleerd in artikel 8b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 en op de OESO Transfer Pricing Richtlijnen 1995 en het Besluit Verrekenprijzen IFZ 2001/295.
De afgeronde conclusie op grond van de gepresenteerde feiten luidt dat
- KSH een beloning diende te ontvangen als een opslag op diens operationele kosten;
- een winstopslag op de operationele kosten van tussen 6,7% en 8,66% voldoet aan de daarvoor gemaakte database analyse en in lijn is met het zakelijkheidsbeginsel conform de OESO richtlijnen van 1995 en de verrekenprijzen resolutie IFZ 2001 / 295;
- de restwinst over de relevante jaren toekomt aan de Nederlandse entiteiten.