Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot onderbewindstelling van de goederen van de echtgenoot van verzoekster. De zaak is ontstaan na een eerdere beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 14 mei 2021 een bewind had ingesteld over de goederen van de echtgenoot op verzoek van de officier van justitie, naar aanleiding van een rapportage van Veilig Thuis. Verzoekster, die in hoger beroep ging, stelde dat er geen gronden waren voor het bewind, aangezien de situatie in de thuissituatie was verbeterd en er geen problematische schulden waren. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 maart 2022 werd duidelijk dat de familieverhoudingen waren gestabiliseerd en dat de kinderen van verzoekster en de echtgenoot hen hielpen met de financiële zaken. Het hof oordeelde dat de kantonrechter in eerste aanleg niet voldoende had gemotiveerd waarom de belanghebbenden niet waren gehoord voordat de beschikking werd gegeven. Het hof concludeerde dat er geen gronden waren voor het instellen van een bewind en vernietigde de eerdere beschikking, waarbij het verzoek tot onderbewindstelling werd afgewezen. De uitspraak werd ingeschreven in het openbare centraal curatele- en bewindregister.