ECLI:NL:GHARL:2022:3359

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
Wahv 200.300.038/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
  • mr. Smeitink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verkeerssanctie en de aanwezigheid van verkeersborden in bebouwde kom

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter in een verkeerssanctie onder de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had een sanctie van € 317,- opgelegd gekregen voor het overschrijden van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom met 29 km/h. De gedraging vond plaats op 8 juli 2019 om 20:16 uur op de Prinses Beatrixlaan in Rijswijk. De ambtenaar die de snelheid controleerde, verklaarde dat de weg was voorzien van borden H1 die de maximumsnelheid van 50 km/h aangaven. De betrokkene betwistte echter de aanwezigheid van deze borden en voerde aan dat de kantonrechter de jurisprudentie van het hof miskende door de sanctie te handhaven.

Het hof oordeelt dat de ambtenaar niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de borden op het moment van de gedraging aanwezig waren. De ambtenaar had niet expliciet verklaard dat hij de borden op de relevante datum had gecontroleerd. Het hof stelt dat voor de vaststelling van een gedraging moet kunnen worden aangetoond dat het relevante verkeersbord er ten tijde van de gedraging stond. De betrokkene had zijn rijroute opgegeven, maar het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de borden H1 op de gereden route aanwezig waren op het moment van de overtreding.

De gemachtigde van de betrokkene voerde ook aan dat de behandeling van de zaak niet voldeed aan de onschuldpresumptie en het recht op een onafhankelijke behandeling. Het hof ziet echter geen aanleiding om de beslissing van de kantonrechter te vernietigen. De aangevoerde gronden van de betrokkene worden verworpen, en het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.300.038/01
CJIB-nummer
: 226967791
Uitspraak d.d.
: 26 april 2022
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 12 augustus 2021, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. I.N.D.J. Rissema, kantoorhoudende te Dordrecht.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht. Daarbij is gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 april 2022. De gemachtigde van de betrokkene is, zoals aangekondigd, niet verschenen. De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door [naam1] .

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 317,- voor: “overschrijding maximum snelheid binnen bebouwde kom, met 29 km/h”. Deze gedraging zou zijn verricht op 8 juli 2019 om 20:16 uur op de Prinses Beatrixlaan in Rijswijk met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de kantonrechter met zijn overweging dat de gedraging kan worden vastgesteld op grond van de verklaring van de ambtenaar dat ter plaatse een maximumsnelheid van 50 km/h geldt en dat dit met borden H1 is aangegeven en de afbeelding in het dossier waarop de bebording is te zien, de jurisprudentie van het hof miskent. De betrokkene betwist de aanwezigheid van bord H1. Het hof heeft in het overzichtsarrest van 28 februari 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:1803) 3 typen gevallen onderscheiden. Anders dan de advocaat-generaal wil, kan het enkele feit dat de ambtenaar ter plaatse was (ov. 7) niet de conclusie rechtvaardigen dat in deze zaak kan worden verondersteld dat de bebording door de ambtenaar is gecontroleerd. In dit geval is het in overweging 8 genoemde type (bebouwde kom) aan de orde. De betrokkene heeft de door hem gereden route opgegeven. Dat brengt mee dat de ambtenaar en het openbaar ministerie de aanwezigheid van de vereiste bebording op de gevolgde toegangsweg moeten aantonen. Dit dient volgens overweging 8 te gebeuren door met stukken aan te tonen: dat op enig moment vóór de vermeende gedraging een bord is geplaatst, dat op enig moment ná de vermeende gedraging dat bord nog aanwezig was en dat na verificatie van daarvoor beschikbare bronnen is gebleken dat dit bord in de tussentijd niet is verdwenen. Niet blijkt uit de stukken dat bord H1 op 8 juli 2019 op de gereden route aanwezig was. Het is ondenkbaar dat de ambtenaar, alvorens hij betrokkene is gevolgd en heeft staande gehouden, is nagegaan of het ‘kombord’ op alle toegangswegen heeft gestaan. Uit zijn proces-verbaal blijkt niet dat de ambtenaar de bebording op 8 juli 2019 heeft gecontroleerd. Evenmin verklaart de ambtenaar dat hij de betrokkene een bord H1 heeft zien passeren. Zijn stelling dat er een bord H1 staat berust op een aanname. De in het dossier aanwezige opname van Google Streetview dateert van september 2020. Bij deze stand van zaken kan zonder nadere gegevens niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van bebouwde kom en kan de gedraging niet worden vastgesteld.
3. Het hof stelt het volgende voorop. In het arrest van 28 februari 2020 is een kort en niet uitputtend bedoeld overzicht gegeven van de verschillende beoordelingskaders (vgl. ov. 5). Het arrest dwingt niet tot het door de gemachtigde van de betrokken bepleite strikte onderscheid voor de beoordeling van de onderhavige zaak. Verder is in ov. 8 van voormeld arrest geoordeeld dat het in geval van bebouwde kom of zoneborden
nietnoodzakelijk is dat de aanwezigheid van alle borden wordt vastgesteld. Dat ondenkbaar is dat de ambtenaar de bebording op alle toegangswegen heeft gecontroleerd, zoals de gemachtigde stelt, is dan ook niet relevant. Voor de vaststelling van een gedraging moet kunnen worden vastgesteld dat het relevante verkeersbord er ten tijde van de gedraging stond. De stelling van de gemachtigde dat bebording altijd voorafgaand aan een controle moet worden gecontroleerd vindt geen steun in het recht.
4. De bij brief van 15 december 2020 opgegeven rijroute van de betrokkene was als volgt: vanaf de Zuidwal in Delft, naar de Westlandseweg en vervolgens rechtsaf naar de Prinses Betarixlaan en op deze weg heeft de betrokkene gereden tot het punt waar de vermeende gedraging zou zijn geconstateerd.
5. De ambtenaar heeft in een op 17 oktober 2020 opgemaakt ambtsedig proces-verbaal het volgende verklaard. “Op 8-7-2019 omstreeks 20:16 uur bevond ik mij belast met een lasercontrole op de Pr. Beatrixlaan in de gemeente Rijswijk. Omstreeks 20:16 uur deed ik (..) een meting op een voor mij
tegemoetkomendvoertuig. Ik (…) zag dat de led indicatie van de lasersnelheidsmeter een snelheid aangaf van 82 km/h dit komt overeen met een gecorrigeerde snelheid van 78 km/h terwijl er ter plaatse een snelheid van 50 km/h geldt. Ik verbalisant heb vervolgens de bestuurder een stopteken gegeven waar deze aan voldeed. Op de vraag of het weggedeelte waar betrokken is gemeten binnen de bebouwde kom is, kan ik u het volgende meedelen. Het betreft hier een weg binnen de bebouwde kom dat staat aangegeven middels borden H1 borden komende van de richting A4.”
6. Het hof stelt vast dat de ambtenaar niet expliciet verklaart dat hij op 8 juli 2019 de aanwezigheid van “borden H1 komende van de richting A4” heeft gecontroleerd. Toch ziet het hof geen aanleiding om aan de aanwezigheid van dat bord op 8 juli 2019 te twijfelen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de ambtenaar ter plaatse was, specifiek belast was met een lasercontrole en dat hij de snelheidsmeting heeft verricht terwijl het voertuig van de betrokkene hem tegemoet kwam rijden. Het hof leidt daaruit af dat de ambtenaar de borden zelf is gepasseerd alvorens hij aan zijn lasercontrole is begonnen en deelt niet de visie van de gemachtigde dat slechts sprake is van een aanname van de ambtenaar. Bij deze stand van zaken bestaat geen aanleiding voor nader onderzoek naar de aanwezigheid van een bord H1 op 8 juli 2019.
7. De betrokkene betwist ook de door de ambtenaar genoemde borden H1 op zijn route te zijn gepasseerd. Raadpleging van Google Maps Street View (mei 2019 en september 2020) leert het volgende. Wie komende vanaf de A4 rechtsaf slaat en de Prinses Beatrixlaan in Rijswijk oprijdt, passeert kort na de afslag het aan de rechterzijde van de Prinses Beatixlaan gelegen tankstation. Net vóór dat tankstation staat een bord H1 “Rijswijk” aan zowel de linker- als de rechterzijde van de weg. Dit komt overeen met de verklaring van de ambtenaar betreffende de locatie van de borden. Wie vanuit tegenovergestelde richting vanaf de A4 komt, linksaf slaat en de Prinses Beatrixlaan oprijdt of, zoals de betrokkene, in Delft de Prinseweg Beatrixlaan al is gaan volgen, passeert deze borden ook.
8. Gelet op het voorgaande en nu het dossier evenmin aanwijzingen bevat dat de gegevens niet juist zijn, kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.
9. De gemachtigde voert aan dat de werk- en handelswijze van de rechtbank zich niet verhoudt met de onschuldpresumptie en het recht van de betrokkene op een onafhankelijke en onpartijdige behandeling van zijn zaak als neergelegd in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. In het van het hof ontvangen procesdossier bevindt zich een concept-uitspraak van de kantonrechter voor de zitting van 3 juni 2021 waarin staat “afwachten of OvJ ter zitting schouwrapporten kan overleggen” en met als dictum “ongegrond.” Het heeft er alle schijn van dat de kantonrechter, althans de concipiënt ervan, vooringenomen was. Ook noemt een medewerker van de rechtbank in een e-mailbericht van 15 december 2020 een medewerker van het parket CVOM “collega.” De betrokkene verzoekt om deze reden de beslissingen van de kantonrechter en de officier van justitie en de inleidende beschikking te vernietigen.
10. Het hof ziet in de door de gemachtigde van de betrokkene gestelde omstandigheden geen aanleiding om de beslissing van de kantonrechter of nog verdergaand die van de officier van justitie en de inleidende beschikking te vernietigen.
11. Nu de aangevoerde gronden geen doel treffen, zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen en het verzoek om een proceskostenvergoeding afwijzen.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.