ECLI:NL:GHARL:2022:3381

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
21-002562-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot diefstal in vereniging met twijfel over betrouwbaarheid verklaring medeverdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor poging tot diefstal in vereniging. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 13 april 2022, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. J. Leijten.

De tenlastelegging betrof een poging tot diefstal van geld uit geldautomaten bij een wasstraat op 3 juli 2020. De verdachte en een medeverdachte werden kort na de melding van een inbraak aangetroffen in een auto met schroevendraaiers. De politie had camerabeelden waarop een persoon te zien was die zich verdacht gedroeg bij de geldautomaten. De medeverdachte verklaarde dat de verdachte degene was die de auto verliet, maar het hof had twijfels over de betrouwbaarheid van deze verklaring, gezien de belangen van de medeverdachte.

Het hof oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de poging tot diefstal. De verklaring van de medeverdachte werd niet als bewijs gebruikt, en omdat er geen ander bewijs was dat de verdachte verbond aan het tenlastegelegde feit, sprak het hof de verdachte vrij. De vordering van de benadeelde partij werd buiten beschouwing gelaten, omdat deze in eerste aanleg niet-ontvankelijk was verklaard. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002562-21
Uitspraak d.d.: 26 april 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 26 mei 2021 met parketnummer 18-295156-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
[woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 april 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw,
mr. J. Leijten naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte bij vonnis van 26 mei 2021, waartegen het hoger beroep is gericht, ter zake van het primair tenlastegelegde feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de politierechter de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 3 juli 2020, te [plaats] in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in/uit (een) geldautoma(a)t(en) van/bij een wasstraat aan de [adres] , geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam bedrijf] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat geld onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking (met een breekvoorwerp) twee, althans een, geld/munt-automa(a)t(en) heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 juli 2020, te [plaats] in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in/uit (een) geldautoma(a)t(en) van/bij een wasstraat aan de [adres] , geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam bedrijf] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat geld onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking (met een breekvoorwerp) twee, althans een, geld/munt-automa(a)t(en) heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Vordering van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van een poging tot diefstal door middel van verbreking zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Uit het dossier blijkt dat er om 03:19 uur een melding van het alarmsysteem bij aangever is gekomen, dat een van de betaalautomaten van [naam bedrijf] te [plaats] was gesaboteerd. Toen de politie om 03:20 uur ter plaatse kwam, werden meerdere betaalautomaten aangetroffen, die waren opengebroken met een breekvoorwerp. Niet lang daarna werden verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in een auto met twee schroevendraaiers aangetroffen, terwijl op de beveiligingsbeelden van aangever te zien was dat een vergelijkbare auto zich om 03:18 uur bij de [naam bedrijf] te [plaats] bevond. Ten slotte heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat hij met zijn vriendin in de auto is blijven zitten en dat verdachte degene op de camerabeelden is, die de auto verliet.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft namens verdachte vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde poging tot diefstal door middel van braak.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte de tenlastegelegde poging tot diefstal door middel van braak heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juli 2020 is op camerabeelden te zien dat om 03:17 uur een grijze [auto] een van de wasboxen van [naam bedrijf] te [plaats] inrijdt. Kort daarna wordt een weerkaatsing van het licht aan de passagierszijde van de auto gezien. Het lijkt erop dat de deur meerdere keren open en dicht wordt gedaan. Vervolgens wordt gezien dat er om 03:18 uur een persoon bij de auto loopt. Die persoon draagt een wit shirt en loopt richting de betaalautomaat. Om 03:19 uur loopt een persoon terug naar de auto, waarop de auto de wasbox verlaat.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn op 3 en 4 juli 2020 door de politie gehoord. Uit de processen-verbaal van verhoor d.d. 3 en 4 juli 2020 blijkt dat tijdens deze verhoren is vastgesteld dat medeverdachte [medeverdachte] een lichtgekleurd shirt aan had.
Uit het dossier volgt niet welke kleur de bovenkleding van verdachte had.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft voorts verklaard dat hij, eenmaal aangekomen bij [naam bedrijf] , samen met zijn vriendin de auto niet heeft verlaten. Hij bevond zich aan de passagierszijde van de auto. Wanneer door de politie tijdens het verhoor wordt vastgesteld dat medeverdachte [medeverdachte] een lichtgekleurd shirt aan heeft en hem de vraag wordt gesteld wie de persoon op de camerabeelden is die met een lichtgekleurd shirt rond de auto loopt, antwoordt medeverdachte [medeverdachte] : ‘Ik wil geen snitch [zijn], ik ben het niet. Als ik er sneller uit kom?’ Als de verbalisant tegen [medeverdachte] zegt dat hij gewoon eerlijk moet zijn, zegt [medeverdachte] : ‘Ja het was [verdachte] ’.
Het hof heeft teveel aarzeling over de betrouwbaarheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] . [medeverdachte] was immers zelf verdachte en had belang bij het afleggen van een voor hem ontlastende verklaring. Het hof acht gezien [medeverdachte] hiervoor weergegeven verklaring aannemelijk dat hij de voor verdachte belastende verklaring aflegde omdat hij ervan uit ging dat hij daardoor snel in vrijheid zou worden gesteld. [medeverdachte] verklaring zal derhalve niet tot bewijs worden gebezigd. Nu niet vastgesteld kan worden of (ook) verdachte een licht gekleurd shirt aan had, en er voorts op grond van overige zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit, zal het hof verdachte hiervan vrijspreken.

Vordering van de benadeelde partij [naam bedrijf]

De benadeelde partij [naam bedrijf] heeft zich overeenkomstig artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering tot vergoeding van door deze geleden schade als gevolg van het aan de verdachte primair tenlastegelegde feit.
De politierechter heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Nu de benadeelde partij in eerste aanleg niet-ontvankelijk is verklaard in de vordering en niet is gebleken dat deze zich op grond van het bepaalde van artikel 421, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, in hoger beroep (wederom) als benadeelde partij in dit strafproces heeft gevoegd, dient de vordering in hoger beroep buiten beschouwing te blijven.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 26 april 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.