ECLI:NL:GHARL:2022:3394

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 januari 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
001061-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging als vrijheidsbenemende maatregel in het strafrecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland. De appellant, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw mr. J.H. Rump, had een verzoek ingediend om een schadevergoeding van € 48.063,58 voor de schade die hij had geleden door een ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. De rechtbank had de appellant echter niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.

Het hof heeft de zaak in raadkamer behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte de appellant niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank had eerder een zorgmachtiging verleend op grond van de Wet forensische zorg, die volgens het hof gelijkgesteld kan worden met een vrijheidsbenemende maatregel. Het hof oordeelde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren voor het toekennen van schadevergoeding op basis van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering, omdat de maatregel niet ten uitvoer was gelegd.

Desondanks heeft het hof besloten om een vergoeding van € 1.020 toe te kennen voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De beschikking van de rechtbank is vernietigd en het hof heeft de vergoeding ten laste van de Staat toegewezen. De griffier is opgedragen om het bedrag over te maken naar de rekening van de advocaat van de appellant. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met mr. O.G. Schuur als voorzitter, en is op 31 januari 2022 ter openbare zitting uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
AV-nummer: 001061-21
Parketnummer: 05-041857-20
Uitspraak d.d.: 31 januari 2022
Beschikking van de meervoudige raadkamer op het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, d.d. 17 juni 2021 op het verzoek ex
artikel 533van het Wetboek van Strafvordering van:

[appellant]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
te dezer zake domicilie kiezende te 8011 AK Zwolle, Harm Smeengekade 9, ten kantore van zijn raadsvrouw, mr. J.H. Rump,
hierna te noemen: appellant.

Procesgang

Bij een op 23 april 2021 door de rechtbank ontvangen verzoekschrift heeft appellant gevraagd om een vergoeding uit ’s Rijks kas van € 48.063,58 voor de schade die hij ten gevolge van in een strafzaak ondergane verzekering en voorlopige hechtenis heeft geleden, zoals nader in het verzoekschrift omschreven.
Daarnaast heeft verzoeker om een vergoeding gevraagd voor de kosten van het opstellen en indienen van dit verzoekschrift.
De rechtbank heeft bij voormelde beschikking appellant niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek.
Namens appellant is op 22 juli 2021 hoger beroep tegen die beschikking ingesteld.
Het hoger beroep is door het hof in raadkamer op 17 januari 2022 in het openbaar behandeld, waarbij zijn gehoord de advocaat-generaal en de appellant, telefonisch bijgestaan door mr. Rump.

Beoordeling van het verzoek

In de strafzaak met het hiervoor vermelde parketnummer heeft de rechtbank Gelderland bij vonnis van 19 januari 2021 appellant ontslagen van alle rechtsvervolging. Bij beschikking van gelijke datum heeft de rechtbank op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg in verbinding met artikel 6:5, aanhef en onder a, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg een zorgmachtiging voor verplichte zorg in een psychiatrisch ziekenhuis verleend.
Appellant is op 15 februari 2020 in verzekering gesteld en is uiteindelijk op 2 februari 2021 in vrijheid gesteld.
Appellant heeft het verzoek op de voorgeschreven wijze ingediend.
De raadsvrouw heeft het beroep nader toegelicht en gepersisteerd bij het verzoek.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beschikking waarvan beroep.
Als de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging maar op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten kan de rechter ingevolge artikel 533, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering op verzoek van de gewezen verdachte, indien en voor zover daarvoor alle omstandigheden in aanmerking genomen gronden van billijkheid aanwezig zijn, een vergoeding toekennen voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis.
In de strafzaak van appellant, waarin is geoordeeld dat het bewezenverklaarde niet aan hem kan worden toegerekend, is geen straf of maatregel opgelegd. Op zich kon verzoeker, die het verzoek op de voorgeschreven manier heeft ingediend, worden ontvangen in zijn verzoek. Dit betekent dat de rechtbank appellant ten onrechte nietontvankelijk heeft verklaard.
Naar het oordeel van het hof is de bij aparte beschikking – in het kader van de strafrechtelijke handhaving – verleende (civielrechtelijke) zorgmachtiging in feite gelijk te stellen met een maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 37 (oud) van het Wetboek van Strafrecht en aan te merken als een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel in de zin van artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dat de maatregel uiteindelijk niet ten uitvoer is gelegd, maakt dit nog niet anders.
Onder die omstandigheden zijn er naar het oordeel van het hof geen gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van schadevergoeding op grond van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering.
Nu het verzoek in twee instanties is behandeld zal het hof als vergoeding voor de kosten van het opstellen en indienen van dit verzoekschrift een bedrag van € 1.020 toekennen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep;

Kent aan [appellant] toe een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van€ 1.020 (duizend twintig euro).

Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op rekeningnummer [rek.nr.] , ten name van SBD Klemann Advocaten, onder vermelding van de heer [appellant] .
Aldus gegeven door
mr. O.G. Schuur, voorzitter,
mr. N.C. van Lookeren Campagne en mr. R.M. Maanicus, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Klein, griffier,
door de oudste raadsheer ondertekend en op 31 januari 2022 ter openbare zitting uitgesproken.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat deze beschikking te ondertekenen.