In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar dochter, geboren in 2018. De moeder was niet in staat om haar kind te verzorgen en op te voeden, wat leidde tot ernstige zorgen over de ontwikkeling van het kind. De Raad voor de Kinderbescherming had eerder verzocht om beëindiging van het gezag, maar dit verzoek was in eerste aanleg afgewezen door de rechtbank Overijssel. De moeder had het ouderlijk gezag alleen, terwijl de biologische vader niet betrokken was in het leven van het kind.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van haar dochter te dragen. De minderjarige was in maart 2020 uit huis geplaatst en verbleef sindsdien bij pleegouders. De rapportages van de Raad en andere hulpverleners wezen op ernstige zorgen over de veiligheid en ontwikkeling van het kind, met name door het gedrag van de moeder tijdens omgangsmomenten. Het hof heeft geconcludeerd dat het belang van het kind voorop staat en dat er duidelijkheid moet komen over haar toekomstperspectief.
Uiteindelijk heeft het hof besloten het verzoek van de Raad toe te wijzen en het ouderlijk gezag van de moeder te beëindigen. Tevens is de stichting Jeugdbescherming Gelderland benoemd tot voogd over de minderjarige. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft de beschikking openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.