ECLI:NL:GHARL:2022:3319

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
200.307.689
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodzakelijkheid van ondertoezichtstelling van minderjarige kinderen in het kader van echtscheiding en gezag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van drie minderjarige kinderen, geboren in 2008, 2015 en 2019. De vader, verzoeker in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Gelderland een verzoek ingediend om een zorg- of omgangsregeling met de kinderen vast te stellen, wat was afgewezen. De moeder had het ouderlijk gezag na de echtscheiding, die op 12 januari 2022 was uitgesproken, alleen gekregen, maar de ouders waren tot dat moment gezamenlijk belast met het gezag. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen vanwege een ernstige ontwikkelingsbedreiging door geweld en spanningen tussen de ouders. Het hof oordeelde dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk was, omdat de kinderen al meer dan een jaar geen contact met hun vader hadden en er geen uitzicht was op contactherstel zonder hulpverlening. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de kinderrechter en stelde de kinderen onder toezicht van de Stichting Jeugdbescherming Gelderland voor de duur van één jaar, tot 26 april 2023. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.307.689
(zaaknummer rechtbank Gelderland 394871)
beschikking van 26 april 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E. Gürcan te Arnhem,
en
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Arnhem,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad,
en
[de moeder],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: voorheen mr. A.C.M. Scharenborg te Aalten,
thans mr. K.A. Schreurs te Goor, gemeente Hof van Twente.
Als belanghebbende is verder aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem, nevenvestiging te Doetinchem,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 1 december 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift, ingekomen op 1 maart 2022;
  • het verweerschrift met producties van de moeder, en
  • het verweerschrift van de raad.
2.2
De hierna nader te noemen zoon partijen met de roepnaam [de minderjarige1] heeft op 4 april 2022 met een raadsheer en griffier gesproken en zijn mening over het verzoek kenbaar gemaakt aan dit hof.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 5 april 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de raad;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en
  • twee vertegenwoordigers van de GI.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] (verder: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2008 te [plaats1] ,
  • [de minderjarige2] (verder: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2015 te [plaats1] , en
  • [de minderjarige3] (verder: [de minderjarige3] ), geboren [in] 2019 te [plaats1] .
3.2
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen. De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft bij beschikking van 12 januari 2022 de echtscheiding tussen de vader en de moeder uitgesproken en onder meer bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder is en dat de moeder na ontbinding van het huwelijk het ouderlijk gezag over de kinderen alleen uitoefent. De rechtbank heeft het verzoek van de vader om een zorg- dan wel een omgangsregeling met de kinderen vast te stellen afgewezen.
3.3
Tijdens de mondelinge behandeling was de echtscheidingsbeschikking nog niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de kinderrechter het verzoek van de raad om de kinderen voor de duur van twaalf maanden onder toezicht te stellen van de GI (met uitvoerbaarverklaring bij voorraad) afgewezen.
4.2
De vader is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van de kinderen voor de duur van een jaar met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, alsnog toe te wijzen.
4.3
De moeder voert verweer en vraagt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken van de vader niet-ontvankelijk dan wel ongegrond te verklaren, of anders de verzoeken van de vader af te wijzen of aan hem te ontzeggen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

stukken ingediend op 4 april 2022 door de advocaat van de vader
5.1
Volgens artikel 1.4.5 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven elfde versie van februari 2022 (verder: het Procesreglement), waarin wordt verwezen naar de artikel 87 lid 6 en 279 lid 6 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, moeten stukken in beginsel uiterlijk tien kalenderdagen voor de zitting worden ingediend. Op grond van artikel 2.4.6 van het Procesreglement kunnen in zaken betreffende een maatregel van kinderbescherming ook binnen de termijn van tien kalenderdagen nog stukken worden overgelegd die van belang zijn en niet eerder konden worden ingediend.
Mr. Gürcan heeft op 4 april 2022 een journaalbericht met producties en een USB-stick ingediend namens de vader. Mr. Schreurs heeft bezwaar gemaakt tegen overlegging van deze stukken, omdat zij pas in de avond voorafgaand aan de mondelinge behandeling bij dit hof kennis heeft kunnen nemen van deze stukken. Zij heeft zich onvoldoende kunnen voorbereiden en de stukken nauwelijks met de moeder kunnen bespreken. De behandelend raadsheren hebben deze stukken niet voor de mondelinge behandeling ontvangen.
Het hof is van oordeel dat geen acht moet worden geslagen op de producties en de inhoud van de USB-stick. Het gaat om een aanzienlijke hoeveelheid informatie die niet eenvoudig is te doorgronden en de informatie was - naar het hof begrijpt – in ieder geval grotendeels al langere tijd in het bezit van de vader. De verklaring die mr. Gürcan voor de late indiening heeft gegeven, namelijk dat hij de stukken niet eerder van zijn cliënt heeft gekregen, vormt naar het oordeel van het hof geen goede reden om de stukken pas één dag voor de mondelinge behandeling in te dienen. Het hof wil wel aannemen dat mr. Gürcan zèlf niet eerder over de stukken beschikte en hem van de late indiening geen verwijt kan worden gemaakt, maar dat laat onverlet dat de vader de stukken eerder in het bezit van mr. Gürcan had dienen te stellen, zodat deze laatste de stukken vervolgens tijdig had kunnen indienen. Het hof vindt kennisneming van de stukken dan ook in strijd met de goede procesorde. Deze stukken worden daarom door het hof buiten beschouwing gelaten.
ontvankelijkheid
5.2
De moeder heeft gesteld dat het verzoek van de vader niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de rechtbank haar alleen met het gezag heeft belast. Het hof passeert deze stelling. Volgens de echtscheidingsbeschikking van 12 januari 2022 heeft de moeder pas na de inschrijving alleen het gezag. Partijen hebben, in ieder geval ten tijde van de mondelinge behandeling, de echtscheidingsbeschikking echter nog niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Zij waren dus ten tijde van de indiening van het hoger beroep nog steeds gezamenlijk belast met het gezag. Bovendien stelt het hof vast dat de vader en de kinderen geen omgang hebben, maar dat dit wel aandacht zou moeten krijgen in een ondertoezichtstelling volgens het verzoek van de raad. Een ondertoezichtstelling zou dus ook rechtstreeks de belangen van de vader raken.
ondertoezichtstelling
5.3
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.4
De raad heeft in zijn rapport van 20 oktober 2021 geconcludeerd dat sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De kinderen ervaren door geweld en spanningen tussen de ouders onvoldoende veiligheid. De moeder en [de minderjarige1] maken gebruik van het Aware-systeem en de moeder heeft ondersteuning vanuit [naam1] . Daardoor is er gevaar dat de kinderen zich niet goed kunnen ontwikkelen op meerdere gebieden, ook al gaat het redelijk goed met de kinderen op school en lijken ze goed in hun vel te zitten. De raad heeft de rechtbank verzocht de kinderen onder toezicht te stellen.
In hoger beroep heeft de raad zijn standpunt gewijzigd. Volgens de raad is de situatie veranderd nadat de kinderrechter het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van de kinderen heeft afgewezen. Begin 2022 is het gezin opnieuw besproken in het Zorg- en Veiligheidshuis, omdat zich incidenten tussen de ouders hebben voorgedaan waar de kinderen veel last van hebben. De politie heeft zorgen geuit omdat moeder opnieuw contact met de vader heeft gezocht. De moeder werkt echter goed mee aan de noodzakelijke hulpverlening. De gemeente houdt regie en de moeder laat zich goed begeleiden door [naam1] . De moeder zet stappen en moet een kans krijgen in het vrijwillig kader. Voordat contact tussen de vader en de kinderen tot stand kan worden gebracht, moet de vader eerst hulpverlening aangaan om inzicht te krijgen in het effect van zijn handelen op de kinderen en om zijn gedrag blijvend te veranderen. Zolang de vader dat niet doet, heeft een ondertoezichtstelling volgens de raad geen meerwaarde.
5.5
Het hof is van oordeel dat de ondertoezichtstelling van de kinderen noodzakelijk is en legt hierna uit waarom.
5.6
De vader en de kinderen hebben al langer dan een jaar geen contact meer met elkaar gehad en duidelijk is dat in ieder geval [de minderjarige1] ook geen contact met zijn vader wil. Er is zonder hulpverlening ook geen uitzicht op contactherstel. Het ontbreken van contact tussen de vader en de kinderen vormt een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen. Zij hebben in beginsel contact met beide ouders nodig voor een goede identiteitsontwikkeling.
Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep gezien dat het de vader veel moeite kost om zijn emoties over de situatie de baas te blijven. Duidelijk is dat de vader met professionele hulp eerst meer controle over zijn eigen gedrag moet krijgen en dat pas daarna gewerkt kan gaan worden aan contactherstel met de kinderen. De vader heeft verklaard dat hij tevergeefs bij diverse instanties heeft aangeklopt voor ondersteuning. Hij heeft de reclasseringsmedewerker benaderd en stelt dat hij ook met de praktijkondersteuner van zijn huisarts overleg heeft gehad. Zonder professionele ondersteuning lijkt de vader niet in staat om een duidelijke hulpvraag te formuleren (bij de huisarts) en hulpverlening voor zichzelf van de grond te krijgen. Een gezinsvoogd kan naar het oordeel van hof helpen om deze situatie te doorbreken. Pas na (succesvolle) inzet van hulpverlening voor vader kan worden gewerkt aan contactherstel met de kinderen. In het vrijwillig kader komt de hulp voor vader niet van de grond, daardoor kan ook op de langere termijn niet worden gewerkt aan contactherstel en dat vormt een ernstige bedreiging voor de identiteitsontwikkeling van de kinderen.
Verder constateert het hof dat de ouders onvoldoende in staat zijn om hun ex-partnerproblematiek bij de kinderen weg te houden. Er geldt sinds enige tijd een gebieds- en contactverbod, maar toch hebben ouders daarna nog contact gehad met elkaar en is de situatie daarna geëscaleerd. De slechte verstandhouding tussen ouders, maar ook de onduidelijkheid die hun handelen voor de kinderen met zich mee zou kunnen brengen, vormen eveneens ernstige ontwikkelingsbedreigingen. De vader is van mening dat de moeder niet eerlijk is over hetgeen zich tussen hen heeft afgespeeld en wil daar steeds op terugkomen. De vader moet beseffen dat het blijven hangen in zijn frustratie over hoe de dingen gelopen zijn de druk op de kinderen en de angst van de kinderen vergroot. De gevoelens van onzekerheid en onveiligheid bij de kinderen worden zo in stand houden.
5.7
Op grond van wat onder 5.5 is overwogen is het hof van oordeel dat de hulpverlening in het vrijwillig kader tot nu toe tot onvoldoende resultaat heeft geleid. De ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen is onvoldoende weggenomen. Dat de moeder goed meewerkt aan de hulpverlening, maakt dat niet anders. Er is een gezinsvoogd nodig die de belangen van de kinderen vooropstelt, het overleg met de diverse instanties coördineert en hulpverlening voor de kinderen en hun ouders afstemt. Temeer nu de vader een contact- en gebiedsgebod heeft gekregen, is het belangrijk dat iemand de regie heeft en ook beslissingen kan forceren.
De kinderen hebben recht op stabiliteit en een situatie waarin zij zich veilig kunnen voelen. Een gezinsvoogd kan de komende periode met vader zoeken naar passende hulp, beoordelen of de vader voldoende meewerkt daaraan, beoordelen of er over enige tijd weer mogelijkheden voor contact tussen de kinderen en de vader zullen ontstaan, hoe de verhouding en verstandhouding tussen de ouders kan worden verbeterd en ook daar eventueel hulp voor inzetten. Dit zijn de doelen waaraan moet worden gewerkt.
5.8
Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en de ondertoezichtstelling van de kinderen alsnog uitspreken voor een periode van één jaar. Gelet op de hiervoor genoemde ernstige ontwikkelingsbedreigingen, hebben partijen nog een lange weg te gaan en acht het hof deze termijn zeker nodig.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 1 december 2021 en opnieuw beschikkende:
stelt de minderjarige kinderen van partijen:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2008 te [plaats1] ,
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2015 te [plaats1] , en
  • [de minderjarige3] , geboren [in] 2019 te [plaats1] ,
onder toezicht van de Stichting Jeugdbescherming Gelderland, locatie Doetinchem, voor de duur van een jaar tot 26 april 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. D.J.M. van de Voort, J.B. de Groot en R. Feunekes, bijgestaan door de griffier, en is op 26 april 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.