Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006668-19
Uitspraak d.d.: 29 april 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 10 december 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 05-880193-19 en 05-062616-18, 05-113068-18, 05-780009-19, 05-881721-17, tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
thans verblijvende in [instelling 1] te [plaats] .
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 25 maart 2022 – welk onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 29 april 2022 - en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.A.W. Nilessen, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft de dagvaarding partieel nietig verklaard, het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van verdachte voor twee tenlastegelegde feiten, verdachte vrijgesproken van mensenhandel en enkele daaraan gekoppelde feiten en hem voor de overige tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden. Daarnaast heeft de rechtbank gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en bevolen dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. Het vonnis waarvan beroep houdt verder beslissingen in ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen en de vorderingen van de benadeelde partijen.
Het hof komt tot andere beslissingen dan de rechtbank. Daarom zal het hof het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte zijn -na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging en toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg - verschillende strafbare feiten tenlastegelegd. Voor de leesbaarheid van de tenlastelegging en dit arrest zal het hof de gevoegde zaken nummeren van I tot en V, de in de zaak I onder 1 alternatief /cumulatief tenlastegelegde strafbare feiten nummeren van A tot en met I, de gedachtestreepjes voor de feitelijke omschrijving van de onder A tenlastegelegde feiten nummeren van 1 tot en met 24 en de namen van de aangeefsters bij de tenlastegelegde feiten vermelden. Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak I (parketnummer 05/881721-17)
A: mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 april 2014 tot en met 15 mei 2018 te Nijmegen en/of Arnhem en/of Eindhoven, in elk geval (telkens) in Nederland,
(lid 3, onder lo)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer ander(en), te weten,
[slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 5]
(lid 1, onder 1°)
(telkens)
door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of
door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of
door misbruik van de kwetsbare positie,
heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
(lid 1, onder 4o)
(telkens) met één of meerdere van de onder 1° van dit artikel genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of
door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of afpersing en/of misleiding dan wel
door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of
door misbruik van de kwetsbare positie,
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten
onder de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden, te weten
door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of
door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of
door misbruik van de kwetsbare positie,
enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of diens mededader(s), wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten,
(lid 1, onder 6o)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
heeft/hebben en/of is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s)
1. contact gezocht met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , al dan niet via sociale media (Baddoo en/of Facebook) en/of
2. terwijl hij en/of zijn mededader(s) wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] verstandelijk beperkt en/of kwetsbaar en/of gemakkelijk te beïnvloeden was/waren en/of geen werk en/of schulden had(den) en/of
3. terwijl hij en/of zijn mededader(s) een (liefdes)relatie met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] is aangegaan en/of onderhouden en/of haar/hen in de veronderstelling heeft/hebben laten verkeren dat zij de enige voor hem was/waren, en zodoende haar/hen onder zijn/hun invloedssfeer heeft/hebben gebracht en/of
4. terwijl hij en/of zijn mededader(s) zich in de omgang met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] (telkens) schreeuwend en/of agressief en/of boos en/of intimiderend heeft/hebben opgesteld en/of
5. terwijl hij en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met een (namaak)pistool, althans een of meer wapen(s) getoond, althans de suggestie heeft/hebben gewekt een vuurwapen te hebben (al dan niet door een foto/filmpje van een wapen door te sturen) en/of
6. terwijl hij die [slachtoffer 4] (telkens) heeft gedreigd met openbaarmaking van (al dan niet onvrijwillig) seksueel contact tussen hem en haar en/of
7. terwijl hij die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] (meermalen) heeft geslagen met vlakke hand en/of gebalde vuist, althans gedreigd haar te slaan en/of
8. ( (trio)seks met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] gehad en/of (deze) seksuele handelingen op film opgenomen en/of
9. ( (vervolgens) gedreigd dat seksfilmpje en/of naaktfoto’s met/van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te zullen openbaren en/of
10. ( (telkens) op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ingepraat en/of haar/hen bedreigd, teneinde haar/hen te bewegen (al dan niet tegen betaling) seks te hebben met een of meerdere ander(e) man(nen) en/of
11. die [slachtoffer 2] bewogen en/of gedwongen strafbare feiten te plegen en/of goederen af te geven en/of
12. ( (telkens) op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5] ingepraat en/of haar/hen bedreigd, teneinde haar/hen te bewegen tot het afsluiten van een telefoonabonnement en/of
13. die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5] (telkens) voorgehouden dat iemand de/het afgesloten abonnement(en) uit het systeem zou verwijderen en/of een abonnement geen gevolgen heeft en/of dat hij, verdachte, de kosten zou betalen en/of
14. ( (vervolgens) (telkens) die die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5] instructies gegeven een of meerdere telefoonabonnement(en) op haar/hun naam af te sluiten en/of
15. die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5] naar een of meer telefoonwinkel(s) vervoerd en/of vergezeld en/of
16. door (telkens) met meerdere personen gezamenlijk aanwezig te zijn en/of in de nabijheid zich op te houden bij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5] bij het aangaan van de afspraken over het/de telefoonabonnement(en) en/of bij het afsluiten van het/de telefoon abonnement(en) (zodoende) een numeriek ovenwicht gevormd en/of
17. ( (telkens) nadat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5] het telefoonabonnement had afgesloten tegen haar/hun gezegd om (de tas met) bijbehorende telefoontoestel(len) en/of iPad aan hem verdachte of zijn mededader(s) af te geven en/of
18. terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5] rekeningen van die telefoonmaatschappij(en) heeft ontvangen en/of
19. die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] haar/hun bankpas(sen) aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) laten afgeven, zodat hij verdachte en/of zijn mededader(s) geld van haar bankrekening konden pinnen en/of met de bankrekening konden frauderen en/of
20. die [slachtoffer 2] geld van haar bankrekening voor hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) laten pinnen en/of
21. die [slachtoffer 4] haar inloggegevens van internetbankieren aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) laten afgeven, zodat hij verdachte en/of zijn mededader(s) geld van haar bankrekening konden overschrijven en/of een nieuwe creditcard konden aanvragen en/of
22. op naam van [slachtoffer 5] een credit card aangevraagd hij Bunq en/of die [slachtoffer 5] een geldbedrag ter identificatie laten overmaken naar die Bunq rekening en/of
23. die [slachtoffer 3] haar DigiD-inloggegevens aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) laten afgeven, zodat hij verdachte en/of zijn mededader(s) konden beschikken over haar belastingaangifte en/of daarmee konden frauderen en/of
24. door welke feiten en omstandigheden voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij/hun zich niet heeft/hebben kunnen onttrekken en/of ten gevolge waarvan zij/hen geen weerstand aan verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben kunnen bieden;
B: oplichting van [slachtoffer 1]
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van september 2014 tot en met 17 april 2015 te Nijmegen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
- afgifte van meerdere, althans één mobiele telefoon(s) en/of contract(en), in elk geval van enig goed, en/of
- het aangaan van een schuld, te weten het afsluiten van meerdere, althans één telefoonabonnement(en)
door op indringende wijze tegen die [slachtoffer 1] te zeggen
- dat er een bedrijf was dat abonnementen kon verwijderen uit het systeem en/of dat een abonnement geen gevolgen had en/of
- dat het veilig was en/of
- dat zij later meer geld zou krijgen en/of
- dat zij het voor [verdachte] deed
althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot voornoemde afgifte en/of het aangaan van voornoemde schuld;
C: afdreiging van [slachtoffer 2]
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 8 juni 2017 te Zetten, gemeente Overbetuwe en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim,
[slachtoffer 2] heeft gedwongen hetzij tot de afgifte van enig goed dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] of aan een derde toebehoort, hetzij tot het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld, hetzij tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten
- [slachtoffer 2] gedwongen tot het plegen en/of medeplegen van diefstallen en/of
- de afgifte van een scooter, toebehorende aan een onbekende derde en/of sieraden, toebehorende aan onbekende derden en/of een pinpas toebehorende aan [slachtoffer 6] en/of
- door te dreigen naaktfilmpjes en/of naaktfoto's van die [slachtoffer 2] openbaar te maken;
D: dwang van [slachtoffer 2]
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 8 juni 2017 te Zetten, gemeente Overbetuwe en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ander, te weten [slachtoffer 2]
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 2] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten
- [slachtoffer 2] gedwongen tot het plegen en/of medeplegen van diefstallen en/of
- de afgifte van een scooter, toebehorende aan een onbekende derde en/of sieraden, toebehorende aan onbekende derden en/of een pinpas toebehorende aan [slachtoffer 6]
door te dreigen naaktfilmpjes en/of naaktfoto’s van die [slachtoffer 2] openbaar te maken;
E: wederrechtelijk gebruik maken van de identiteit van [slachtoffer 3]
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 mei 2017 tot en met 13 mei 2018 te Ammerstol en/of te Zetten en/of Tiel en/of Nijmegen en/of te Eindhoven, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten de Digi-d inlog code van [slachtoffer 3] heeft gebruikt door met deze Digi-d inlog code
- aangifte te doen bij de belastingdienst en/of
- zorgtoeslag en/of huurtoeslag en/of heffingskorting aan te vragen bij de belastingdienst en/of
met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van die [slachtoffer 3] te verhelen en/of te misbruiken, waardoor voor die [slachtoffer 3] enig nadeel kon ontstaan, te weten onterecht
ontvangen bedragen van de belastingdienst en/of terugvorderingen van de belastingdienst;
F: diefstal van geldbedragen toebehorende aan [slachtoffer 3] door middel van een valse sleutel
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 april 2017 tot en met 13
mei 2018 te Nijmegen en/of te Tiel en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) de hierna te noemen geldbedragen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n) toebehoorde, te weten [slachtoffer 3] , heeft weggenomen, met het oogmerk om zich die bedragen wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of diens mededader(s) die weg te nemen geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te een of meer bankpassen op naam van die [slachtoffer 3] en/of de daarbij behorende pincodes, te
weten
- een geldbedrag van 5,57 euro overgeboekt aan [betrokkene 1] op 3 april 2017 en/of
- een geldbedrag van 19,86 euro overgeboekt aan [betrokkene 1] op 5 mei 2017 en/of
- een geldbedrag van 109,14 euro overgeboekt aan [betrokkene 1] op 5 mei 2017 en/of
- een geldbedrag van 0,39 euro gepind bij de Coop te Nijmegen op 31 oktober 2017 en/of
- een of meer geldopnames bij pinautomaten;
G: afpersing van [slachtoffer 4]
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2017 tot en met 23 januari 2018 te Nijmegen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van goed, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 4] toebehoorde, te weten haar bankpas en/of daarbij behorende tan-codes, door
- de keel van die [slachtoffer 4] dicht te knijpen en/of die [slachtoffer 4] bij de nek vast te pakken en/of
- die [slachtoffer 4] onverhoeds te betasten en/of te zeggen dat zij hem moest geven wat hij wilde, omdat hij er anders voor zou zorgen dat zij (als moslima) niet meer kon trouwen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
H: afdreiging van [slachtoffer 4]
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2017 tot en met
23 januari 2018 te Nijmegen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim
[slachtoffer 4] heeft gedwongen hetzij tot de afgifte van enig goed dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 4] toebehoort, hetzij tot het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld, hetzij tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten
- die [slachtoffer 4] gedwongen haar bankpas en/of daarbij behorende tan-codes af te geven en/of
- door de keel van die [slachtoffer 4] dicht te knijpen en/of die [slachtoffer 4] bij de nek vast te pakken en/of
- door die [slachtoffer 4] onverhoeds te betasten en/of te zeggen dat zij hem moest geven wat hij wilde, omdat hij er anders voor zou zorgen dat zij (als moslima) niet meer kon trouwen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
I: oplichting van [slachtoffer 5]
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 oktober 2017 tot en met
28 november 2017 te Nijmegen en/of te Arnhem, althans in Nederland
meermalen althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het tenietdoen van een inschuld, te weten
- afgifte van meerdere, althans één mobiele telefoon(s) en/of contract(en), in elk geval van enig goed, en/of
- het aangaan van een schuld, te weten het afsluiten van meerdere, althans één telefoonabonnement(en)
door tegen die [slachtoffer 5] te zeggen
- dat zij uit het systeem werd gehaald nadat ze de telefoon had gekregen en/of
- dat het abonnement niet meer op haar naam zou staan en/of
- dat zij beter nog een abonnement kon afsluiten omdat verkoop van beide telefoons meer geld zou opleveren,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
waardoor die [slachtoffer 5] werd bewogen tot voornoemde afgifte en/of het aangaan van voornoemde schuld;
2: mishandeling van [slachtoffer 7]
hij op of omstreeks 26 februari 2015 te Nijmegen, [slachtoffer 7] heeft mishandeld door die [slachtoffer 7] met de handen met kracht bij de nek te pakken en/of een hand in haar gezicht te drukken;
3: poging tot oplichting van Bijenkorf
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 maart 2018 tot en met 7
maart 2018 te Nijmegen en/of Druten, althans in Nederland en/of te Duitsland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de Bijenkorf te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten goederen ter waarde van ongeveer 583 euro, althans een geldbedrag,
- heeft ingelogd op de webwinkel van de Bijenkorf onder de naam [e-mailadres] , althans met een emailadres niet zijnde van verdachte en/of diens mededaders en/of
- goederen heeft besteld in deze webwinkel en/of
- ter betaling gebruikt heeft gemaakt van een creditcard op naam van [slachtoffer 8] , althans een creditcard niet zijnde van verdachte en/of diens mededaders,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Zaak II (parketnummer 05/062616-18)
hij op of omstreeks 31 maart 2018 te Nijmegen, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meerdere ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] (buitengewoon opsporingsambtenaar) en/of [verbalisant 2] (buitengewoon opsporingsambtenaar), werkzaam in de rechtmatige oefening van zijn/hun bediening, te weten verdachte als verdacht van het gepleegd hebben van één of meerdere op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en), had(den) aangehouden, teneinde verdachte ter (voor)geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, door zijn handen in zijn (jas)zakken te houden en/of te rukken en/of te trekken en/of te bewegen in een richting tegengesteld aan die, waarin die voornoemde ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden;
Zaak III (parketnummer 05/113068-18)
hij op of omstreeks 14 maart 2018 te Nijmegen, opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 9] , toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt.
Zaak IV (parketnummer 05/780009-19)
1.
diefstal van mobiele telefoon van [slachtoffer 10]
hij op of omstreeks 14 januari 2019 te Nijmegen een mobiele telefoon (Samsung S 9, IMEI nummer [IMEI nummer 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 10] , met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen heeft weggenomen;
2.
diefstal van bankpas van [slachtoffer 10]
hij in of omstreeks de nacht van 1 op 2 februari 2019 te Nijmegen een (Rabo)bankpas behorend bij rekeningnummer [rekeningnummer 1] en/of rekeningnummer [rekeningnummer 2]
, ten name van [slachtoffer 10] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 10] , met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, heeft weggenomen;
3.
diefstal van geldbedragen van [slachtoffer 10] door middel van een valse sleutel
hij op of omstreeks 2 februari 2019 te Nijmegen en/of te Kranenburg (Duitsland) met het oogmerk van wederrechtelijke toëeigening in/uit een geldautomaat heeft weggenomen 1200
Euro, in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 10] , althans aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen 1200 Euro/geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van (een) valse sleutel(s) , te weten door een - tevoren gestolen bankpas op naam van [slachtoffer 10] voornoemd) in die geldautomaat in te voeren en vervolgens de zogenaamde PIN-code (welke een unieke combinatie met het nummer op voornoemde bankpas vormt) in te toetsen, waarna vrijelijk over die 1200 Euro, althans dat geldbedrag kon worden beschikt;
4.
diefstal van mobiele telefoon en OV-chipkaart van [slachtoffer 11] en diefstal van een jas en een bankpas van [slachtoffer 12]
hij in of omstreeks de nacht van 29 op 30 januari 2019 te Doornenburg, althans in de gemeente Lingewaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/of alleen, (respectievelijk)
- een mobiele telefoon (Samsung Galaxy S 8, IMEI nummer [IMEI nummer 2] ) en/of een OV-chipkaart (tnv [slachtoffer 11] ) en/of
- een jas (inhoudende een bankpas) en/of een (ABN Amro) bankpas (behorend bij rekeningnummer [rekeningnummer 3] , ten name van [slachtoffer 12] ),
in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan (respectievelijk)
- [slachtoffer 11] en/of
- [slachtoffer 12]
heeft weggenomen, (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Zaak V (parketnummer 05/880193-19)
1.
Primair: poging tot doodslag van [verbalisant 3] en [verbalisant 4]
hij op of omstreeks 19 januari 2019 te Druten, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meer (politie)ambtenaren, te weten:
- [verbalisant 3] (hoofdagent van de eenheid Oost-Nederland) en/of
- [verbalisant 4] (hoofdagent van de eenheid Oost-Nederland),
opzettelijk van het leven te beroven, (terwijl die [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] zich bevonden in hun onopvallende dienstvoertuig met kenteken: [kenteken 1] )
rijdende in een personenauto (Volkswagen Golf met kenteken: [kenteken 2] ), in elk geval in een door hem , verdachte bestuurde auto, met hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid (ongeveer 120-130 km/u) meermalen, althans eenmaal het dienstvoertuig van die [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] (dat zich op dat moment op de wegbaan voor tegemoetkomend verkeer bevond) gedurende een lange tijd en/of over een grote afstand heeft geramd, althans daar tegenaan is gereden en/of heeft getracht voornoemd dienstvoertuig van de weg te rijden, althans opzij te drukken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair: poging tot zware mishandeling van [verbalisant 3] en [verbalisant 4]
hij op of omstreeks 19 januari 2019 te Druten, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer (politie)ambtenaren, te weten:
- [verbalisant 3] (hoofdagent van de eenheid Oost-Nederland) en/of
- [verbalisant 4] (hoofdagent van de eenheid Oost-Nederland),
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (terwijl die [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] zich bevonden in hun onopvallende dienstvoertuig met kenteken: [kenteken 1] ) rijdende in een personenauto (Volkswagen Golf met kenteken: [kenteken 2] ), in elk geval in een door hem, verdachte bestuurde auto, met hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid (ongeveer 120-130 km/u) meermalen, althans eenmaal het dienstvoertuig van die [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] (dat zich op dat moment op de wegbaan voor tegemoetkomend verkeer bevond) gedurende een lange tijd en/of over een grote afstand heeft geramd, althans daar tegenaan is gereden en/of heeft getracht voornoemd dienstvoertuig van de weg te rijden, althans opzij te drukken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
Primair: diefstal van motoren
hij op of een of meer tijdstippen in de periode van 25 april 2018 tot en met 8 mei 2018 te Nijmegen, althans in Nederland en/of Kleve, althans in Duitsland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
- een motor Kawasaki Ninja ZX 10R met kenteken: [kenteken 3] ,
- een motor Yamaha YZF-R met kenteken: [kenteken 4] ,
- een motor KTM 60 Duke met kenteken [kenteken 5] ,
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 10] en/of (een) ander(en), (telkens) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Subsidiair: heling van motoren
hij op of een of meer tijdstippen in de periode van 25 april 2018 tot en met 8 mei 2018 te Nijmegen, althans in Nederland en/of Kleve, althans in Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten:
- motor Kawasaki Ninja ZX 10R met kenteken: [kenteken 3] ,
- een motor Yamaha YZF-R met kenteken: [kenteken 4] ,
- een motor KTM 60 Duke niet kenteken [kenteken 5] ,
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s)
(telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
primair: diefstal van scooters
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 4 april 2018 tot en met 21 april 2018 te Elst en/of Oss en/of Tiel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging niet een of meer anderen, althans alleen,
- een scooter (Piaggio met kenteken: [kenteken 6] ), toebehorend aan [slachtoffer 13] ,
- een scooter (Witte Piaggio Zip met kenteken [kenteken 7] ), toebehorend aan [slachtoffer 14] ,
- een scooter (Zwarte Piaggio Zip met kenteken [kenteken 8] ), toebehorend aan [slachtoffer 15] ,
- een scooter (Rode Piaggio Zip met kenteken [kenteken 9] ),
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan die [slachtoffer 13] en/of die [slachtoffer 14] en/of die [slachtoffer 15] en/of een ander, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair: heling van scooters
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 4 april 2018 tot en met 21 april 2018 te Elst en/of Oss en/of Tiel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten:
- een scooter (Piaggio met kenteken: [kenteken 6] ),
- een scooter (Witte Piaggio Zip niet kenteken [kenteken 7] ),
- een scooter (Zwarte Piaggio Zip met kenteken [kenteken 8] ),
- een scooter (Rode Piaggio Zip met kenteken [kenteken 9] ),
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof,
4. voorhanden hebben van op een vuurwapen gelijkend voorwerp
hij op of omstreeks 01 januari 2019 te Nijmegen, althans in Nederland, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een op een vuurwapen gelijkend voorwerp voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank heeft de dagvaarding met parketnummer 05/881721-17 partieel nietig verklaard, omdat zij het deel van de tenlastelegging, voor zover daarmee ook “seksuele uitbuiting” ten laste is gelegd, onvoldoende duidelijk, concreet en feitelijk achtte.
Het hoger beroep van het openbaar ministerie is blijkens de appelmemorie van de officier van justitie mede gericht tegen de partiële nietigverklaring van de dagvaarding. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat de rechtbank miskent dat “seksuele uitbuiting” wel degelijk is uitgewerkt onder de punten 8, 9 en 10 van de tenlastelegging en dat het ziet op de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de onder de punten 8 tot en met 10 van de tenlastelegging omschreven gedragingen een seksuele implicatie hebben, maar dat deze gedragingen geen van allen “seksuele uitbuiting” of “seksuele dienstverlening” betreffen. Er is niet geconcretiseerd welke arbeid en/of diensten van seksuele aard door één of meer van de genoemde aangeefsters zou(den) zijn verricht. De raadsman heeft bepleit de partiële nietigverklaring van de dagvaarding met betrekking tot bestanddeel “seksuele uitbuiting” door de rechtbank over te nemen in hoger beroep.
Het hof stelt voorop dat de discussie kennelijk ziet op de geldigheid van de dagvaarding voor zover deze betrekking heeft op artikel 273 lid 1 sub 4 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof acht het verder van belang dat ‘seksuele uitbuiting’ niet in de tenlastelegging is opgenomen en ook geen bestanddeel is van de delictsomschrijving van artikel 273 lid 1 sub 4 Wetboek van Strafrecht. Gelet op de rechtspraak van de Hoge Raad dient “uitbuiting” wel als bestanddeel in die bepaling te worden ingelezen. Het hof gaat er daarom van uit dat in de onderhavige tenlastelegging het bestanddeel “uitbuiting” impliciet is tenlastegelegd. Uitbuiting is een ruim begrip en kan zien op door het slachtoffer verrichte of te verrichten arbeid of diensten van seksuele aard of van niet-seksuele aard, dan wel een combinatie van beide. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt niet dat (in het geval uit het dossier blijkt dat de geleverde diensten en/of arbeid voor een deel seksuele aspecten bevatten) in de tenlastelegging een splitsing gemaakt zou moeten worden tussen seksuele uitbuiting en overige uitbuiting in de zin dat uit de tenlastelegging zou moeten volgen dat deze ziet op seksuele uitbuiting of overige uitbuiting, dan wel op beide en dat in het laatste geval beide ook (los van elkaar) geconcretiseerd zouden moeten worden. Het hof is van oordeel dat in de tenlastelegging wel (impliciet) voorkomende termen “uitbuiting”, “arbeid” en “diensten” voldoende zijn geconcretiseerd in de tenlastelegging, gelet op de uitwerking van de aan verdachte verweten gedragingen. Voor de verdediging moet dan ook voldoende duidelijk zijn wat verdachte wordt verweten en waartegen hij zich dient te verdedigen. Naar het oordeel van het hof is de gehele dagvaarding geldig. Anders dan de rechtbank ziet het hof daarom geen aanleiding de dagvaarding in de zaak met parketnummer 05/881721-17 partieel nietig te verklaren.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van verdachte
De rechtbank heeft het openbaar-ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van verdachte ter zake van twee tenlastegelegde feiten, te weten afdreiging van [slachtoffer 2] en mishandeling van [slachtoffer 7] .
Afdreiging van [slachtoffer 2]
Blijkens de appelschriftuur van de officier van justitie en het requisitoir van de advocaat-generaal berust het openbaar ministerie in de niet-ontvankelijk verklaring in de vervolging van verdachte ter zake van de afdreiging van [slachtoffer 2] .
Naar het oordeel van het hof is de rechtbank op goede gronden tot deze beslissing gekomen. Daarom zal het hof deze beslissing van de rechtbank overnemen en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging van verdachte voor het in de zaak I met parketnummer 05/881721-17 onder 1 C tenlastegelegde.
Mishandeling van [slachtoffer 7]
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte voor de mishandeling van [slachtoffer 7] . Daarbij heeft de advocaat-generaal verwezen naar het desbetreffende deel van het requisitoir van de officier van justitie. Volgens het openbaar ministerie heeft het telefoongesprek waaraan de toenmalige raadsvrouw van verdachte in eerste aanleg refereert, niet plaatsgehad.
De raadsman heeft betoogd dat het openbaar-ministerie in appel opnieuw niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte ten aanzien van de verdenking dat hij [slachtoffer 7] heeft mishandeld. Door de toenmalige raadsvrouw mr. Sahin is genoegzaam aannemelijk gemaakt dat zij op 21 december 2016 telefonisch contact heeft gehad met de zaaksofficier van justitie, die haar toen kenbaar heeft gemaakt dat deze zaak onder sepotcode 02 is geseponeerd, waarna mr. Sahin dit aan verdachte kenbaar heeft gemaakt bij schrijven van 9 januari 2017. Deze sepotbeslissing is niet weerlegd of op een later moment ingetrokken en staat zelfs vermeld op pagina 1379 van het einddossier. De ernst van de zaak is niet zodanig dat verdachte er - ondanks de mededeling van zijn toenmalige raadvrouw - rekening mee moest houden dat hij alsnog voor dit feit vervolgd zou worden. Er heeft vervolgens gedurende een langere periode geen daad van vervolging plaatsgevonden. Er zijn geen nieuwe bezwaren bekend geworden met betrekking tot de mishandeling van [slachtoffer 7] , zoals bij de appelschriftuur van de officier van justitie wordt gesteld. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat verdachte niet (verder) zou worden vervolgd voor de mishandeling van [slachtoffer 7] .
Naar het oordeel van het hof is aannemelijk geworden dat verdachtes toenmalige raadsvrouw mr. Sahin op 21 december 2016 telefonisch contact heeft gehad met de zaaksofficier van justitie en dat deze officier van justitie tegen haar heeft gezegd dat de zaak met betrekking tot de mishandeling van [slachtoffer 7] is geseponeerd. Dit wordt ondersteund door de inhoud van het proces-verbaal op pagina 1379 van het einddossier. Na de aanhouding van verdachte en zijn voorgeleiding aan de rechter-commissaris wegens de verdenking van de mishandeling van [slachtoffer 7] is hij onmiddellijk in vrijheid gesteld op 29 mei 2015. Het dossier van het opsporingsonderzoek naar deze mishandeling is gedagtekend op 2 juni 2015. Op 19 december 2016 heeft hoofofficier van justitie mr. [hoofdofficier van justitie] besloten de zaak te seponeren onder sepotcode 02 (onvoldoende bewijs). De brief van mr. Sahin aan verdachte van 9 januari 2017 houdt in dat zij heeft gesproken met de officier van justitie inzake de aangifte van [slachtoffer 7] en dat deze officier van justitie haar heeft verteld dat verdachte voor die zaak niet verder zal worden vervolgd. Hierna heeft geruime tijd geen enkele daad van vervolging met betrekking tot de verdenking van de mishandeling van [slachtoffer 7] plaatsgevonden. Verdachte is ook niet mede vanwege deze verdenking in bewaring gesteld naar aanleiding van het onderzoek naar de andere strafbare feiten waarvoor hij later is vervolgd in zaak I met parketnummer 05/881721-17. In het bevel tot inbewaringstelling van verdachte in de zaak met dat parketnummer d.d. 18 mei 2018 is onderaan de eerste pagina de volgende zinsnede opgenomen:
"Tegen verdachte zijn ernstige bezwaren gerezen ter zake van mensenhandel."Hieruit leidt het hof af dat verdachte in die zaak enkel in bewaring is gesteld wegens de verdenking van mensenhandel en niet mede wegens de verdenking van mishandeling. Er zijn geen nieuwe bezwaren ten aanzien van de mishandeling van [slachtoffer 7] bekend geworden bij de onderzoeken naar mensenhandel en andere strafbare feiten die thans aan verdachte ten laste zijn gelegd en waarvoor hij nu wordt vervolgd.
Naar het oordeel van het hof is door de mededeling van de officier van justitie over het seponeren van de zaak met betrekking tot de mishandeling van [slachtoffer 7] aan de toenmalige raadsvrouw van verdachte die hem hierover heeft geïnformeerd, mede gelet op het tijdsverloop en het ontbreken van nieuwe bezwaren, het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat hij niet zou worden vervolgd voor deze mishandeling. Daarom dient het openbaar niet-ontvankelijk te worden verklaard in de (verdere) vervolging van verdachte voor het in de zaak I met parketnummer 05/881721-17 onder 2 tenlastegelegde.
Diefstal dan wel heling van de motor in Duitsland
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte reeds is vervolgd in Duitsland voor de diefstal van de motor van het merk KTM met kenteken [kenteken 5] op 24 of 25 april 2018 in Kleve die - onder meer - in de zaak V met parketnummer onder 2 ten laste is gelegd. Dit volgt uit stukken van de Duitse autoriteiten die de raadsman ter terechtzitting van 25 maart 2021 per e-mail naar de griffier heeft verzonden. Uit deze stukken, waaronder een vertaling in de Nederlandse taal van de akte van beschuldiging, gedateerd 4 november 2019 en genummerd 108 Js 653/19, komt naar voren dat door het Duitse openbaar ministerie aan verdachte ten laste is gelegd dat hij een motor van het merk KTM met kenteken [kenteken 5] tussen 24 april 2018 omstreeks 23:30 uur en 25 april 2018 omstreeks 01:30 uur, die geparkeerd stond op de oprit van een woning in Kleve, na het forceren van het contactslot van die motorfiets, heeft weggenomen.
De Duitse zaak en de onderhavige zaak betreffen zowel juridisch als feitelijk hetzelfde feit in de zin van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft geconcludeerd dat het openbaar ministerie daarom niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte voor dit feit dient te worden verklaard.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij de diefstal van deze motor heeft bekend op advies van de advocaat die hem heeft bijgestaan in de Duitse strafzaak. Die advocaat is voor verdachte naar een zitting in Duitsland gegaan en heeft tegen hem gezegd dat hij een bepaald bedrag moet betalen en dat de Duitse zaak daarmee is afgedaan.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 14 februari 2022 volgt dat aan verdachte een geldboete van € 300 is opgelegd bij beslissing van het Amtsgericht Kleve van 25 augustus 2020 voor een gekwalificeerde diefstal die is gepleegd in een periode tot en met 24 april 2018. Daarbij is het nummer 108 Js 653/19 van voormelde akte van beschuldiging vermeld. Deze beslissing is onherroepelijk geworden op 11 december 2020.
Het hof stelt vast dat verdachte na zijn veroordeling voor diefstal van de motor van het merk KTM met kenteken [kenteken 5] bij het vonnis waarvan beroep, voor hetzelfde feit is veroordeeld bij de onherroepelijke beslissing van het Amtsgericht Kleve. Gelet op het bepaalde in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht kan verdachte daarom niet verder worden vervolgd voor de diefstal van deze motorfiets. Omdat verdachte onherroepelijk is veroordeeld wegens diefstal van deze motorfiets kan hij niet meer worden veroordeeld voor de heling van dezelfde motorfiets, waardoor het openbaar ministerie geen belang meer heeft hem voor de subsidiair tenlastegelegde heling te vervolgen. Het hof is daarom - met de raadsman en de advocaat-generaal - van oordeel dat het openbaar ministerie thans niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de (verdere) vervolging van verdachte voor het in de zaak V met parketnummer 05/880193-19 onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde met betrekking tot de motor van het merk KTM met kenteken [kenteken 5] .
Overwegingen met betrekking tot zaak I (parketnummer 05/881721-17)
Feit 1: mensenhandel en daaraan gekoppelde strafbare feiten
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van oplichting van [slachtoffer 1] en de mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 4] . Volgens de advocaat-generaal bevat het dossier wel voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de afpersing en de dwang van [slachtoffer 4] . De advocaat-generaal heeft verder gerekwireerd tot (gedeeltelijke) bewezenverklaring van mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 1] (sub 1, 4 en 6), [slachtoffer 2] (sub 1, 4 en 6), [slachtoffer 3] (sub 1, 4 en 6) en [slachtoffer 5] (sub 1), alsmede tot bewezenverklaring van dwang met betrekking tot [slachtoffer 2] , het wederrechtelijk gebruik maken van de identiteit van [slachtoffer 3] en de diefstal van geldbedragen toebehorende aan die [slachtoffer 3] door middel van een valse sleutel, en de oplichting van [slachtoffer 5] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte integraal vrij te spreken van mensenhandel, alsmede de meeste strafbare feiten die zijn gekoppeld aan mensenhandel. De raadsman refereert zich aan het oordeel van het hof ten aanzien van het wederrechtelijk gebruik maken van de identiteit van [slachtoffer 3] en de diefstal van geldbedragen toebehorende aan die [slachtoffer 3] door middel van een valse sleutel.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich ten aanzien van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] schuldig gemaakt heeft aan het medeplegen van mensenhandel. Het gaat hierbij om overtreding van artikel 273f lid 1 sub 1, 4 en 6 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van sub 4 en 6 geldt dat pas tot een bewezenverklaring kan worden gekomen als sprake is van uitbuiting of een situatie waarin uitbuiting kan worden verondersteld. Voor een veroordeling voor sub 1 moet komen vast te staan dat de verdachte enig in dit deel van de tenlastelegging genoemd middel tegenover [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft aangewend teneinde deze vrouwen te werven, te vervoeren, over te brengen, te huisvesten of op te nemen, met het oogmerk van uitbuiting.
De vraag of - en zo ja, wanneer - sprake is van ‘uitbuiting’ in de zin van de onderhavige bepalingen, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt in een geval als het onderhavige onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd.
Vrijspraken van mensenhandel en daaraan gekoppelde feiten
heeft in haar aangiftes verklaard dat zij verdachte in april 2014 heeft leren kennen en dat zij verliefd op hem werd. Toen verdachte in september 2014 gedetineerd was nam [medeverdachte] contact met haar op. [medeverdachte] vertelde [slachtoffer 1] dat het fijn zou zijn als ze geld ging verdienen om aan verdachte te geven. Dat kon door middel van het afsluiten van telefoonabonnementen. Hij vertelde dat het mogelijk was om de gevolgen van de abonnementen ongedaan te maken. Ze konden de telefoons verkopen en het geld zou [medeverdachte] aan verdachte geven. Toen verdachte in december 2014 vrij kwam hoorde ze van hem dat het geld van de telefoons nooit bij hem terecht was gekomen. [slachtoffer 1] werd weer verliefd op verdachte. Na een tijdje deed verdachte raar en afstandelijk. Verdachte wilde steeds geld van haar hebben en hij bleef haar pushen om een scooter te leasen met haar ID-kaart. Dat laatste heeft ze niet gedaan. Wel heeft ze verdachte meerdere keren geld geleend, in totaal ongeveer 400 euro.
Verdachte heeft verklaard dat hij niets weet van het afsluiten van telefoonabonnementen. [slachtoffer 1] sprak hem daarop aan na zijn detentie. Ze kregen toen woorden.
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, noch uit enig ander bewijsmiddel blijkt dat verdachte zelf betrokken is geweest bij het afsluiten van telefoonabonnementen door [slachtoffer 1] . Evenmin is gebleken dat verdachte wist dat medeverdachte [medeverdachte] tegen [slachtoffer 1] had gezegd dat de verkoopopbrengst van de daardoor verkregen telefoons voor hem, verdachte, bestemd zou zijn.
Voor zover de verklaringen van [slachtoffer 1] voldoende steun vinden in bewijsmateriaal uit een andere bron, heeft het hof op grond daarvan weliswaar kunnen vaststellen dat verdachte – op andere wijze dan door het sluiten van telefoonabonnementen - van haar heeft willen profiteren en ook heeft geprofiteerd, maar gelet op de aard en duur van de diensten niet in die mate dat hieruit volgt dat er sprake is van (het oogmerk van) uitbuiting. Anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd zal het hof verdachte daarom vrijspreken van mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 1] .
Nu het hof van oordeel is dat verdachte niet betrokken is geweest bij het afsluiten van de telefoonabonnementen door [slachtoffer 1] , zal het hof verdachte eveneens vrijspreken van de tenlastegelegde oplichting.
Hof zal verdachte - in afwijking van de vordering van de advocaat-generaal – vrijspreken van de onder 1 D tenlastegelegde dwang. Het dossier bevat onvoldoende steunbewijs voor de verklaringen van [slachtoffer 2] uit een andere bron om vast te kunnen stellen dat verdachte haar heeft gedwongen strafbare feiten (mede) te plegen dan wel goederen van derden aan hem af te geven door te dreigen filmpjes en/of foto’s van haar te openbaren.
heeft verklaard dat zij van verdachte een vriendschapsverzoek heeft ontvangen via Facebook. Op 24 december 2017 heeft ze in een kliniek gewerkt in Amsterdam. Toen ze klaar was met werk zat verdachte in haar auto en zette haar onder druk om geld te geven. Vervolgens vroeg hij haar om haar bankpas en pincode, alsmede de gebruikersnaam en het wachtwoord van internetbankieren. Hij verwijderde haar bankierenapp. Ze kreeg haar bankpas terug. Verdachte vertelde [slachtoffer 4] dat ze haar bankpas woensdagochtend naar Nijmegen moest brengen. Op 27 december 2017 kreeg ze een sms dat ze naar Nijmegen moest komen. Ze zag verdachte en moest hem haar bankpas afgeven. Dat heeft ze gedaan. Daarna kreeg ze meerdere malen een sms van verdachte met een vraagteken. Vervolgens kreeg ze een tan-code op haar telefoon die ze aan verdachte doorgaf. Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat er op vanaf 27 december 2017 geldbedragen zijn opgenomen met de bankpas van [slachtoffer 4] en dat met die pas is gepind, dat er veel transacties zijn geweest met haar bankpas waaronder storneringen en overboekingen en dat er een creditcard op naam van [slachtoffer 4] is aangevraagd.
Verdachte is herkend op camerabeelden op het moment dat met de bankpas van [slachtoffer 4] is betaald bij de Coöp en ook op camerabeelden bij pinautomaten op de tijdstippen van de transacties. Uit telecommunicatiegegevens blijkt echter dat verdachte zich op 24 december 2017 niet in Amsterdam bevond.
Het hof acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 4] . Haar verklaringen omtrent de reden waarom ze haar bankpas aan verdachte heeft gegeven vinden onvoldoende steun in bewijsmateriaal uit een andere bron. Weliswaar kan uit die bewijsmiddelen worden opgemaakt dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de bankpas van [slachtoffer 4] en geld van haar heeft opgenomen, maar het hof heeft niet kunnen vaststellen dat verdachte [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot afgifte van haar inloggegevens van internetbankieren, bankpas en tan-codes door geweld, bedreiging met geweld dan wel bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaarmaking van een geheim. Daarom zal het hof - anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd – verdachte eveneens vrijspreken van de afpersing en de afdreiging van [slachtoffer 4] .
Het hof is van oordeel dat is komen vast te staan dat verdachte [slachtoffer 5] heeft benadeeld door haar telefoonabonnementen te laten afsluiten en door gebruik te maken van haar bankrekening. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat daarmee niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 5] daadwerkelijk is uitgebuit door verdachte, mede gelet op de aard en duur van de diensten die [slachtoffer 5] voor de verdachte heeft verricht, waardoor niet kan worden gesproken van een substantiële inperking van haar vrijheid. Anders dan de advocaat-generaal acht het hof echter ook niet bewezen dat verdachte haar met het oogmerk van uitbuiting heeft geworven en vervoerd. [slachtoffer 5] had al langere tijd contact met de verdachte. Niet is gebleken dat verdachte het contact met [slachtoffer 5] is aangegaan om toen of later (financieel) te profiteren van haar. Het feit dat verdachte [slachtoffer 5] later tijdens hun relatie heeft bewogen haar bankrekening ter beschikking te stellen en telefoonabonnementen af te sluiten (waarbij hij haar heeft vergezeld), ziet het hof niet als “werven of vervoeren met het oogmerk van uitbuiting” in de zin van artikel 273f lid 1 onder 1 van het Wetboek van Strafrecht. Nog los van de vraag of het bewegen en vergezellen in de context van deze zaak voldoende zijn om te spreken van “werven” en “vervoeren”, blijkt onvoldoende uit het dossier dat de relatie die verdachte met [slachtoffer 5] had zodanig was (veranderd) dat verdachte die relatie zag of was gaan zien als middel (of anderszins van plan was) om nog meer (financieel) van [slachtoffer 5] te profiteren en wel in die mate dat sprake zou zijn van uitbuiting. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 5] .
Bewijs voor mensenhandel en daaraan gekoppelde feiten
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot integrale vrijspraak van mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en de oplichting van [slachtoffer 5] wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze hieronder in dit arrest zijn vermeld en later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof stelt op grond van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] , voor zover de inhoud van hun verklaringen voldoende steun vindt in bewijsmateriaal uit een andere bron, het volgende vast.
[slachtoffer 2] is geboren op [geboortedag] 2000. Zij herkent emoties bij zichzelf niet en heeft hiervoor lang therapie gehad. [slachtoffer 2] verbleef op een gesloten meisjesgroep van de [stichting 1] te [plaats] toen zij [verdachte] (hierna: verdachte) tegen het einde van het jaar 2014 leerde kennen. Zij was in die tijd een beetje down. Haar relatie was net over.
Zij kreeg via Facebook een vriendschapsverzoek van verdachte en ging via Facebook met hem praten. [slachtoffer 2] had leuk contact met verdachte via Facebook en zij spraken voor het eerst met elkaar af in het dorp [plaats] waar [slachtoffer 2] bij haar vader woonde tijdens een verlof.
[slachtoffer 2] had in die tijd een beetje het gevoel van een verliefde puber voor verdachte en zij was op zoek naar aandacht. Verdachte en [slachtoffer 2] kregen steeds vaker contact met elkaar en hij probeerde zoveel mogelijk bij haar langs te komen als zij verlof had. Toen verdachte vastzat had [slachtoffer 2] ongeveer vier of vijf maanden geen contact met hem.
In augustus 2016 werd [slachtoffer 2] overgeplaatst naar een open groep van de stichting [slachtoffer 6] in [plaats] . Daar kreeg zij een berichtje van verdachte dat hij net vrij was en toen zijn ze weer begonnen met praten en spraken ze weer af.
Verdachte zei tegen [slachtoffer 2] dat zijn vader vanuit het buitenland geld zou storten op haar rekening. [slachtoffer 2] gaf toen haar pinpas en pincode aan verdachte..Zij zou de pas terugkrijgen als hij de storting van zijn vader had gehad, die binnen 13 dagen binnen zou komen. Het nummer van haar bankrekening was [rekeningnummer 4] Verdachte had het geld dat bestemd was voor het NS-abonnement van [slachtoffer 2] van haar bankrekening gehaald Verdachte beschikte ook over haar internetbankieren login. Hij wilde graag online zien of er geld was gestort.Alle bedragen die vanaf 13 september 2016 van de rekening van [slachtoffer 2] zijn afgeschreven heeft verdachte van haar rekening afgehaald. Die bedragen staan in stukken die zij aan de politie heeft gegeven.
In oktober 2016 mocht [slachtoffer 2] nog maar een uur naar buiten. Ze had verdachte een berichtje gestuurd dat hij zich maar even koest moest houden. Niettemin zagen ze elkaar toch. Ze spraken onder schooltijd af omdat dat de enige mogelijkheid was. Van verdachte moest ze op het schoolplein kijken of er nog scooters waren. Ze was er bij toen verdachte een Vespa stal van het schoolplein. Zij moest eventuele getuigen afleiden.
Zij heeft veel voor verdachte gestolen. Zij stal uit de kas en heeft bij verschillende mensen thuis sieraden gestolen.
De sieraden werden door verdachte bij een juwelier ingeleverd.
[slachtoffer 2] kreeg op enig moment door dat verdachte alleen met haar afsprak als hij iets nodig had; als hij iets wilde verdienen of voor zijn eigen behoefte.
In november 2016 hadden [slachtoffer 2] en verdachte ruzie. [slachtoffer 2] zei dat het beter was dat ze geen contact hadden. Verdachte dreigde toen naaktfilmpjes van haar op internet te zetten. Vanaf dat moment zei [slachtoffer 2] dat zij naar verdachte toe zou komen.
Op 9 november 2016 vond het volgende chatgesprek plaats tussen verdachte en [slachtoffer 2] :
[slachtoffer 2] : ik bel jou 10u okeey heb het 1 en ander voor je maybe
Verdachte: Bel me dan. Heb je al wat of
(…)
[slachtoffer 2] : ik heb een probleem.
Verdachte: Wat nu?
[slachtoffer 2] :
Ze zetten me gesloten meisjes, grote huis.
Verdachte: Ja maar je kan daar ook weg.
[slachtoffer 2] : Ik heb nu nog alle tijd om weg te gaan.
Verdachte: Als je pakt wat je pakken kan en zo genoeg moet je naar Nijmegen gaan en mijn gesprek verwijderen. (….) Ga je wat pakken, ga je wat doen of blijf je zo zitten.
[slachtoffer 2] : Ik heb btw tablet voor je. Was ff groep verkennen en vond die, zonder code.
Verdachte: Wat voor een Samsung of Apple
[slachtoffer 2] : Weet niet wat ie is.
Verdachte: Kijk dan.
[slachtoffer 2] : Ligt boven onder me kussen.
Verdachte: Doe ff snel dan.
Onderstaande gesprekken zijn volgens [slachtoffer 2] gevoerd tussen augustus 2016 en november 2016.
Schermafdruk 1:
Verdachte: Kom nu dan gewoon. Neuken we mekaar lekker kapot alles er uit gooien.
[slachtoffer 2] : Alsjeblieft zet er niet op.
Verdachte: in plaats van zo doen. Kom nu naar mij dannmmmm
Schermafdruk 4:
[slachtoffer 2] : Ik wil niet die filmpjes online
Verdachte: Zet je lekker voor schut.
Schermafdruk 5:
[slachtoffer 2] : Nee
Verdachte: Je eigen schuld.
[slachtoffer 2] : Nee niet doen.
Verdachte: Ben al bezig.
[slachtoffer 2] : Nee waarom
Verdachte: Haal ze er af als je hier bent. Zo’n gekke site.
[slachtoffer 2] : Neeee
Verdachte: Waar iedereen je ziet. Dumpert ofzo.
Schermafdruk 6:
Met naam en al (…..)
(…)
[slachtoffer 2] : kom nu oké
Schermafdruk 12
[slachtoffer 2] : Is dit weer een dreigement, waar je zo goed in bent? (….) Wat heb je aan mijn pas??
Verdachte: Is een gift. Heb ik ff nodig kk (kanker) geld. Die erop kan komen.
Verdachte heeft ter zitting van de rechtbank op 18 november 2019 verklaard dat hij gedreigd heeft een seks- of naaktfilmpje van [slachtoffer 2] online te zetten. Verdachte wist dat [slachtoffer 2] in een gesloten meisjesgroep zat en dat zij ruzie met haar ouders heeft gehad. Hij heeft de pinpas van [slachtoffer 2] in zijn bezit gehad.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte de enige was die de bankpas van haar rekening had. In 2016 heeft zij haar pas en pincode aan verdachte gegeven. Zij ontdekte dat haar rekening was gebruikt toen zij ‘binnen’ zat en dat er vreemde overschrijvingen waren. Verdachte heeft in Druten gewoond en daarna in Nijmegen.
Volgens de bankafschriften van [slachtoffer 2] is er op 28 december 2016 € 0,01 bijgeschreven met de opmerking van een zekere [betrokkene 2] : ‘ik verwacht dat u het geld van de controller terug stort of alsnog levert anders wordt aangifte gedaan.
Op 23 november 2016 heeft [betrokkene 2] een bedrag van € 23 overgemaakt naar de rekening van [slachtoffer 2] voor een ‘controller xbox one’.
Op 28 november 2016 is op de rekening van [slachtoffer 2] een bedrag van € 40 bijgeschreven van [betrokkene 3] met als omschrijving ‘betaling gta en fifa.
Op dezelfde datum is op de rekening van [slachtoffer 2] € 35 bijgeschreven met als omschrijving ‘ps 4 spel’.
In dezelfde periode worden meer vergelijkbare bedragen overgemaakt naar de rekening van [slachtoffer 2] voor vergelijkbare producten. Vlak daarna wordt het geld via pintransacties van de rekening gehaald.
Op 1 december 2016 werd door [betrokkene 3] aangifte gedaan van Marktplaatsfraude. Hij had € 40 overgemaakt naar een rekeningnummer op naam van [slachtoffer 2] voor twee games. Aangever heeft die games niet ontvangen.
Op 3 januari 2017 is bedrag van € 340 bijgeschreven op de rekening van [slachtoffer 2] voor een Chanel tas.
Op 4 januari 2017 zijn verschillende bedragen afgeschreven waaronder € 250, welk bedrag gepind is in Nijmegen.
Op 13 september 2016 werd een bedrag van € 340 bijgeschreven op de rekening van [slachtoffer 2] voor haar OV jaarkaart. Op 23 september 2016 werd er in Druten op verschillende momenten in totaal ruim € 350 gepind.
Het hof is van oordeel dat uit de bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 2] door verdachte is uitgebuit. [slachtoffer 2] was kwetsbaar. Zij was minderjarig en zat in een gesloten meisjesgroep. Zij had gevoelens voor verdachte. Verdachte was in het bezit van een seksfilmpje van [slachtoffer 2] . Als [slachtoffer 2] niet naar verdachte luisterde zette hij haar onder druk door te dreigen met het online zetten van het filmpje. Het bezit van het filmpje vergrootte zijn overwicht op haar. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van [slachtoffer 2] en/of zijn overwicht op haar door haar te betrekken bij criminele activiteiten. [slachtoffer 2] stal goederen en gaf die aan verdachte. Ook heeft ze een keer op de uitkijk gestaan toen verdachte een bromfiets stal. Ook werd [slachtoffer 2] bewogen haar pas af te staan zodat verdachte gebruik kon maken van haar bankrekening. Verdachte heeft haar bankrekening gebruikt voor internetoplichting. Het hof gaat ervan uit dat verdachte degene was die bedragen pinde die via internetoplichting op de rekening van [slachtoffer 2] terecht kwamen. Hij had immers haar bankpas in zijn bezit en de bedragen werden veelal gepind in de plaatsen (Druten en Nijmegen) waar verdachte verbleef.
Het is zowel de aard van de diensten waartoe de minderjarige [slachtoffer 2] werd bewogen (met name de criminele activiteiten), als de middelen die verdachte inzette - namelijk het misbruik maken van een minderjarig, kwetsbaar meisje waarbij bovendien soms druk op haar werd uitgeoefend door te dreigen met het online zetten van een seksfilmpje van haar - die maken dat sprake is van uitbuiting van [slachtoffer 2] .
Het hof acht niet bewezen dat [slachtoffer 2] door toedoen van verdachte seks heeft gehad met andere mannen. Weliswaar heeft [slachtoffer 2] hierover verklaard, maar haar verklaringen worden op dit punt niet bevestigd door ander bewijsmateriaal, zodat dit onderdeel van de tenlastelegging onvoldoende is komen vast te staan.
[slachtoffer 3] kwam in beeld in het opsporingsonderzoek tegen verdachte omdat haar bankpas op 1 november 2017 door de politie werd aangetroffen bij verdachte.
[slachtoffer 3] (geboren [geboortedag] 1998) heeft onder meer verklaard dat zij aangifte wil doen tegen verdachte. Als gevolg van belastingfraude gepleegd door verdachte moet zij veel geld terug betalen. Verdachte kon die fraude plegen omdat hij in het bezit was van haar DigiD-code. Verdachte had haar gezegd dat ze hem maar moest vertrouwen.
Zij heeft verdachte leren kennen toe ze 16 was via [slachtoffer 2] . Ze zat toen bij de [stichting 2] .Op haar achttiende vertrok ze bij de [stichting 2] en kwam ze terecht bij [instelling 2] in [plaats] . [instelling 2] is een GGZ instelling voor volwassenen. Zij zit op een gesloten afdeling en er is sprake van een rechterlijke machtiging.
Verdachte was op 20 december 2017 op het terrein van [instelling 2] om haar bankpas op te halen. Verdachte durfde niet aan te bellen want hij heeft een terreinverbod.
Verdachte wist van haar problemen. Daar was ze altijd heel open in geweest.
Er is door toedoen van verdachte veel geld van haar rekening verdwenen.
Door verbalisant is onderzoek gedaan naar verschillende gegevens waaronder de bankafschriften van [slachtoffer 3] en de gesprekken die via Facebook zijn gevoerd tussen verdachte en [slachtoffer 3] . De resultaten heeft verbalisant in op een rijtje gezet en daarin komt onder meer het volgende naar voren:
Op 3 april 2017 werd een bedrag van € 5,57 overgemaakt van de rekening van [slachtoffer 3] naar de rekening van [betrokkene 1] . Op 5 mei 2017 werd € 19,86 van de rekening van [slachtoffer 3] overgeboekt naar de rekening van [betrokkene 1] . Op de bankafschriften van [slachtoffer 3] is verder te zien dat op 5 mei 2017 een automatische incasso ten gunste van VGZ Zorgverzekering ter waarde van € 99,15 werd teruggeboekt, waarna het saldo op de bankrekening van [slachtoffer 3] € 109,14 was. Op 5 mei 2017 werd een bedrag van € 109,14 van de rekening van [slachtoffer 3] overgeboekt naar de rekening van [betrokkene 1] . [betrokkene 1] is een contact van verdachte. Op 12 mei 2017 heeft [slachtoffer 3] aan verdachte gevraagd wie [betrokkene 1] is en gezegd dat ze het geld terug wil.
Na herhaaldelijk verzoek van verdachte gaf [slachtoffer 3] op 8 mei 2017 haar DigiD-inloggegevens aan hem. Op 27 juli 2017 werd voor [slachtoffer 3] huurtoeslag gevraagd, terwijl [slachtoffer 3] toen niet zelfstandig een woning of woonruimte huurde. Een bedrag van € 570 aan huurtoeslag werd op 21 augustus 2017 naar de rekening van [slachtoffer 3] overgemaakt.
In een Facebookgesprek zegt verdachte op 8 september 2017 tegen [slachtoffer 3] dat hij vrij is. Op 9 september 2017 zegt verdachte tegen [slachtoffer 3] dat zijn huurtoeslag naar haar rekening is gestuurd.
[slachtoffer 3] heeft op 24 oktober 2017 haar bankpas overhandigd aan verdachte.
Op de aangeleverde pintransacties afkomstig van de ABN-AMRO bank is te zien dat op 31 oktober 2017 bij een geldautomaat van de Rabobank in Nijmegen getracht is met de bankpas van [slachtoffer 3] een bedrag van € 250 te pinnen. De bankpas van [slachtoffer 3] was toen in het bezit van verdachte.Vervolgens werd daarna opnieuw in Nijmegen een poging gedaan om met de bankpas van [slachtoffer 3] € 250 te pinnen.
Op 9 december 2017 heeft [slachtoffer 3] een telefoonabonnement bij Vodafone afgesloten.
Zij weet niet waar de telefoon nu is. Verdachte had deze telefoon voor het laatst.
[slachtoffer 3] verklaarde dat ze op 9 december 2017 door onder andere verdachte is opgehaald bij het Rivierenziekenhuis in Tiel om te chillen in de binnenstad van Tiel.
Volgens [slachtoffer 3] heeft zij op verzoek van verdachte bij verschillende telefoonwinkels geprobeerd om telefoonabonnementen af te sluiten. Dat was bij Vodafone gelukt, maar bij KPN en T-Mobile niet.
Verbalisant is op 19 december 2017 langs gegaan bij de KPN-winkel in Tiel. De bedrijfsleider kon zich herinneren dat er kort geleden een meisje en een jongen met dreadlocks in de winkel waren geweest. De jongen was constant aan het woord en dominant. Het meisje leek te moeten doen wat de jongen zei. De collega’s vertrouwden het niet toen het meisje het adres doorgaf van een instelling in Tiel. Nadat de bedrijfsleider door de verbalisant foto’s zijn getoond van [slachtoffer 3] en verdachte, herkent hij beiden als de personen waarover hij heeft gesproken met de verbalisant.
Bij de Vodafone winkel in Tiel toonde verdachte het contract op naam van [slachtoffer 3] aan een medewerker. De medewerker had [slachtoffer 3] geholpen. Zij was toen in gezelschap van een donkere jongen.
In de T-Mobile winkel in Tiel kon de medewerker zich het meisje en de jongen herinneren. Het meisje had het adres van een instelling gegeven. Men vertrouwde het niet. Men heeft de camerabeelden gevonden en daarop het blonde meisje en de donkere jongen gezien.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat niemand de abonnementskosten betaalt en dat zij nu een schuld heeft. Zij moest de telefoon aan verdachte geven. Ook het simkaartje heeft ze afgegeven.
Op 5 april 2018 vindt via Facebook het volgende gesprek plaats tussen verdachte en [slachtoffer 3] .
[slachtoffer 3] : Ik heb vrijheden. Hoe laat wil je afspreken?
Verdachte: Stad, langskomen met id en pas gaan we meteen geld halen.
Op 10 april 2018 had verbalisant een gesprek met [slachtoffer 3] . Zij verklaarde dat ze op 5 april 2018 onder druk van en in opdracht van verdachte een telefoonabonnement had moeten afsluiten bij Tele 2 in Nijmegen. Verbalisant is daarop naar de betreffende winkel gegaan en sprak met de verkoopmedewerkster. Zij kon zich een vrouw herinneren met de naam [slachtoffer 3] . Zij wilde een abonnement met onbeperkt bellen en internet. Het abonnement kon niet worden afgesloten omdat de BKR check een afkeuring gaf.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij [betrokkene 1] niet kent. Zij heeft nog nooit een woning gehuurd. Zij heeft inmiddels schulden bij de belastingdienst en de zorgverzekeraar VGZ. Ook heeft zij schulden als gevolg van het afsluiten van een telefoonabonnement.
Verdachte heeft ter zitting van de rechtbank in december 2019 verklaard dat hij [slachtoffer 3] via [slachtoffer 2] heeft leren kennen. Verdachte is met haar meegegaan toen zij een telefoonabonnement ging afsluiten. De IPhone is nadien verkocht voor € 450. [slachtoffer 3] wist dat verdachte niet twee jaar voor een abonnement zou gaan betalen. Ook de bijbehorende simkaart heeft verdachte in zijn bezit gehad. Ook heeft hij de ABN bankpas van [slachtoffer 3] in bezit gehad. Het klopt verder dat verdachte de beschikking had over DigiD inloggegevens van [slachtoffer 3] . Verdachte heeft de gegevens aan zijn broer gegeven en gevraagd om een valse belastingaangifte te doen op naam van [slachtoffer 3] . De bedoeling was om hiermee geld te verdienen. Verdachte wist ook dat zijn broer huurtoeslag had aangevraagd.
Uit het bovenstaande volgt dat verdachte geprobeerd heeft financieel te profiteren van [slachtoffer 3] , een jonge, kwetsbare vrouw die kampte met psychiatrische problematiek en om die reden was opgenomen in een instelling van de GGZ. Het profijt is voor een deel gelukt, maar niet in die mate dat gesproken kan worden van uitbuiting. Wel is het hof van oordeel dat verdachte zo vaak en zo lang geprobeerd heeft financieel te profiteren van een zeer kwetsbare vrouw dat sprake is van het oogmerk van uitbuiting in de tenlastegelegde periode. Vanaf 3 april 2017 tot en met (in ieder geval) 5 april 2018 heeft verdachte (soms geslaagde) pogingen gedaan om geld van de rekening van [slachtoffer 3] te halen. Teneinde meer geld van de rekening te kunnen halen, werd het geld voor de zorgverkering teruggeboekt. Daarnaast wist verdachte de DigiD van [slachtoffer 3] te bemachtigen, met als resultaat dat er huurtoeslag naar de rekening van [slachtoffer 3] werd geboekt, hoewel ze daar geen recht op had. Het hof gaat ervan uit dat verdachte wilde profiteren van die huurtoeslag. Korte tijd daarna heeft hij immers twee maal (tevergeefs) geprobeerd om € 250 van haar rekening te pinnen. Ook heeft verdachte op verschillende data geprobeerd [slachtoffer 3] telefoonabonnementen te laten afsluiten. Dat is eenmaal gelukt en driemaal niet. Twee keer is het niet gelukt omdat medewerkers argwaan hadden en één keer is het niet gelukt omdat [slachtoffer 3] inmiddels een BKR-registratie had. [slachtoffer 3] heeft door toedoen van verdachte schulden opgelopen en deze hadden nog veel hoger kunnen zijn als de pogingen van verdachte om van [slachtoffer 3] financieel te profiteren geslaagd waren.
[slachtoffer 3] is door verdachte op 9 december 2017 naar de binnenstad van Tiel vervoerd om daar telefoonabonnementen af te sluiten ten behoeve van het financiële voordeel van verdachte. Verdachte heeft dus toen door misbruik te maken van de kwetsbare positie van [slachtoffer 3] haar vervoerd met het oogmerk van uitbuiting.
De verklaringen van [slachtoffer 3] dat zij van verdachte seks moest hebben met andere mannen vinden onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen zodat het hof dat onderdeel van de tenlastelegging niet bewezen zal verklaren.
heeft verklaard dat zij verdachte eind 2016 heeft leren kennen via een vriendin. In oktober 2017, kort na haar 18de verjaardag, heeft zij voor de eerste keer seks gehad met verdachte in een hotel. [slachtoffer 5] was verliefd op verdachte en zij dacht dat hij ook gevoelens voor haar had. Kort na de eerste nacht in het hotel heeft verdachte [slachtoffer 5] gevraagd om telefoonabonnementen op haar naam te zetten. Verdachte zou iemand kennen die hem zou helpen om dan haar naam uit het systeem te halen zodat het abonnement niet meer op haar naam zou staan. Hierna zou verdachte de telefoons verkopen en [slachtoffer 5] zou de helft van de opbrengst krijgen. Verdachte heeft dit meermalen aan [slachtoffer 5] gevraagd Hiermee is zij akkoord gegaan. [slachtoffer 5] heeft eerst één telefoonabonnement afgesloten in aanwezigheid van verdachte. Verdachte vertelde haar toen dat deze telefoon nog niet verkocht was en dat het beter was als ze nog een telefoonabonnement zou afsluiten om dan beide telefoons tegelijk te verkopen. [slachtoffer 5] geloofde hem en heeft nog een abonnement afgesloten. Ze heeft van verdachte geen geld gekregen.
Eén van de telefoons van [slachtoffer 5] is aan een opkoopbedrijf verkocht. Het doosje waarin deze telefoon heeft gezeten is bij een doorzoeking in de woning van verdachte aangetroffen. Het telefoonnummer dat behoorde bij het andere door [slachtoffer 5] afgesloten abonnement is op 6 november 2017 gekoppeld aan het Whatsapp account van verdachte.
Het hof is van oordeel dat verdachte [slachtoffer 5] heeft opgelicht. Verdachte heeft [slachtoffer 5] bewogen telefoonabonnementen af te sluiten. Hij heeft [slachtoffer 5] misleid door haar voor te houden dat zij uit het systeem zou worden gehaald, dat het abonnement niet meer op haar naam zou staan en dat zij beter nog een abonnement kon afsluiten omdat verkoop van beide telefoons meer zou opleveren. Ook heeft verdachte [slachtoffer 5] misleid door haar voor te houden dat zij de helft van de opbrengst zou krijgen. [slachtoffer 5] geloofde verdachte omdat zij verliefd op hem was en ze een relatie hadden. Verdachte heeft hiermee zichzelf bevoordeeld. Het hof acht derhalve de oplichting van [slachtoffer 5] bewezen.
feit 3: poging tot oplichting van de Bijenkorf
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat de rechtbank verdachte terecht heeft veroordeeld voor de poging tot oplichting van De Bijenkorf. Volgens de advocaat-generaal kan het medeplegen van dit feit niet worden bewezen omdat [betrokkene 4] en [betrokkene 5] hiervan zijn vrijgesproken.
Ter terechtzitting in hoger beroep is door verdachte verklaard dat de poging tot oplichting van de Bijenkorf is gepleegd door zijn toenmalige vriendin [betrokkene 4] en/of een vriendin van haar om wraak te nemen op [slachtoffer 8] . De raadsman heeft aangevoerd dat alle uitvoeringshandelingen zijn verricht door (een) ander(en) dan verdachte. Er kan niet worden geconcludeerd dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met één of meer anderen. Hoogstens kan worden gesteld dat verdachte op de hoogte was van hetgeen door anderen werd uitgehaald. Hieruit kan echter niet zonder meer worden afgeleid dat verdachte een intellectuele of materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. De raadsman heeft bepleit verdachte vrij te spreken van het (mede) plegen van de poging tot oplichting.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze hieronder in dit arrest zijn opgenomen en later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen.
Uit het onderzoek naar de data uit een mobiele telefoon van verdachte is gebleken dat hij de gebruiker is van het WhatsApp-account met de gebruikersnaam “Gladdeguyy” en het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Verdachte heeft vanaf 6 maart 2018 een chatgesprek gevoerd met de gebruiker van het WhatsApp-account met de gebruikersnaam “Moppie” en het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Dit telefoonnummer is gebruikt door verdachtes toenmalige vriendin [betrokkene 4] . [betrokkene 4] stuurt op 6 maart 2018 te 21:07 uur vlak na elkaar vier mediabestanden naar verdachte. Deze mediabestanden bevatten schermafdrukken waarop foto’s van de voor- en achterkant van een Mastercard creditcard ING ten name van [slachtoffer 8] , alsmede de identificerende bladzijden uit haar paspoort, zichtbaar zijn. De telefoon waarmee de schermafdrukken zijn verzonden is op dat moment verbonden met het netwerk van Vodafone in Duitsland
Uit de internetgeschiedenis van de mobiele telefoon van verdachte blijkt dat daarmee op 7 maart 2018 tussen 17:18 en 17:27 uur binnen de website van het warenhuis De Bijenkorf is gezocht naar onder meer de merken Prada en Gucci, waarna een virtuele winkelmand is geopend en getracht is te betalen om 17:29 uur. Om 17:29:03 uur is een account aangemaakt met het e-mailadres [e-mailadres] als gebruikersnaam voor de website www.debijeenkorf.nl. De gegevens van dit account zijn opgeslagen in de data uit de mobiele telefoon van verdachte.
Vanaf het telefoonnummer [telefoonnummer 3] is op 7 maart 2018 om 17.38 uur een mediabestand gestuurd naar de telefoon van verdachte. Dit mediabestand bevat een screenshot van een betaalscherm waarop de volgende tekst staat
: “ING Mastercard SecureCode – Voer uw TAN-code in. De TAN-code ontvangt u in een sms-bericht via uw mobiele telefoon. Controleer het betaalbedrag en het volgnummer in uw sms-bericht. Klik daarna pas op volgende.”Boven het niet ingevulde veld voor de TAN-code staat:
“winkelier: Bijenkorf, Bedrag: 584,95 EUR, Datum: 07/03/2018, Kaartnummer: [kaartnummer] ”.Deze laatste vier cijfers komen overeen met de laatste vier cijfers van het kaartnummer van de creditcard van [slachtoffer 8] . Onder het niet ingevulde veld voor de TAN-code staat de vraag
“Geen TAN-code ontvangen?”
Verdachte heeft vervolgens drie WhatsApp-berichten naar [betrokkene 4] gestuurd. Hij stuurt het eerste bericht om 17:38:58 uur met de tekst: “Zij heeft gelk” en het tweede bericht met de tekst “geluk” om 17:39:00 uur. Hieruit valt af te leiden dat verdachte de tekst van het eerste bericht met tweede bericht verbetert in: “zij heeft geluk.” Hij stuurt het derde bericht om 19:48 uur met een mediabestand dat hetzelfde screenshot bevat als het mediabestand dat om 17.38 uur naar zijn telefoon is gestuurd vanaf het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . De telefoon van verdachte is op dat moment verbonden met het netwerk van KPN in Nederland.
[slachtoffer 8] kreeg een bericht met een TAN-code en kort daarna een bericht dat haar creditcard was geblokkeerd. Op 7 maart 2018 vroeg de bank aan haar of zij iets voor een bedrag van ongeveer 500 a 600 euro had gekocht bij de Bijenkorf. Daar wist zij niets van. [slachtoffer 8] had verdachte en [betrokkene 4] toen al twee jaar niet meer gezien en zij had hen nooit toestemming gegeven om gebruik te maken van haar creditcard.
Het hof stelt vast dat iemand anders dan [slachtoffer 8] zonder haar toestemming gebruik heeft gemaakt van haar naam en creditcard om goederen te bestellen bij de webwinkel van de Bijenkorf. De Bijenkorf zou tot afgifte van de bestelde goederen zijn bewogen als de betaling met de creditcard van [slachtoffer 8] zou zijn geslaagd, wat alleen niet is gelukt doordat haar creditcard is gebruikt door één of meer andere personen die niet konden beschikken over de TAN-code. Aldus is sprake van een poging tot oplichting door het aannemen van een valse naam en door listige kunstgrepen.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat verdachte (ook) uitvoeringshandelingen heeft verricht. De telefoon van verdachte is immers gebruikt bij de bestelling van de goederen en het aanmaken van de account met de valse naam voor de website van de Bijenkorf. Naar het oordeel van het hof is uit de chatgesprekken van verdachte met [betrokkene 4] en de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] ook voldoende gebleken dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met één of meer anderen. Daarom komt het hof – evenals de rechtbank – tot bewezenverklaring van het medeplegen van poging tot oplichting.
Overwegingen met betrekking tot zaak II (parketnummer 05/062616-18)
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de in deze zaak tenlastegelegde wederspannigheid.
De raadsman heeft zich ten aanzien van dit feit gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Met de rechtbank constateert het hof dat de vermelding van de datum 31 oktober 2018 in het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] een kennelijke verschrijving betreft. Uit het proces-verbaal van aanhouding volgt immers dat verdachte op 31 maart 2018 is aangehouden door verbalisant [verbalisant 1] en zijn collega [verbalisant 2] . Het hof leest de kennelijke verschrijving van de datum in het proces-verbaal van bevindingen verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Op grond van voormelde processen-verbaal en de overige gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in deze zaak tenlastegelegde heeft begaan.
Overwegingen met betrekking tot zaak III (parketnummer 05/113068-18)
Ter terechtzitting in eerste aanleg is verdachte gebleven bij de bekennende verklaring die hij heeft afgelegd tijdens zijn verhoor door de politie op 14 maart 2018. Ter terechtzitting in hoger beroep is verdachte niet teruggekomen op deze verklaring en is namens hem evenmin vrijspraak van dit feit bepleit. Er is derhalve sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering. Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen, waarvan in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest een opgave zal worden weergegeven, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in deze zaak tenlastegelegde heeft begaan.
Overwegingen met betrekking tot zaak IV (parketnummer 05/780009-19)
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde diefstallen van goederen die toebehoren aan [slachtoffer 10] . Volgens de advocaat-generaal heeft de rechtbank verdachte terecht vrijgesproken van de onder 4 tenlastegelegde diefstal van goederen die toebehoren aan [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] .
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde. De raadsman heeft bepleit verdachte van het onder 4 tenlastegelegde vrij te spreken.
Feiten 1, 2 en 3: diefstallen van goederen toebehorende aan [slachtoffer 10]
Naar het oordeel van het hof is de rechtbank op goede gronden tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde gekomen. Daarom zal het hof de bewijsoverwegingen van de rechtbank met betrekking tot deze feiten hieronder overnemen:
“ [slachtoffer 10] heeft aangifte gedaan van diefstal van haar telefoon, een Samsung S9 met IMEI-nummer [IMEI nummer 1] , op 14 januari 2019 in Nijmegen. Verdachte heeft op 2 februari 2019 zonder toestemming van [slachtoffer 10] € 1.200,- van haar bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] in Kranenburg (Duitsland) gepind.
(…)
Aangeefster [slachtoffer 10] heeft verklaard dat verdachte op 14 januari 2019 bij haar in Nijmegen was. Verdachte werd gebeld en ging toen weg. Zij ontdekte vervolgens dat haar nieuwe telefoon, die zij die dag bij een T-Mobile abonnement had gekregen, niet meer op de tafel lag. Ze stuurde een bericht via Snapchat naar verdachte met de vraag of hij haar wilde bellen. Hij belde haar en zei, volgens de verklaring van aangeefster, tegen haar: “Ik kom de telefoon morgen brengen.” Dit deed hij echter niet, wel zei hij opnieuw tegen haar: “Ik kom de telefoon morgen brengen”. Verdachte kwam niet opdagen en liet haar vervolgens via Snapchat weten dat hij was beroofd.Aangeefster heeft screenshots bewaard van die gesprekken via Snapchat. Ze heeft verklaard dat “ [bijnaam] ” dezelfde is als [verdachte] .
Op de screenshots is het volgende gesprek te lezen tussen “ [bijnaam] ” en “ik”:
“ [bijnaam]
(...)
K koop maandag nieuwe Samsung Voor je
[bijnaam]
K heb die simkaart toe
Toch
IK
Die heb je wel dan hebje die tel ook
Breng nu die telefoon laatste keer dat ik het
vraag
[bijnaam]
Ga ma aangifte doen
K ben. Bestolen
Die simkaart had k gewoon in me Louis
vitton tas
IK
Zir in de kk problemen doorjou alsje die
telefoon gelijk had truggegeven wasdie
ook niet gestolen he
[bijnaam]
En die tel in de t mobile tas”
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster worden ondersteund door de inhoud van deze gesprekken via Snapchat, waarbij de rechtbank ervan uitgaat dat “ik” betrekking heeft op aangeefster. Dat verdachte de naam “ [bijnaam] ” gebruikte, wordt ook ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 5] in de zaak met parketnummer 05/881721-17. Zij heeft verklaard dat verdachte op Snapchat de naam “ [bijnaam] ” gebruikt.Tevens wordt dit ondersteund door de screenshots van de Facebook Messenger-gesprekken die [slachtoffer 12] met verdachte heeft gevoerd. Hierop is te zien dat zij gesprekken met verdachte voert waarin “ [bijnaam] ” diverse oproepen van haar heeft gemist.Bovendien heeft [slachtoffer 11] ook verklaard dat “ [bijnaam] ” dezelfde persoon als verdachte is.
Uit deze screenshots volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte de telefoon van aangeefster hij zich had zonder haar toestemming. Zij heeft hem immers voor de “laatste keer” gevraagd ‘die’ telefoon terug te brengen en lijkt boos te zijn dat hij de telefoon niet gelijk heeft teruggegeven. Gelet op de inhoud van de Snapchat-gesprekken is er geen aanleiding om aan te nemen dat [slachtoffer 10] haar telefoon zou hebben achtergelaten in de auto van [betrokkene 6] . Hieraan kan niet afdoen dat de telefoon van [slachtoffer 10] vervolgens op 14 februari 2019 te koop is aangeboden door [betrokkene 6] . Hij is immers een goede bekende van verdachte, zodat het niet onaannemelijk is dat hij de telefoon door verdachte kreeg doorgespeeld.
Op grond van het voorgaande heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde diefstal van de telefoon van [slachtoffer 10] .
Voor wat betreft de diefstal van de bankpas van [slachtoffer 10] (feit 2) en de geldopname van € 1.200,- (feit 3) overweegt de rechtbank het volgende. [slachtoffer 10] heeft verklaard dat zij in de nacht van 1 op 2 februari 2019 samen met verdachte in [hotel] in Nijmegen verbleef. Volgens haar is verdachte ‘s nachts, terwijl zij lag te slapen, weggeweest en heeft hij toen zonder haar toestemming haar bankpas uit haar portemonnee meegenomen om daarmee vervolgens € 1.200,- van haar bankrekening op te nemen.
Gebleken is dat op 1 februari 2019 een kamer voor twee personen voor één nacht bij het [hotel] in Nijmegen is gereserveerd op naam van [slachtoffer 10] . Op 1 februari 2019 is om 20:23 uur door één of twee gasten ingecheckt. Op 2 februari 2019 is om 11:33 uur uitgecheckt en de betaling voor de kamer is contant uitgevoerd.
Verdachte heeft erkend dat hij in de nacht van 1 op 2 februari 2019 € 1.200,- van de bankrekening van [slachtoffer 10] heeft gepind.
De rechtbank heeft geconstateerd dat uit het procesdossier niet kan worden herleid dat dit mogelijk is gebeurd met een bankpas die [slachtoffer 10] eerder op 30 januari 2019 aan verdachte zou hebben gegeven. In tegenstelling tot wat door de verdediging is aangevoerd is de rechtbank niet gebleken dat zij heeft verklaard dat zij op 30 januari 2019 één van haar bankpassen aan verdachte heeft afgegeven. Zij heeft enkel verklaard dat zij op 30 januari 2019 € 1.250,- voor verdachte heeft gepind, maar dat hij hier niet bij was en dat zij dit geld ergens anders aan hem heeft overhandigd. De rechtbank heeft geen redenen om aan de verklaring van [slachtoffer 10] te twijfelen.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, concludeert de rechtbank dat verdachte € 1.200,- van haar rekening heeft gepind met gebruik van een bankpas die hij op 1 of 2 februari 2019 in Nijmegen van haar heeft gestolen. De rechtbank overweegt dat het gebruikmaken van een pinpas met bijbehorende pincode van een ander, voor zover geldopnames worden verricht waartoe men niet gemachtigd is, maakt dat sprake is van een valse sleutel. De rechtbank is van oordeel dat bewezen is dat verdachte tevens het onder 2 en 3 tenlastegelegde, te weten de diefstal van de bankpas van [slachtoffer 10] en het stelen van € 1.200,- van haar rekening met behulp van de gestolen bankpas, heeft begaan.”
Het hof overweegt in aanvulling op de bewijsoverweging van de rechtbank dat verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft bevestigd dat “ [bijnaam] ” een bijnaam van hem is. Het is niet aannemelijk geworden dat verdachte en [slachtoffer 10] in voormeld chatgesprek spreken over een andere telefoon dan de telefoon die verdachte volgens de aangifte van [slachtoffer 10] van haar heeft gestolen. In hetgeen verdachte verder over dit gesprek heeft verklaard ziet het hof ook geen aanleiding ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde tot een andere bewijsbeslissing dan de rechtbank te komen. Ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde komt het hof eveneens tot dezelfde bewijsbeslissingen als de rechtbank.
Feit 4: diefstallen van goederen toebehorende aan [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12]
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan. Daarom is het hof - met de rechtbank, de advocaat-generaal en de raadsman - van oordeel dat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Overwegingen met betrekking tot zaak V (parketnummer 05/880193-19)
Feit 1: poging tot doodslag of zware mishandeling
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot doodslag op beide politiemensen terecht bewezen is verklaard door de rechtbank.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte erkend dat hij de bestuurder van de Volkswagen Golf is geweest. Hij stelt echter dat deze personenauto in verband met een technisch mankement aan de turbo niet harder dan 80 tot 100 kilometer per uur kon rijden. Verdachte reed met een snelheid van 80 kilometer per uur over de snelweg langs Beuningen in de richting van Druten, terwijl hij werd gevolgd door twee mannen die achter hem aanreden in een niet als politieauto herkenbaar dienstvoertuig. Verdachte en de mannen reden vanaf de snelweg verder over een tweebaansweg waar de auto met de mannen ineens naast verdachte kwam rijden en tegen de door hem bestuurde Golf aan ramde. De Golf was verlaagd en zwaar beladen met spullen, waardoor deze auto lager op de weg lag dan het dienstvoertuig van de mannen. Hierna reed het dienstvoertuig de door verdachte bestuurde Golf voorbij, waarna het dienstvoertuig aan de rechterkant van de weg in de berm terechtkwam. Verdachte betwist dat hij met de relatief dure Golf die niet van hem was tegen het dienstvoertuig van de mannen aanreed. Verdachte heeft gesteld dat deze politieambtenaren de gang van zaken onjuist hebben beschreven in hun processen-verbaal.
De raadsman heeft, in het licht van de verklaring van verdachte en recente rechtspraak, betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel van de aangevers bewust heeft aanvaard.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze hieronder zijn overgenomen uit het vonnis waarvan beroep en aangevuld naar aanleiding van hetgeen door en namens verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht en later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] en andere bewijsmiddelen.
Op grond van de bewijsmiddelen heeft de rechtbank het volgende, wat ter terechtzitting in eerste aanleg niet ter discussie is gesteld, vastgesteld:
[verbalisant 3] en [verbalisant 4] zijn beiden hoofdagent van de eenheid Oost-Nederland.Op 19 januari 2019 omstreeks 23:15 uur reden [verbalisant 4] en [verbalisant 3] in een onopvallend dienstvoertuig met kenteken [kenteken 1] in de richting van Druten. Op dat moment achtervolgden zij een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 2] . Zij reden op de Maas en Waalweg, een weg waarop ook tegemoetkomend verkeer reed.Toen zij de Volkswagen Golf probeerden in te halen en naast deze auto reden, stuurde de bestuurder van de Volkswagen Golf naar links en reed tegen het dienstvoertuig aan. Op dat moment reden [verbalisant 4] en [verbalisant 3] tussen de 100 en 120 kilometer per uur. [verbalisant 4] en [verbalisant 3] verhoogden hun snelheid om voorbij de Volkswagen Golf te komen, maar de bestuurder van de Volkswagen Golf verhoogde eveneens zijn snelheid. [verbalisant 4] reed op dat moment 120 kilometer per uur op de linker rijbaan, naar de rechtbank begrijpt: bedoeld voor het tegemoetkomend verkeer. De bestuurder van de Volkswagen Golf stuurde op dat moment vanuit de rechter rijbaan nog verder naar links.Gedurende tenminste 800 meter reden zij verder terwijl zij in aanraking waren met de Volkswagen Golf. Omdat de bestuurder van de Volkswagen Golf steeds naar links stuurde en de dienstauto rechtsachter raakte, raakten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] in een slip. Zij draaiden naar rechts om hun as en kwamen voor de Volkswagen Golf langs, achterstevoren in de berm terecht.
De rechtbank is vervolgens op grond van bewijsmiddelen tot het oordeel gekomen dat verdachte de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 2] heeft bestuurd.Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij inderdaad de bestuurder van deze personenauto is geweest. Dit staan dan ook niet meer ter discussie in hoger beroep.
De rechtbank heeft het volgende overwogen ten aanzien van de vraag of bewezen kan worden dat verdachte als bestuurder van de Volkswagen Golf heeft geprobeerd [verbalisant 4] en [verbalisant 3] van het leven te beroven:
Om te spreken van doodslag moet sprake zijn van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op de dood van de ander. De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte [verbalisant 4] en [verbalisant 3] willens en wetens heeft geprobeerd te doden door met zijn auto tegen hun dienstvoertuig te rijden.
Wel komt de rechtbank tot de conclusie dat sprake was van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte, als bestuurder van de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 2] , vanwege het onvoldoende afstand houden van zijn voorganger en een overschrijding van de maximumsnelheid een volgteken kreeg van [verbalisant 4] en [verbalisant 3] . Omdat verdachte dit negeerde, kreeg hij een stopteken. Verdachte verhoogde zijn snelheid en reed bij [verbalisant 4] en [verbalisant 3] weg. Toen verdachte vanaf de A73 de Maas en Waalweg opreed, voegde een opvallend dienstvoertuig zich bij [verbalisant 4] en [verbalisant 3] .Verdachte slingerde behoorlijk en reed enkele malen over de doorgetrokken streep. Zijn snelheid was op dat moment ongeveer 120 kilometer per uur. Het opvallende dienstvoertuig probeerde verdachte in te halen via de linker rijstrook voor tegemoetkomend verkeer. Op dat moment week verdachte helemaal naar links uit, waardoor de verbalisanten in het opvallende dienstvoertuig snelheid moesten minderen om een aanrijding te voorkomen.In tegengestelde richting kwamen toen tenminste vier voertuigen aanrijden.Toen vervolgens [verbalisant 4] en [verbalisant 3] verdachte probeerden in te halen, kwam verdachte wederom naar links. Verdachte reed langzaam naar links, deels op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer toen beide voertuigen met elkaar in aanraking kwamen.De rechtbank begrijpt dat het dienstvoertuig op dat moment geheel op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer reed. [verbalisant 4] merkte dat het dienstvoertuig toen niet meer reageerde als gebruikelijk.Toen de dienstauto van [verbalisant 4] en [verbalisant 3] begon te glijden, schoof deze voor de auto van verdachte langs. Hun dienstvoertuig stond dwars voor de auto waarin verdachte reed en werd door hem voortgeduwd. Daarna schoven [verbalisant 4] en [verbalisant 3] verder naar rechts de berm in.[verbalisant 3] zag voorafgaand aan de aanrijding, nadat de opvallende auto had geprobeerd verdachte in te halen, tegemoetkomende auto’s die naar de berm moesten sturen. Tijdens het draaien van de auto zag hij van verschillende kanten koplampen die hij niet goed kon plaatsen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aldus de aanmerkelijke kans dat [verbalisant 4] en [verbalisant 3] op een tegemoetkomende auto zouden botsen, ten gevolge waarvan zij zouden kunnen komen te overlijden, bewust heeft aanvaard. Verdachte heeft immers het dienstvoertuig met daarin de verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] gedurende ten minste 800 meter met hoge snelheid op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer gehouden, waarna verdachte de dienstauto, nadat deze is gaan slippen, rechts de weg af heeft geduwd. In dit kader wijst de rechtbank ook op de verklaring van [slachtoffer 10] waaruit volgt dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij één auto van de weg heeft gebeukt. De rechtbank concludeert uit de omstandigheid dat hij zelf met zijn auto grotendeels op de rechterrijbaan bleef rijden dat verdachte er goed voor zorgde dat niet hij zou worden aangereden door tegemoetkomend verkeer. Aldus heeft verdachte niet op de koop toe willen nemen dat hij zelf ook het leven erbij zou laten. De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Het hof verenigt zich met deze overwegingen van de rechtbank en maakt die tot de zijne. Naar aanleiding van de verklaring van verdachte en het verweer van de raadsman in hoger beroep overweegt het hof in aanvulling hierop het volgende. Naar het oordeel van het hof is het niet aannemelijk geworden dat het dienstvoertuig van [verbalisant 4] en [verbalisant 3] tegen de door verdachte bestuurde Golf aan ramde, zoals verdachte ter terechtzitting in hoger beroep voor het eerst heeft verklaard. Behalve uit de verklaringen van de verbalisanten volgt dit ook uit de verklaring van [slachtoffer 10] bij haar verhoor door de politie waarbij zij heeft verklaard dat verdachte haar vertelde dat hij een politieauto van de weg had gereden. Volgens [slachtoffer 10] kwam verdachte helemaal overstuur bij haar. Hij vertelde haar toen dat hij opeens werd ingesloten door drie auto’s. Verdachte zou toen één van die auto’s aan de kant hebben gebeukt. Bij haar getuigenverhoor door de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 10] in de kern hetzelfde verklaard, met dien verstande dat zij tijdens dit getuigenverhoor heeft verklaard dat verdachte vlak na het incident bij haar kwam en dat hij haar toen vertelde dat hij ineens werd ‘
ingeboxed’door de politie en hij er één van de weg had gereden, althans “de berm [had] ingereden.” Het hof constateert dat verdachte kort na het gebeuren in ieder geval niet tegen [slachtoffer 10] heeft gezegd dat het dienstvoertuig van [verbalisant 4] en [verbalisant 3] tegen de door hem bestuurde Golf aan ramde. Het dossier bevat overigens ook geen steun voor deze stelling van verdachte. In hetgeen verder door en namens verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht, ziet het hof geen aanleiding ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde tot een andere bewijsbeslissing dan de rechtbank te komen. Daarom verklaart het hof de poging tot doodslag op [verbalisant 4] en [verbalisant 3] eveneens bewezen.
Feit 2: diefstal dan wel heling van motoren
De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van de diefstal van de motor van het merk Kawasaki en hem – voor zover thans nog aan orde - veroordeeld voor de diefstal van de motor van het merk Yamaha door twee of meer verenigde personen.
Het hoger beroep van het openbaar ministerie is mede gericht tegen de vrijspraak van de diefstal van de Kawasaki. De advocaat-generaal heeft naar voren gebracht dat de Kawasaki en de Yamaha volgens de aangifte met de achterwielen aan elkaar vastzaten en op dezelfde dag en tijdstip zijn weggenomen. De conclusie kan dan ook worden getrokken, dat beide motoren door dezelfde dader of daders zijn gestolen. Verdachte heeft de Yamaha samen met [betrokkene 7] gestolen. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het dan ook niet anders kan zijn dan dat verdachte de Kawasaki ook samen met [betrokkene 7] heeft gestolen.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verdachte bekend dat hij de Yamaha samen met [betrokkene 7] heeft weggenomen. Hij duwde de motor samen met [betrokkene 7] van een plek in de buurt van de Graafseweg naar Neerbosch Oost en sprak met hem over de verkoop van de motor. Hij was zelf niet aanwezig bij de verkoop van de motor, maar hij had er wel 800 euro voor gekregen. Ter terechtzitting in hoger beroep is verdachte gebleven bij deze verklaring. Volgens hem waren de achterwielen van de Yamaha en de Kawasaki niet aan elkaar vastgemaakt met een kettingslot. Verdachte ontkent dat hij de Kawasaki ook heeft gestolen. De raadsman heeft bepleit verdachte daarvan vrij te spreken.
Mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte acht het hof de diefstal in vereniging van de Yamaha wettig en overtuigend bewezen.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting echter niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte de motor van het merk Kawasaki, al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer anderen, heeft weggenomen. Uit de aangifte van [slachtoffer 10] volgt dat hij de Yamaha en de Kawasaki had geparkeerd aan de Graafseweg in Nijmegen en de achterwielen van deze motoren aan elkaar had vastgemaakt met een kettingslot op 8 mei 2018 omstreeks16:30 uur. Beide motoren waren weggenomen toen aangever later die dag omstreeks 23:00 uur thuis kwam. Uit de tapgesprekken van verdachte valt af te leiden dat de Yamaha op 8 mei 2018 tussen 17:12 uur en 18:07 is gestolen. Mede gelet op het tijdsverloop tussen de diefstal van de Yamaha door verdachte en zijn mededader en de ontdekking van de diefstallen van de Yamaha en de Kawasaki door aangever, kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat beide motoren door dezelfde dader of daders zijn gestolen. Het dossier bevat verder onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat de Kawasaki ook door verdachte is weggenomen. Evenmin is gebleken dat hij de Kawasaki na de diefstal voorhanden heeft gehad. Het hof is daarom van oordeel dat verdachte behoort te worden vrijgesproken het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde met betrekking tot de motor van het merk Kawasaki.
Feit 3: diefstal dan wel heling van scooters
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld voor diefstal van de scooter van aangever [slachtoffer 13] en opzetheling van de scooters van de aangevers [slachtoffer 16] , [slachtoffer 15] en [slachtoffer 14] .
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van diefstal van de scooter van aangever [slachtoffer 13] en heling van de scooters van de aangevers [slachtoffer 15] en [slachtoffer 14] . Volgens de advocaat-generaal dient verdachte te worden vrijgesproken van diefstal dan wel heling van de scooter van aangever [slachtoffer 16] .
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde, met uitzondering van de diefstal dan wel heling van de rode scooter waarvoor de raadsman vrijspraak heeft bepleit
Het hof kan zich vinden in de bewijsbeslissingen van de rechtbank met betrekking tot de scooters van de aangevers [slachtoffer 13] , [slachtoffer 15] en [slachtoffer 14] . Daarom zal het hof de overwegingen van de rechtbank voor deze beslissingen hieronder overnemen met verbeterding van een kennelijke verschrijving.
Op grond van de bewijsmiddelen heeft de rechtbank het volgende, wat ter terechtzitting in eerste aanleg niet ter discussie is gesteld, vastgesteld:
Op 4 april 2018 is in Elst de scooter van [slachtoffer 13] gestolen. Het betreft een scooter van het merk Piaggio voorzien van kenteken [kenteken 6] .(…) Op 18 april 2018 is in Oss de zwarte scooter van [slachtoffer 15] gestolen. Het betreft een Piaggio Zip voorzien van kenteken [kenteken 8] .Op 21 april 2018 is in Tiel de witte scooter van [slachtoffer 14] gestolen. Het betreft een Piaggio Zip met een windscherm voorzien van led verlichting en voorzien van kenteken [kenteken 7] .
(…)
Aangeefster [slachtoffer 13] heeft verklaard dat zij haar scooter had geparkeerd aan de Rijksweg Noord 17 te Eist. Zij had de scooter op het stuurslot gezet. [slachtoffer 13] hoorde rond 15:25 uur dat haar scooter werd gestart. Zij rende naar buiten om te kijken wie dat deed. Zij zag toen een onbekende man op haar scooter wegrijden. De man was zo’n 20 jaar oud, had een donkere huidskleur, droeg geen baard of snor en zijn haardracht was halflange dreadlocks.
Gebleken is dat verdachte op 4 april 2018 op zijn telefoon heeft gezocht naar “scooterdiefstal Elst 4 april”. Uit de telefoon van verdachte kon ook worden afgeleid dat [het hof begrijpt: de telefoon van ] verdachte op 4 april 2018 om 15:23 uur mastlocatie 51-919358 5.847769 aanstraalde. (...) Dit betreft Dorpstraat 28a te Elst en dat ligt hemelsbreed op 175 meter van de Rijksweg Noord 17 te Eist.
De rechtbank stelt vast dat het door aangeefster opgegeven signalement van de dief overeenkomt met het signalement van verdachte. Verdachte heeft immers ook een donkere huidskleur, draagt geen baard of snor en draagt zijn haar in halflange dreadlocks. Gelet op het door aangeefster opgegeven signalement van de dief, de zoekopdracht op de telefoon van verdachte en het aanstralen van een zendmast in de buurt van de plaats delict rond het tijdstip van de diefstal, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal van de scooter van [slachtoffer 13] .
Ten aanzien van de overige (…) scooters die op de tenlastelegging staan vermeld, te weten de Witte Piaggio (kenteken [kenteken 7] ) [en] de Zwarte Piaggio (kenteken [kenteken 8] ) (…) overweegt de rechtbank als volgt.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat voor betrokkenheid van verdachte bij de diefstal van deze scooters. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van deze (…) scooters vrij spreken van de primair ten laste gelegde diefstal.
Wat betreft de subsidiair ten laste gelegde opzet- dan wel schuldheling overweegt de rechtbank ten aanzien van deze (…) scooters het volgende.
Op de telefoon van verdachte zijn meerdere filmpjes en foto’s aangetroffen van scooters. Zo is er een filmpje waarop de verlichting van een witte scooter te zien is. De verbalisant hoort een stem zeggen dat die ledjes eraf zouden gaan. Op een tweede filmpje van deze scooter is te zien dat de scooter een windscherm met ledverlichting heeft. Op het derde filmpje van deze scooter is het kenteken van de scooter te zien: [kenteken 7] . Ook is een hand te zien met daaraan een ring en een armband die bij verdachte in beslag werden genomen na zijn aanhouding.De stem op drie filmpjes is herkend als zijnde de stem van verdachte.
Op een ander filmpje op de telefoon van verdachte is de achterkant van een scooter voorzien van kenteken [kenteken 8] te zien en is een stem te horen. Op een tweede filmpje van dezelfde scooter is te horen: “zeg nou maar een bedragje, dan kom ik hem naar je toe brengen. Helemaal vers, helemaal vers, helemaal vers. Alleen hier zit een klein beetje, maarja. Wat wil je? Wil je nou betalen of nie?”. De stem op beide filmpjes is herkend als zijnde de stem van verdachte.
(…)
Gelet op de processen-verbaal waarin de inhoud van de filmpjes, de stemherkenningen en de foto worden beschreven, heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde voorhanden hebben van de scooters voorzien van de kentekens [kenteken 7] [en] [kenteken 8] (…), terwijl hij wist dat deze scooters gestolen waren.
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen zoals deze hierboven zijn overgenomen uit het vonnis waarvan beroep en later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de scooter van aangever [slachtoffer 13] (Piaggio met kenteken [kenteken 6] ) en de opzetheling van de scooters van aangever [slachtoffer 14] (Witte Piaggio Zip met kenteken [kenteken 7] ) en aangever [slachtoffer 15] (Zwarte Piaggio Zip met kenteken [kenteken 8] ). Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de scooter van aangever [slachtoffer 16] (Rode Piaggio Zip met kenteken [kenteken 10] ) heeft gestolen en evenmin dat hij zich met betrekking tot deze scooter schuldig heeft gemaakt aan heling. Verdachte zal in zoverre van het onder 3 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Feit 4: voorhanden hebben van op een vuurwapen gelijkend voorwerp
De advocaat-generaal heeft naar voren gebracht dat bij een opstootje op 1 januari 2019 een persoon met een wapen is gefilmd. Deze persoon is verdachte. Dat wapen is in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Volgens de advocaat-generaal kan het onder 4 tenlastegelegde hiermee wettig en overtuigend worden bewezen.
Verdachte ontkent dat hij de persoon met het wapen op het filmpje is.
De rechtbank heeft met betrekking tot dit feit het volgende overwogen: Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze hieronder in dit arrest zijn overgenomen uit het vonnis waarvan beroep en later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen:
Op 1 januari 2019 heeft een opstootje plaatsgevonden in Nijmegen dat gefilmd is met een telefoon. Op deze video is te zien dat een persoon met een donkere huidskleur en lang zwart rastahaar een klein, zwart, op een vuurwapen gelijkend voorwerp pakte. Te horen is ook dat de naam “ [voornaam verdachte] ” wordt geroepen. Ook is te horen dat de persoon met het voorwerp in handen met een Antilliaans accent spreekt.De persoon op de video is ambtshalve herkend door meerdere verbalisanten als zijnde verdachte.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat het verdachte was die een op een vuurwapen gelijkend voorwerp voorhanden had. Een dergelijk voorwerp is voor bedreiging of afdreiging geschikt, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef Categorie I, onder 7 van de Wet Wapens en Munitie.
Het hof komt op grond van het bovenstaande tot dezelfde bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde als de rechtbank.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak I (parketnummer 05/881721-17)
A: mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
hij
op meerdere tijdstippenin de periode van 1 april 2014 tot en met 15 mei 2018
te Nijmegen en/of Arnhem en/of Eindhoven, in elk geval (telkens)in Nederland,
(lid 3, onder lo)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer ander(en), te weten,
[slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 5]
(lid 1, onder 1°)
(telkens)
door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of
door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of
[slachtoffer 3] door misbruik van de kwetsbare positie,
heeft
geworven en/ofvervoerd
en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomenmet het oogmerk van uitbuiting van die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of[slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
(lid 1, onder 4o)
(telkens) met één of meerdere van de onder 1° van dit artikel genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of
door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of afpersing en/of misleiding dan wel
door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of
door misbruik van de kwetsbare positie,
die [slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]heeft
gedwongen en/ofbewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten
onder de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden, te weten
door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of
door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of afpersing en/of misleiding en/ofdoor misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of
door misbruik van de kwetsbare positie,
enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte
en/of diens mededader(s),wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die
[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten,
(lid 1, onder 6o)
(telkens)opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die
[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
heeft
/hebben en/of is/zijnverdachte
en/of zijn mededader(s)
1.
contact gezocht met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , al dan niet via sociale media (Baddoo en/of Facebook) en/of
2. terwijl hij
en/of zijn mededader(s)wist
en, althans redelijkerwijs moest
(en)vermoeden, dat die
[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2] en/
of[slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] verstandelijk beperkt en/ofkwetsbaar en/of gemakkelijk te beïnvloeden
was/waren
en/of geen werk en/of schulden had(den)en/
of
3.
terwijl hij en/of zijn mededader(s) een (liefdes)relatie met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] is aangegaan en/of onderhouden en/of haar/hen in de veronderstelling heeft/hebben laten verkeren dat zij de enige voor hem was/waren, en zodoende haar/hen onder zijn/hun invloedssfeer heeft/hebben gebracht en/of
4.
terwijl hij en/of zijn mededader(s) zich in de omgang met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] (telkens) schreeuwend en/of agressief en/of boos en/of intimiderend heeft/hebben opgesteld en/of
5.
terwijl hij en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met een (namaak)pistool, althans een of meer wapen(s) getoond, althans de suggestie heeft/hebben gewekt een vuurwapen te hebben (al dan niet door een foto/filmpje van een wapen door te sturen) en/of
6.
terwijl hij die [slachtoffer 4] (telkens) heeft gedreigd met openbaarmaking van (al dan niet onvrijwillig) seksueel contact tussen hem en haar en/of
7.
terwijl hij die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] (meermalen) heeft geslagen mét vlakke hand en/of gebalde vuist, althans gedreigd haar te slaan en/of
8. (
(trio)seks met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] gehad en/of (deze) seksuele handelingen op film opgenomen en/of
9. (
(vervolgens)gedreigd een seksfilmpje
en/of naaktfoto's met'van die
[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3]te zullen openbaren en
/of
10. (
(telkens) op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ingepraat en/of haar/hen bedreigd, teneinde haar/hen te bewegen (al dan niet tegen betaling) seks te hebben met een of meerdere ander(e) man(nen) en/of
11. die [slachtoffer 2] bewogen
en/of gedwongenstrafbare feiten te plegen en
/ofgoederen af te geven en
/of
12. ( (telkens) op die
[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 5]ingepraat
en/of haar/hen bedreigd, teneinde haar
/hente bewegen tot het afsluiten van een telefoonabonnement en
/of
13.
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5] (telkens) voorgehouden dat iemand de/het afgesloten abonnement(en) uit het systeem zou verwijderen en/of een abonnement geen gevolgen heeft en/of dat hij, verdachte, de kosten zou betalenen
/of
14. (
(vervolgens) (telkens)die
[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 5]instructies gegeven een of meerdere telefoonabonnement(en) op haar
/hunnaam af te sluiten en
/of
15. die
[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 5]naar een of meer telefoonwinkel(s) vervoerd en
/ofvergezeld en
/of
16.
door (telkens) met meerdere personen gezamenlijk aanwezig te zijn en/of in de nabijheid zich op te houden bij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5] bij het aangaan van de afspraken over het/de telefoonabonnement(en) en/of bij het afsluiten van het/de telefoon abonnement(en) (zodoende) een numeriek ovenwicht gevormd en/of
17. (
(telkens)nadat die
[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 5]het telefoonabonnement had afgesloten tegen haa
r/hungezegd om (de tas met) bijbehorend
etelefoontoestel
(len) en/of iPadaan hem verdachte
of zijn mededader(s)af te geven en
/of
18.
terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5] rekeningen van die telefoonmaatschappij(en) heeft ontvangen en/of
19. die [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] haar/hun bankpas
(sen
)aan hem verdachte
en/of zijn mededader(s)laten afgeven, zodat hij verdachte
en/of zijn mededader(s)geld van
haar/hun bankrekening kon
denpinnen en/of met de bankrekening kon
denfrauderen en
/of
20.
die [slachtoffer 2] geld van haar bankrekening voor hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) laten pinnen en/of
21.
die [slachtoffer 4] haar inloggegevens van internetbankieren aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) laten afgeven, zodat hij verdachte en/of zijn mededader(s) geld van haar bankrekening konden overschrijven en/of een nieuwe creditcard konden aanvragen en/of
22.
op naam van [slachtoffer 5] een credit card aangevraagd hij Bunq en/of die [slachtoffer 5] een geldbedrag ter identificatie laten overmaken naar die Bunq rekening en/of
23. die [slachtoffer 3] haar DigiD-inloggegevens aan hem verdachte
en/of zijn mededader(s)laten afgeven, zodat hij verdachte
en/of zijn mededader(s) konden beschikken over haar belastingaangifte en/ofdaarmee kon
denfrauderen en
/of
24.
door welke feiten en omstandigheden voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij/hun zich niet heeft/hebben kunnen onttrekken en/of ten gevolge waarvan zij/hen geen weerstand aan verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben kunnen bieden;
E: wederrechtelijk gebruik maken van de identiteit van [slachtoffer 3]
hij
op één of meerdere tijdstippenin
of omstreeksde periode van 5 mei 2017 tot en met 13 mei 2018
te Ammerstol en/of te Zetten en/of Tiel en/of Nijmegen en/of te Eindhoven, althansin Nederland
tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
(telkens)opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten de DigiD inlog code van [slachtoffer 3] heeft gebruikt door met deze DigiD inlog code
met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van die [slachtoffer 3] te verhelen en/of te misbruiken, waardoor voor die [slachtoffer 3] enig nadeel kon ontstaan, te weten onterecht
ontvangen bedragen van de belastingdienst en/of terugvorderingen van de belastingdienst;
F: diefstal van geldbedragen toebehorende aan [slachtoffer 3]
hij
op één of meerdere tijdstippenin
of omstreeksde periode van 3 april 2017 tot en met 13
mei 2018 te Nijmegen
en/of te Tiel en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens)de hierna te noemen geldbedragen,
in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte
en/of zijn medeverdachte(n)toebehoorden, te weten [slachtoffer 3] , heeft weggenomen, met het oogmerk om zich die bedragen wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of diens mededader(s) die weg te nemen geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een of meer bankpassen op naam van die [slachtoffer 3] en/of de daarbij behorende pincodes, te
weten
- een geldbedrag van 5,57 euro overgeboekt aan [betrokkene 1] op 3 april 2017 en
- een geldbedrag van 19,86 euro overgeboekt aan [betrokkene 1] op 5 mei 2017 en
- een geldbedrag van 109,14 euro overgeboekt aan [betrokkene 1] op 5 mei 2017 en
een geldbedrag van 0,39 euro gepind bij de Coop te Nijmegen op 31 oktober 2017 en/of
een of meer geldopnames bij pinautomaten;
I: oplichting van [slachtoffer 5]
hij
op één of meerdere tijdstippenin
of omstreeksde periode van 26 oktober 2017 tot en met
28 november 2017
te Nijmegen en/of te Arnhem, althansin Nederland
meermalen
althans eenmaal (telkens
)met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige
kunstgrepen en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed
, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens,en het aangaan van een schuld
en/of het tenietdoen van een inschuld, te weten
- afgifte van meerdere
- het aangaan van een schuld, te weten het afsluiten van meerdere
door tegen die [slachtoffer 5] te zeggen
- dat zij uit het systeem werd gehaald nadat ze de telefoon had gekregen en
- dat het abonnement niet meer op haar naam zou staan en
- dat zij beter nog een abonnement kon afsluiten omdat verkoop van beide telefoons meer geld zou opleveren,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
waardoor die [slachtoffer 5] werd bewogen tot voornoemde afgifte en
/ofhet aangaan van voornoemde schuld;
3: poging tot oplichting van Bijenkorf
hij
op één of meerdere tijdstippenin
of omstreeksde periode van 6 maart 2018 tot en met 7
maart 2018
te Nijmegen en/of Druten, althansin Nederland en
/ofte Duitsland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader(s)voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam
en/of een valse hoedanigheiden
/ofdoor listige kunstgrepen
en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de Bijenkorf te bewegen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten goederen ter waarde van ongeveer 583 euro
, althans een geldbedrag,
- heeft ingelogd op de webwinkel van de Bijenkorf onder de naam [e-mailadres] ,
- goederen heeft besteld in deze webwinkel en
- ter betaling gebruikt heeft gemaakt van een creditcard op naam van [slachtoffer 8] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Zaak II (parketnummer 05/062616-18)
hij op
of omstreeks31 maart 2018 te Nijmegen, zich met geweld
en/of bedreiging met geweld,heeft verzet tegen
een ofmeerdere ambtena
(a)r
(en
), te weten [verbalisant 1] (buitengewoon opsporingsambtenaar) en
/of[verbalisant 2] (buitengewoon opsporingsambtenaar), werkzaam in de rechtmatige oefening van
zijn/hun bediening, te weten verdachte als verdacht van het gepleegd hebben van één
of meerdereop heterdaad ontdekt
(e)strafba
(a
)r
(e)feit
(en),had
(den
)aangehouden, teneinde verdachte ter (voor)geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, door zijn handen in zijn (jas)zakken te houden en/of te rukken en/of
te trekken en/ofte bewegen in een richting tegengesteld aan die, waarin die voornoemde ambtena
(a)r
(en
)verdachte trachtte
(n
)te geleiden;
Zaak III (parketnummer 05/113068-18)
hij op
of omstreeks14 maart 2018 te Nijmegen, opzettelijk en wederrechtelijk een fiets,
in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander, te weten aan [slachtoffer 9] , toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd en/ofonbruikbaar heeft gemaakt.
Zaak IV (parketnummer 05/780009-19)
1.
diefstal van mobiele telefoon van [slachtoffer 10]
hij op
of omstreeks14 januari 2019 te Nijmegen een mobiele telefoon (Samsung S 9, IMEI nummer [IMEI nummer 1] ),
in elk geval enig goed, die
geheel of ten deleaan een ander
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 10] , met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen heeft weggenomen;
2.
diefstal van bankpas van [slachtoffer 10]
hij in
of omstreeksde nacht van 1 op 2 februari 2019 te Nijmegen een (Rabo)bankpas behorend bij
rekeningnummer [rekeningnummer 1] en/ofrekeningnummer [rekeningnummer 2]
, ten name van [slachtoffer 10] ),
in elk geval enig goed, die
geheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 10] , met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, heeft weggenomen;
3.
diefstal van geldbedragen van [slachtoffer 10] door middel van een valse sleutel
hij op
of omstreeks2 februari 2019
te Nijmegen en/ofte Kranenburg (Duitsland) met het oogmerk van wederrechtelijke toëeigening
in/uit een geldautomaat heeft weggenomen 1200
Euro,
in elk geval enig geldbedrag, die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 10] ,
althans aan een ander dan aan verdachtetoebehoorde, waarbij verdachte
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/ofde
/hetweg te nemen 1200 Euro
/geldbedragonder zijn bereik heeft gebracht door middel van
(een
)valse sleutel
(s), te weten door een - tevoren gestolen bankpas op naam van [slachtoffer 10] voornoemd) in die geldautomaat in te voeren en vervolgens de zogenaamde PIN-code (welke een unieke combinatie met het nummer op voornoemde bankpas vormt) in te toetsen, waarna vrijelijk over die 1200 Euro,
althans dat geldbedragkon worden beschikt;
Zaak V (parketnummer 05/880193-19)
1.
Primair: poging tot doodslag van [verbalisant 3] en [verbalisant 4]
hij op
of omstreeks19 januari 2019 te Druten, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een of meer (politie
)ambtenaren, te weten:
- [verbalisant 3] (hoofdagent van de eenheid Oost-Nederland) en
- [verbalisant 4] (hoofdagent van de eenheid Oost-Nederland),
opzettelijk van het leven te beroven, (terwijl die [verbalisant 3] en
/of[verbalisant 4] zich bevonden in hun onopvallende dienstvoertuig met kenteken: [kenteken 1] )
rijdende in een personenauto (Volkswagen Golf met kenteken: [kenteken 2] ),
in elk geval in een door hem , verdachte bestuurde auto, met hoge snelheid en/of met verhoogde snelheid (ongeveer 120-130 km/u)
meermalen, althans eenmaalhet dienstvoertuig van die [verbalisant 3] en
/of[verbalisant 4] (dat zich op dat moment op de wegbaan voor tegemoetkomend verkeer bevond)
gedurende een lange tijd en/ofover een grote afstand
heeft geramd, althansdaar tegenaan is gereden en
/ofheeft getracht voornoemd dienstvoertuig
van de weg te rijden, althansopzij te drukken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
Primair: diefstal van motoren
hij op
of een of meer tijdstippen in de periode van 25 april 2018 tot en met 8 mei 2018 te Nijmegen,
althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een
of meerandere
n,
althans alleen, meermalen, althans eenmaal
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die
geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte en/
ofzijn mededader
(s)toebehoorde
(n), te weten aan [slachtoffer 10]
en/of (een) ander(en), (telkens)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
primair: diefstal van scooters
hij op
een of meer tijdstippen in de periode van4 april 2018
tot en met 21 april 2018te Elst
en/of Oss en/of Tiel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging niet een of meer anderen, althans alleen,
- een scooter (Piaggio met kenteken: [kenteken 6] ), toebehorend aan [slachtoffer 13] ,
een scooter (Witte Piaggio Zip met kenteken [kenteken 7] ), toebehorend aan [slachtoffer 14] ,
een scooter (Zwarte Piaggio Zip met kenteken [kenteken 8] ), toebehorend aan [slachtoffer 15] ,
een scooter (Rode Piaggio Zip met kenteken [kenteken 9] ),
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan die [slachtoffer 13] en/of die [slachtoffer 14] en/of die [slachtoffer 15] en/of een ander, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair: heling van scooters
hij
op een of meer tijdstippenin de periode van 4 april 2018 tot en met 21 april 2018
te Elst en/of Oss en/of Tiel, althansin Nederland,
tezamen en in vereniging niet een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een of meergoederen, te weten:
een scooter (Piaggio met kenteken: [kenteken 6] ),
- een scooter (Witte Piaggio Zip met kenteken [kenteken 7] ),
- een scooter (Zwarte Piaggio Zip met kenteken [kenteken 8] ),
een scooter (Rode Piaggio Zip met kenteken [kenteken 9] ),
heeft verworven,voorhanden heeft gehad
en/of overgedragen, terwijl hij
en zijn mededader(s) (telkens)ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van
dit/deze goed
(eren
)wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoedendat het een door misdrijf verkregen goed betrof,
4. voorhanden hebben van op een vuurwapen gelijkend voorwerp
hij op
of omstreeks1 januari 2019 te Nijmegen,
althans in Nederland,een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp
dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/ofdat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een op een vuurwapen gelijkend voorwerp voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak I met parketnummer 05-881721-17 onder 1 A bewezenverklaarde levert op:
mensenhandel, meermalen gepleegd.
Het in de zaak I met parketnummer 05-881721-17 onder 1 E bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om de identiteit van die ander te verhelen of misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan.
Het in de zaak I met parketnummer 05-881721-17 onder 1 F bewezenverklaarde levert op:
diefstal, meermalen gepleegd.
Het in de zaak I met parketnummer 05-881721-17 onder I bewezenverklaarde levert op:
oplichting.
Het in de zaak I met parketnummer 05-881721-17 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot oplichting.
Het in de zaak II met parketnummer 05-062616-18 bewezenverklaarde levert op:
wederspannigheid.
Het in de zaak III met parketnummer 05-113068-18 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.
Het in de zaak IV met parketnummer 05-780009-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
telkens: diefstal.
Het in de zaak IV met parketnummer 05-780009-19 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Het in de zaak V met parketnummer 05-880193-19 onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Het in de zaak V met parketnummer 05-880193-19 onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen
Het in de zaak V met parketnummer 05-880193-19 onder 3 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Het in de zaak V met parketnummer 05-880193-19 onder 3 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
opzetheling, meermalen gepleegd.
Het in de zaak V met parketnummer 05-880193-19 onder 4 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft voor de door haar bewezenverklaarde feiten een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en bevolen dat hij van overheidswege zal worden verpleegd ter zake van het medeplegen van het wederrechtelijk gebruik maken van de identiteit van [slachtoffer 3] , de diefstal door middel van valse sleutels van [slachtoffer 3] , het medeplegen van de poging tot oplichting van de Bijenkorf, de diefstallen (in vereniging) van twee motoren en één scooter, de opzethelling van drie scooters en de poging tot doodslag op twee agenten.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten, waaronder mensenhandel, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. De advocaat-generaal vindt een terbeschikkingstelling met voorwaarden op dit moment geen optie en schaart zich achter het advies van de deskundigen [deskundige 1] en [deskundige 2] van het Pieter Baan Centrum (PBC) om de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op te leggen. De advocaat-generaal heeft gevorderd daarnaast de gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregelen als bedoeld in de artikelen 38v en 38z Sr op te leggen.
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd, waarbij hij onder meer heeft bepleit bij de strafoplegging rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. Verder heeft de raadsman betoogd dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege niet (langer) noodzakelijk is. Gelet op de door de verdediging ingebrachte rapportages van psycholoog [deskundige 3] en psychiater [deskundige 4] en het maatregelrapport van GGZ reclassering Fivoor kan hetzelfde of zelfs meer worden bereikt in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Verdachte heeft inmiddels een intakegesprek gehad bij de Forensische Psychiatrische Kliniek (FPK) te [plaats] , waar hij medio april 2022 kan beginnen met zijn behandeling. Ter terechtzitting heeft verdachte zich bereid verklaard tot naleving van de voorwaarden die GGZ Reclassering Fivoor heeft geformuleerd in het maatregelrapport.
Naar het oordeel van het hof is de hierna te melden oplegging van straf en maatregel in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomenen vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een groot aantal strafbare feiten, waaronder de feiten waarvoor de rechtbank hem heeft veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. Die straf is weliswaar ook opgelegd voor een paar feiten waarvoor hij in hoger beroep niet opnieuw wordt veroordeeld, maar dit betreft minder ernstige feiten en doet niets af aan de strafwaardigheid van de andere in eerste aanleg bewezen verklaarde feiten. Evenals de rechtbank neemt het hof verdachte het bijzonder kwalijk dat hij de poging tot doodslag op twee politiemensen heeft begaan. Daar komt bij dat verdachte in hoger beroep wel wordt veroordeeld voor mensenhandel waarvan twee kwetsbare vrouwen het slachtoffer zijn geworden en voor oplichting van een derde slachtoffer. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van deze vrouwen en van hen geprofiteerd. Hij heeft dit enkel gedaan om daar zelf financieel beter van te worden. Verdachte heeft zich daarbij op geen enkele manier bekommerd om de gevolgen die zijn handelen voor de slachtoffers heeft gehad. Het hof neemt dit verdachte kwalijk. Uit de verklaringen die door of namens deze slachtoffers zijn afgelegd, komt naar voren dat het handelen van verdachte een grote impact op hen heeft gehad.
Blijkens het uittreksel justitiële documentatie van 14 februari 2022 is verdachte voorafgaand aan de pleegperiode van het thans bewezenverklaarde veelvuldig voor misdrijven veroordeeld.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft het hof verder gelet op de inhoud van de volgende rapportages:
- de Pro Justitia rapportage van 4 januari 2019 van dr. [deskundige 5] , psychiater, drs. [deskundige 6] , klinisch psycholoog (supervisor), drs. [deskundige 7] , klinisch psycholoog (supervisant) en mw. [deskundige 8] forensisch milieuonderzoeker;
- de Pro Justitia rapportage van 15 oktober 2019 van drs. [deskundige 1] , psychiater, en drs. [deskundige 2] , klinisch psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), locatie Pieter Baan Centrum (PBC);
- de rapportage van 27 juli 2020 van drs. [deskundige 3] , gezondheidspsycholoog;
- de rapportage van 27 oktober 2020 van [deskundige 4] , psychiater;
- de Pro Justitia rapportage van 30 april 20021 van drs. [deskundige 1] , psychiater, en drs. [deskundige 2] , klinisch psycholoog, beiden verbonden aan het NIFP, locatie PBC;
- het maatregelrapport van 29 juli 2021 van GGZ Reclassering Fivoor.
Uit voormelde rapportages komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Die stoornis was ook bij hem aanwezig in de periode waarin hij de tenlastegelegde – en thans bewezenverklaarde - feiten heeft begaan.
Naar aanleiding van de observatie van verdachte in het PBC en het onderzoek naar zijn persoon concluderen psychiater [deskundige 1] en psycholoog [deskundige 2] dat de beperkingen van verdachte van invloed zijn geweest op alle tenlastegelegde feiten, indien bewezen. Daarbij herkennen de onderzoekers bij enkele feiten een meer antisociaal, berekenend scenario, en bij andere feiten een meer narcistische dynamiek. Zij maken een onderscheid in de mate van doorwerking als gevolg van zijn gebrekkige persoonlijkheidsontwikkeling. De onderzoekers adviseren diefstallen, wapenbezit, poging tot oplichting, fraude, werving en uitbuiting van vrouwen in licht verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Zij adviseren de wederspannigheid en de poging tot doodslag op de politieambtenaren in verminderde mate toe te rekenen. Gelet op deze adviezen zal het hof de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
Het hof zal een gevangenisstraf van een langere duur aan verdachte opleggen dan de straf die de rechtbank aan hem heeft opgelegd omdat hij in hoger beroep tevens wordt veroordeeld voor mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en oplichting van [slachtoffer 5] . Gelet op de (gedeeltelijke) vrijspraak van mensenhandel en andere feiten die de advocaat-generaal wel bewezen acht, komt het hof tot oplegging van gevangenisstraf van een kortere dan de gevorderde duur. Een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden beschouwt het hof als een passende straf voor het bewezenverklaarde. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep wordt de strafduur met twee maanden verminderd. Het hof acht oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, passend en geboden.
Het hof heeft verder het volgende in aanmerking genomen bij de beslissing over de op te leggen maatregel(en).
Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat door de deskundigen [deskundige 1] en [deskundige 2] . Om recidive te voorkomen en om enige beweging te bewerkstelligen in de persoonlijkheidsproblematiek achten zij een klinische behandeling van verdachte noodzakelijk. Hij is (op voorhand) niet voor een dergelijke behandeling gemotiveerd. Volgens [deskundige 1] en [deskundige 2] heeft een voorwaardelijk kader dan ook geen kans van slagen. [deskundige 1] en [deskundige 2] adviseren in hun Pro Justitia rapportage van 15 oktober 2019 de behandeling van verdachte te laten plaatsvinden in het kader van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Dit advies handhaven [deskundige 1] en [deskundige 2] in de Pro Justitiarapportage van 30 april 2021. In deze Pro Justitia rapportage van hun aanvullende onderzoek reageren zij tevens op de rapportages die in opdracht van de verdediging zijn uitgebracht door psycholoog [deskundige 3] en psychiater [deskundige 4] . [deskundige 3] en [deskundige 4] hebben geadviseerd verdachte te behandelen in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. [deskundige 1] en [deskundige 2] achten het juridisch kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden echter ontoereikend om de inmiddels ingezette en noodzakelijke veranderingen (in het licht van het recidivegevaar) te waarborgen. Het aanvullende onderzoek van [deskundige 1] en [deskundige 2] biedt wel een optimistischer perspectief om met een behandeling van verdachte positieve resultaten te bereiken.
GGZ Reclassering Fivoor kan het advies van [deskundige 1] en [deskundige 2] weliswaar ook volgen, maar zij ziet evenals [deskundige 3] en [deskundige 4] toch mogelijkheden verdachte in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden te begeleiden en behandelen. Hij is niet eerder intensief behandeld, en zeker niet in een sterk gestructureerde klinische setting in een strikt justitieel kader. Er is een indicatie voor de behandeling van verdachte in een FPK. GGZ Reclassering Fivoor heeft geadviseerd een terbeschikkingstelling op te leggen met voorwaarden zoals geformuleerd in het maatregelrapport van 29 juli 2021. GGZ Drenthe heeft bij brief van 22 maart 2022 bevestigd dat verdachte op 12 april 2022 kan worden opgenomen op afdeling [afdeling] van de FPK te [plaats] .
Het hof stelt vast dat is voldaan aan alle wettelijke vereisten voor het geven van een last tot terbeschikkingstelling. Bij verdachte bestond ten tijde van het begaan van de bewezenverklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Met uitzondering van de wederspannigheid, het opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken, en het handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, zijn de bewezenverklaarde feiten misdrijven waarvoor de maatregel van terbeschikkingstelling kan worden opgelegd. Gelet op zowel de bewezenverklaarde feiten als de inhoud van adviezen en rapporten die over verdachte zijn uitgebracht is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist. Het hof gelast daarom – evenals de rechtbank – dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld.
Het hof stelt verder vast dat de zaak V met parketnummer 05-880193-19 onder 1 primair bewezenverklaarde poging tot doodslag, meermalen gepleegd, een misdrijf betreft dat gericht is tegen- of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Het hof acht het - anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal - op dit moment niet noodzakelijk dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de noodzakelijk geachte klinische behandeling van verdachte ook kan plaatsvinden in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Verdachte is thans gemotiveerd om zichzelf ook klinisch te laten behandelen in dat voorwaardelijke kader en hij heeft zich tevens bereid verklaard tot naleving van de andere voorwaarden die zijn geformuleerd in voormeld maatregelrapport. Het hof zal deze voorwaarden op een aantal punten in een meer gebruikelijke vorm herformuleren, zoals hieronder is vermeld, en naast de algemene voorwaarden - die ook al van rechtswege gelden - bijzondere voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde stellen ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen op grond van artikel 38, eerste lid Sr. Naar het oordeel van het hof biedt een terbeschikkingstelling met deze voorwaarden thans voldoende mogelijkheden het recidiverisico tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau te beperken. Indien verdachte een gestelde voorwaarde niet naleeft of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen eist dat hij alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, kan de rechter dit op vordering van het openbaar ministerie bevelen ingevolge van artikel 38c Sr.
Gelet op het als hoog ingeschatte recidiverisico zal het hof ambtshalve de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden bevelen op grond van artikel 38, zesde lid, Sr.
Het hof ziet onvoldoende aanleiding om behalve de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden ook de maatregelen als bedoeld in de artikelen 38v en 38z Sr op te leggen.
De inbeslaggenomen voorwerpen
Het hof zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de in de zaak I met parketnummer 05/881721-17 in beslag genomen, nog niet teruggegeven mobiele telefoon van het merk Samsung en type Galaxy SM-J100.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven slotentrekker is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar het in de zaak V met parketnummer 05/880193-19 tenlastegelegde en onder 2 en 3 primair bewezenverklaarde. Dit voorwerp behoort aan verdachte toe en kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. Het zal worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Zaak I (parketnummer 05/881721-17)
De benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank heeft de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in haar vordering verklaard. Deze benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Daarom is haar vordering niet meer aan de orde in hoger beroep.
De benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 31.826,01, bestaande uit een bedrag van € 20.000,00 aan immateriële schade en een bedrag van € 11.426,01 aan materiële schade.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak I onder A en B tenlastegelegde waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
De benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 23.534,00, bestaande uit een bedrag van € 16.000,00 aan immateriële schade en een bedrag van € 7.53,00 aan materiële schade.
Namens de benadeelde partij is de gestelde immateriële schade onderbouwd in de bijlage van het voegingsformulier, waarbij vooral wordt verwezen naar de gedragingen die feitelijk zijn omschreven in de tenlastelegging van mensenhandel en daaraan gekoppelde strafbare feiten.
De gestelde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
Schulden [slachtoffer 3] € 6.675
Kosten voor bewindvoering € 759
In beslaggenomen kleding € 100
Volgens de toelichting op deze schadeposten komt de schuld aan Vodafone rechtstreeks voort uit het gedwongen afsluiten van een telefoonabonnement. De vordering van Vodafone bedraagt € 1277,07. In het overzicht van de schulden staan daarnaast vorderingen van andere schuldeisers Volgens de toelichting zijn deze schulden ontstaan ten tijde van het misbruiken van de bankpas en de DigiD van de benadeelde partij.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak I met parketnummer 05-881721-17 onder 1 A bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1277, 07, zijnde de schuld van de benadeelde partij aan Vodafone.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering voor het overige een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Uit de omstandigheid dat andere schulden van de benadeelde partij zijn ontstaan ten tijde van het bewezenverklaarde, kan op zichzelf niet worden afgeleid dat er sprake is van een causaal verband. Het causale verband tussen de gestelde immateriële schade en de hoogte daarvan kan evenmin zonder meer worden toegeschreven aan het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Hij is immers vrijgesproken van de meeste gedragingen waardoor de gestelde immateriële schade zou zijn ontstaan. Daarom kan de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering worden ontvangen en kan zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.750,00, bestaande uit materiële schade.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak I onder A, G en H tenlastegelegde waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Zaak III (parketnummer 05/113068-18)
De benadeelde partij [slachtoffer 9]
De benadeelde partij [slachtoffer 9] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 14,50 voor materiele schade.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak III met parketnummer 05-780009-19 onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Zaak IV (parketnummer 05/780009-19)
De benadeelde partij [slachtoffer 10]
De benadeelde partij [slachtoffer 10] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.650,00, bestaande uit een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade, een bedrag van € 3.150,00 aan materiële schade. De eveneens gevorderde vergoeding van proceskosten bedraagt € 149,52, bestaande uit een bedrag van € 145 voor eigen bijdrage aan rechtsbestand en € 4,52 voor reiskosten.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1900 voor materiële schade. De rechtbank heeft de vordering tot vergoeding van de proceskosten toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering verklaard bij het vonnis waarvan beroep.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak IV met parketnummer 05-881721-17 onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1900. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Aangezien de benadeelde partij zich in eerste aanleg ter zitting heeft laten bijstaan door een advocaat, en aldus niet ‘in persoon’ heeft geprocedeerd komt haar op grond van het bepaalde in artikel 238 leden 1 en 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in onderlinge samenhang bezien, geen vergoeding voor reiskosten voor het bijwonen van de zitting toe. Daarom zal de vordering tot vergoeding van de reiskosten worden afgewezen. Het hof zal de vordering tot vergoeding van de eigen bijdrage aan rechtsbijstand toewijzen, met dien verstande dat verdachte wordt veroordeeld in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van de uitspraak van dit arrest begroot op € 145..
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De benadeelde partij [slachtoffer 11]
De benadeelde partij [slachtoffer 11] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 649,00
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak IV onder 4 tenlastegelegde waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Zaak V (parketnummer 05/880193-19)
De benadeelde partij [verbalisant 4]
De benadeelde partij [verbalisant 4] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 450,00 aan immateriële schade.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak V met parketnummer 05/880193-19 onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De benadeelde partij [verbalisant 3]
De benadeelde partij [verbalisant 3] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 875,00 aan immateriële schade.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 450. De rechtbank heeft deze benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak V met parketnummer 05/880193-19 onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De benadeelde partij [slachtoffer 13]
De benadeelde partij [slachtoffer 13] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 510,00 aan materiële schade.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade door het in de zaak V met parketnummer 05/880193-19 onder 3 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
De benadeelde partij [slachtoffer 14]
De benadeelde partij [slachtoffer 14] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 294,95 aan materiële schade.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade door het in de zaak V met parketnummer 05/880193-19 onder 3 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36d, 36f, 37a, 38, 38a, , 45, 47, 57, 63, 180, 273f, 287, 310, 311, 326 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte voor:
- het in de zaak I met parketnummer 05/881721-17 onder 1 C tenlastegelegde.
- het in de zaak I met parketnummer 05/881721-17 onder 2 tenlastegelegde;
- het in de zaak V met parketnummer 05/880193-19 onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde met betrekking tot de motor van het merk KTM met kenteken [kenteken 5] .
Verklaart niet bewezen dat de verdachte:
- het in de zaak I met parketnummer 05-881721-17 onder 1 A tenlastegelegde met betrekking tot [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] ;
- het in de zaak I met parketnummer 05-881721-17 onder 1 B tenlastegelegde;
- het in de zaak I met parketnummer 05-881721-17 onder 1 D tenlastegelegde
- het in de zaak I met parketnummer 05-881721-17 onder 1 G en H tenlastegelegde
- het in de zaak IV met parketnummer 05/780009-19 onder 4 tenlastegelegde;
- het in de zaak V met parketnetnummer 05/880193-19 onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde met betrekking tot de motor van het merk Kawasaki met kenteken [kenteken 3] ;
- het in de zaak V met parketnummer 05/880193-19 onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde met betrekking tot de rode scooter van het merk en type Piaggio Zip met kenteken [kenteken 10] ;
heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte:
- het in de zaak I met parketnummer 05-881721-17 onder 1 A tenlastegelegde met betrekking tot [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ;
- het in de zaak I met parketnummer 05-881721-17 onder 1 E tenlastegelegde;
- het in de zaak I met parketnummer 05-881721-17 onder 1 F tenlastegelegde;
- het in de zaak I met parketnummer 05-881721-17 onder 1 I tenlastegelegde;
- het in de zaak I met parketnummer 05-881721-17 onder 3 tenlastegelegde;
- het in de zaak II met parketnummer 05-062616-18 tenlastegelegde;
- het in de zaak III met parketnummer 05-113068-18 tenlastegelegde;
- het in de zaak IV met parketnummer 05-780009-19 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde;
- het in de zaak V met parketnummer 05-880193-19 onder 1 primair tenlastegelegde;
- het in de zaak V met parketnummer 05-880193-19 onder 2 primair tenlastegelegde met betrekking tot de motor van het merk Yamaha;
- het in de zaak V met parketnummer 05-880193-19 onder 3 primair tenlastegelegde met betrekking tot de scooter met het kenteken [kenteken 6] ;
- het in de zaak V met parketnummer 05-880193-19 onder 3 subsidiair tenlastegelegde met betrekking tot de scooters met de kentekens [kenteken 7] en [kenteken 8] ;
- het in de zaak V met parketnummer 05-880193-19 onder 4 tenlastegelegde
heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de ter beschikking stelling van de verdachte ter zake van:
- het in de zaak I met parketnummer 05-881721-17 onder 1 A bewezenverklaarde met betrekking tot [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ;
- het in de zaak I met parketnummer 05-881721-17 onder 1 E bewezenverklaarde;
- het in de zaak I met parketnummer 05-881721-17 onder 1 F bewezenverklaarde;
- het in de zaak I met parketnummer 05-881721-17 onder 1 I bewezenverklaarde;
- het in de zaak I met parketnummer 05-881721-17 onder 3 bewezenverklaarde;
- het in de zaak IV met parketnummer 05-780009-19 onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
- het in de zaak V met parketnummer 05-880193-19 onder 1 primair bewezenverklaarde;
- het in de zaak V met parketnummer 05-880193-19 onder 2 primair bewezenverklaarde met betrekking tot de motor van het merk Yamaha;
- het in de zaak V met parketnummer 05-880193-19 onder 3 primair bewezenverklaarde met betrekking tot de scooter met het kenteken [kenteken 6] ;
- het in de zaak V met parketnummer 05-880193-19 onder 3 subsidiair bewezenverklaarde betrekking tot de scooters met de kentekens [kenteken 7] en [kenteken 8] ;
en stelt daarbij de
voorwaardendat:
1. dat de terbeschikkinggestelde zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de terbeschikkinggestelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de terbeschikkinggestelde zich zal laten opnemen en behandelen in een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK), of een andere, nader te bepalen zorginstelling, en zich daar klinisch zal laten behandelen, zolang als de behandelaar(s) en reclassering dit nodig vinden;
4. dat de terbeschikkinggestelde zich na afronding van de klinische behandeling onder een ambulante vervolgbehandeling zal stellen van een forensische psychiatrische polykliniek of een soortgelijke instelling, indien en zolang als de behandelaar(s) en de reclassering dit nodig vinden;
5. dat de terbeschikkinggestelde zal meewerken aan Ambulant Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT), indien de behandelaar(s) en reclassering dit nodig vinden;
6. dat de terbeschikkinggestelde zich in geval van een crisissituatie tijdelijk zal laten opnemen in een gesloten unit van een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) of een soortgelijke instelling, voor een time-out-opname van maximaal tweemaal zeven weken per kalenderjaar;
7. dat de terbeschikkinggestelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de behandelaar(s) van voormelde instellingen zullen worden gegeven;
8. dat de terbeschikkinggestelde na het afronden van zijn klinische behandeling zal meewerken aan de plaatsing in een vervolgvoorziening, zoals een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, waar hij zal verblijven indien en zolang de reclassering dit nodig vindt;
9. dat de terbeschikkinggestelde zich zal houden aan de huis- en leefregels van de instellingen waar hij wordt behandeld en/of verblijft;
10. dat de terbeschikkinggestelde niet zonder overleg met- en toestemming van de reclassering van woon- of verblijfplaats zal veranderen;
11. dat de terbeschikkinggestelde zich na de plaatsing in de vervolginstelling zal houden aan het (dag-) programma dat de instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
12. dat de terbeschikkinggestelde verplicht is zich na zijn verblijf in een klinische setting te melden bij de reclassering en zich daar te blijven melden, zo frequent en zolang als de reclassering dat nodig acht;
13. dat de terbeschikkinggestelde medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
14. dat de terbeschikkinggestelde zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen die aan hem worden gegeven door de reclassering;
15. dat de terbeschikkinggestelde zal meewerken aan elektronisch toezicht met het doel zijn verlofbewegingen te monitoren, indien de reclassering dit noodzakelijk acht;
16. dat de terbeschikkinggestelde zich niet zal begeven buiten de grenzen van het Koninkrijk in Europa zonder toestemming van de reclassering;
Draagtde reclassering op de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveeltdat de terbeschikkingstelling met voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
De inbeslaggenomen voorwerpen
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in de zaak I met 05/881721-17 in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een mobiele telefoon van het merk Samsung en type Galaxy SM-J100.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in de zaak V met parketnummer 05/880193-19 in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een slotentrekker.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het in de zaak I met parketnummer 05-881721-17 onder 1 A tenlastegelegde bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.277,07 (duizend tweehonderdzevenenzeventig euro en zeven cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3] , ter zake van het in de zaak I met parketnummer 05-881721-17 onder 1 A tenlastegelegde bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.277,07 (duizend tweehonderdzevenenzeventig euro en zeven cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 mei 2018.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 9] ter zake van het in de zaak III met parketnummer 05-780009-19 onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 14,50 (veertien euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 9] , ter zake van het in de zaak III met parketnummer 05-780009-19 onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 14,50 (veertien euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 14 maart 2018.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 10] ter zake van het in de zaak IV met parketnummer 05-881721-17 onder 1 tenlastegelegde bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.900,00 (duizend negenhonderd euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Wijst af de vordering tot vergoeding van reiskosten.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 145,-- (honderdvijfenveertig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 10] , ter zake van het in de zaak IV met parketnummer 05-881721-17 onder 1 tenlastegelegde bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.900,00 (duizend negenhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 29 (negenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 2 februari 2019.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 11] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [verbalisant 4] ter zake van ter zake van het in de zaak V met parketnummer 05/880193-19 onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 450,00 (vierhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [verbalisant 4] , ter zake van het in de zaak V met parketnummer 05/880193-19 onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 450,00 (vierhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 9 (negen) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 19 januari 2019.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [verbalisant 3] ter zake van het in de zaak V met parketnummer 05/880193-19 onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 875,00 (achthonderdvijfenzeventig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [verbalisant 3] , ter zake van het in de zaak V met parketnummer 05/880193-19 onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 875,00 (achthonderdvijfenzeventig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 17 (zeventien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 19 januari 2019.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 14]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 14] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 13] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.