ECLI:NL:GHARL:2022:3326

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
21-001176-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake voorhanden hebben van wapen en munitie met strafmatiging op basis van persoonlijke omstandigheden

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1967, was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van een wapen en munitie op 12 juli 2019. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en kwam tot een andere kwalificatie en strafoplegging. De verdachte had een (kogel)geweer en 58 stuks munitie van het kaliber .22 Long Rifle voorhanden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd, en dat er geen omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder financiële problemen, een onrustig bestaan, en gezondheidsklachten. De verdachte had geen dienstverband en verbleef bij zijn ex-partner. Gezien de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden, heeft het hof besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar op te leggen, met daarnaast een taakstraf van 200 uren. Het hof heeft de gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De beslissing is genomen in overeenstemming met de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001176-20
Uitspraak d.d.: 26 april 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 7 januari 2020 met parketnummer 18-197488-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
ingeschreven te [adres] ,
verblijvende te [verblijfadres] (tevens postadres).

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 april 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. L.S. Slinkman, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere kwalificatie en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 juli 2019 te [plaats] , gemeente [gemeente] een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (kogel)geweer, van het merk Lakefield, type 64B, kaliber .22 Long Rifle zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 12 juli 2019 te [plaats] , gemeente [gemeente] munitie categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 58 stuks randvuur kogelpatronen van het kaliber .22 Long Rifle voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsmiddelen

Het hof volstaat ten aanzien van het hierna onder 1 en 2 bewezenverklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door de verdediging ten aanzien van deze feiten geen vrijspraak is bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of
ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en kennisgevingen van inbeslagneming. Deze stukken zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 september 2019 van Politie Eenheid Noord-Nederland, District [provincie] , met registratienummer PL0100-2019233624.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 13 april 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juli 2019 p.35;
Een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 12 juli 2019 p. 26;
Een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 12 juli 2019 p. 27;
Een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 12 juli 2019 p. 28;
Een proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 2 augustus 2019, p. 29-30.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 12 juli 2019 te [plaats] een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (kogel)geweer, van het merk Lakefield, type 64B, kaliber .22 Long Rifle, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 12 juli 2019 te [plaats] munitie categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 58 stuks randvuur kogelpatronen van het kaliber .22 Long Rifle voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een vuurwapen en munitie in de woonkamer van zijn woning voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Aan het bezit daarvan wordt daarom zwaar getild. Gelet op de Landelijke Oriëntatiepunten voor Vakinhoud Strafrecht wordt voor het type wapen (met geluiddemper) dat onder verdachte is aangetroffen in beginsel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend geacht. Dat verdachte het wapen met munitie onder handbereik had en dat het was voorzien van een geluiddemper neemt het hof in aanmerking als strafverzwarende factoren.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 maart 2022. Daaruit komt naar voren dat verdachte na het thans bewezenverklaarde feit eenmaal is veroordeeld voor een andersoortig feit en dat hij verder in de afgelopen vijf jaren niet met justitie in aanraking is gekomen. Voornoemde eerdere veroordeling, die nog niet onherroepelijk is, weegt het hof niet in strafverzwarende zin mee.
Verder heeft het hof gelet op de inhoud van een reclasseringsadvies van 1 maart 2021 en op hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht en uit het dossier over de persoonlijke omstandigheden is gebleken. Daaruit komt naar voren dat verdachte de afgelopen jaren een zeer onrustig bestaan heeft gekend. Verdachte heeft te maken gehad met een opeenstapeling van financiële klappen voor zijn horecabedrijf en tegen de achtergrond daarvan met grote spanningen in zijn relatie en met fysieke klachten die hij middels het gebruik van cocaïne trachtte te onderdrukken. Verdachte heeft thans geen dienstverband meer, maar bezit nog wel een deel van de aandelen in het horecabedrijf. Hij zit in de ziektewet na een behandeling voor kanker en kampt met depressieve klachten. Verdachte beschikt niet over een eigen woning maar verblijft op dit moment bij zijn ex-partner. Verder heeft hij forse schulden en wordt met de gemeente en een sociaal team gezocht naar mogelijkheden om het leven van verdachte in de toekomst vorm te geven.
Het hof acht de hiervoor beschreven persoonlijke omstandigheden van verdachte van zodanig gewicht dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet langer opportuun wordt geacht. Bij dat oordeel heeft het hof mede betrokken dat de bewezenverklaarde feiten bijna drie jaar geleden hebben plaatsgevonden. Het hof zal daarom een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een proeftijd van twee jaren, ten einde verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. Om voldoende recht te doen aan de ernst van het feit, acht het hof daarnaast het opleggen van een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. E.M.J. Brink en mr. M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier,
en op 26 april 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.