In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan op het verzoek van [belanghebbende] B.V. om de Inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht te veroordelen in de proceskosten na de intrekking van het hoger beroep door de Inspecteur. De zaak betreft de voldoeningen van omzetbelasting op aangifte door belanghebbende over het derde kwartaal van 2016, het derde kwartaal van 2017 en het eerste kwartaal van 2018. De Inspecteur had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 december 2020, maar trok dit hoger beroep in op 12 januari 2022. Belanghebbende verzocht het Hof om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten, waarbij zij zich aansloten bij het standpunt van de Inspecteur over de hoogte van de proceskostenvergoeding.
Het Hof heeft vastgesteld dat de Inspecteur in geval van intrekking van het hoger beroep op verzoek van een partij in de kosten kan worden veroordeeld, conform artikel 8:118, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht. Aangezien partijen het eens waren over de proceskostenvergoeding, heeft het Hof de kosten vastgesteld op € 759, gebaseerd op de forfaitaire methodiek van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gedaan op 26 april 2022, waarbij het Hof de Inspecteur heeft veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot het genoemde bedrag.