ECLI:NL:GHARL:2022:308

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
18 januari 2022
Zaaknummer
200.291.802
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding tussen Nederlandse distributeur en Duitse producent over beëindigde distributieovereenkomst

In deze zaak gaat het om een kort geding tussen Human Care Nederland B.V., een Nederlandse distributeur van hulpmiddelen, en Horcher GMBH, een Duitse producent van tilliften en badsystemen. Human Care heeft in hoger beroep vorderingen ingesteld tegen Horcher, die voortvloeien uit een eerder beëindigde distributieovereenkomst. Het hof heeft vastgesteld dat de distributieovereenkomst op 24 augustus 2021 is geëindigd en dat Human Care onvoldoende spoedeisend belang heeft aangetoond voor haar vorderingen. De rechtbank Gelderland had eerder al geoordeeld dat de vorderingen van Human Care niet toewijsbaar waren, en het hof heeft dit oordeel bevestigd. Human Care heeft niet aangetoond dat zij in een acute noodsituatie verkeert die rechtvaardigt dat Horcher producten levert tegen de prijzen die golden onder de inmiddels beëindigde overeenkomst. Het hof heeft de vorderingen van Human Care afgewezen en haar in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.291.802
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: 379496)
arrest in kort geding van 18 januari 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Human Care Nederland B.V.,
gevestigd te Vierhouten,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
hierna: Human Care,
advocaat: mr. Th.Y. Adam-van Straaten,
tegen:
de rechtspersoon naar Duits recht
Horcher GMBH,
gevestigd te Nidderau, Duitsland,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
hierna: Horcher,
advocaat: mr. J. de Wrede.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 29 juni 2021 hier over. In dit arrest is een zitting bepaald die is gehouden op 2 december 2021.
1.2.
Het verdere verloop blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 2 december 2021 met daaraan gehecht de door de advocaten gehanteerde pleitnotities;
- de ter gelegenheid van die zitting door Human Care genomen akte tot vermindering van eis.
1.3.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.14 van het bestreden vonnis van de rechtbank Gelderland (zittingsplaats Zutphen).

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

Kern van de zaak
3.1.
Dit betreft een geschil tussen Human Care, een Nederlandse leverancier van hulpmiddelen voor mensen met een verminderde mobiliteit en Horcher, een Duitse producent van onder meer tilliften en badsystemen voor diezelfde doelgroep. Human Care is lange tijd als distributeur van Horcher in Nederland opgetreden en partijen strijden over de vraag of er nog verplichtingen bestaan op basis van een eerdere distributieovereenkomst.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.2.
De rechtbank heeft zich bevoegd verklaard van de vorderingen van Human Care kennis te nemen op grond van artikel 7 en artikel 35 van de (herschikte) EEX-Verordening [1] . Het hof moet de rechtsmacht ambtshalve beoordelen en deelt het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die daartoe hebben geleid. Horcher heeft zich in haar memorie van antwoord weliswaar tegen dat oordeel verzet, maar heeft deze grief ter gelegenheid van de mondelinge behandeling bij het hof ingetrokken. Het onderwerp behoeft daarmee geen verdere inhoudelijke behandeling.
3.3.
De rechtbank heeft Nederlands recht toegepast (op grond van een rechtskeuze van partijen). Partijen gaan in hoger beroep daar ook van uit, zodat het hof Nederlands recht toepast.
Spoedeisend belang en vorderingen in hoger beroep
3.4.
Dit betreft een kortgedingprocedure, waarbij Human Care moet aantonen dat zij, ook nu nog in hoger beroep, spoedeisend belang heeft bij de door haar gevraagde voorzieningen. De vorderingen van Human Care zullen hierna daaraan getoetst worden.
3.5.
Die vorderingen zijn gewijzigd bij de akte die Human Care ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft genomen. Horcher heeft zich niet verzet tegen deze eiswijziging en het hof zal hierna de gewijzigde eis dus beoordelen, per onderdeel.
Primaire vordering sub b
3.6.
Uit wat Human Care ter zitting in hoger beroep heeft verklaard leidt het hof af dat zij erkent dat de distributieovereenkomst is geëindigd op 24 augustus 2021 (na een brief namens Horcher van 24 augustus 2020, op welk moment volgens Human Care de opzegtermijn van een jaar is gaan lopen). Het hof neemt daarom als uitgangspunt dat de distributieovereenkomst in ieder geval op 24 augustus 2021 is geëindigd. Ook is ter zitting gebleken dat Human Care vanaf mei 2020 geen producten meer van Horcher heeft afgenomen.
3.7.
Het hof begrijpt de primaire vordering sub b zo, dat daarin nakoming wordt gevorderd van de distributieovereenkomst in die zin dat Horcher veroordeeld zou moeten worden nu alsnog producten te leveren tegen prijzen zoals die zouden gelden als de distributie-overeenkomst nog van kracht zou zijn. Horcher kan in beginsel niet gedwongen worden producten te leveren op basis van de reeds beëindigde distributieovereenkomst, tenzij de zorgvuldige afwikkeling van de handelsrelatie dit met zich mee zou brengen.
3.8.
Human Care heeft aangevoerd dat Horcher de distributieovereenkomst op de gebruikelijke wijze (en dus tegen de gebruikelijke prijzen) had moeten uitvoeren gedurende de opzegtermijn. Human Care heeft Horcher-producten en -onderdelen nodig om verplichtingen tegenover haar klanten na te komen, die Horcher-apparaten hebben afgenomen die onderhouden moeten worden. Horcher maakte het Human Care onmogelijk deze reserveonderdelen eerder te bestellen vanwege disproportionele prijsverhogingen. Volgens Human Care moet zij daarom nu in de gelegenheid worden gesteld alsnog deze producten te bestellen tegen de prijzen die golden op basis van de prijsafspraken in de distributieovereenkomst.
3.9.
Horcher heeft ter zitting betwist dat sprake is van disproportionele prijsverhogingen; er worden normale distributeursprijzen gerekend en slechts voor één of twee artikelen zijn de prijsstijgingen hoog. Horcher heeft verklaard steeds bereid te zijn geweest en nu nog bereid te zijn tot levering van de benodigde onderdelen, alleen is zij volgens haar niet verplicht te leveren tegen de door Human Care gewenste prijzen.
3.10.
Het hof is van oordeel dat Human Care onvoldoende heeft gesteld om aan te nemen dat zij een (voldoende spoedeisend) belang heeft om nu nog, na afloop van de distributieovereenkomst, producten te kunnen bestellen bij Horcher tegen de prijzen die golden op basis van die overeenkomst. Human Care heeft in de eerste plaats onvoldoende onderbouwd dat haar voorraad op dit moment acuut ontoereikend is om aan de verplichtingen van haar afnemers te voldoen. Weliswaar is een lijst overgelegd waaruit blijkt dat bepaalde producten niet op voorraad zijn, maar die lijst is gedateerd op 5 maart 2021. Nu Human Care vanaf mei 2020 geen bestellingen meer heeft geplaatst heeft zij bovendien voldoende tijd gehad om alternatieve oplossingen te zoeken voor de ontstane situatie en die heeft zij kennelijk ook gevonden. Human Care heeft zelf aangevoerd dat zij er op allerlei andere manieren voor heeft gezorgd dat haar klanten de benodigde onderdelen ontvingen. Human Care noemt dit dure noodoplossingen, maar heeft onvoldoende toegelicht dat zij in een (financiële) noodtoestand komt te verkeren als zij de producten die zij nodig heeft bij Horcher bestelt tegen de door Horcher gevraagde prijzen. Tegenover de gemotiveerde betwisting van Horcher heeft Human Care onvoldoende aannemelijk gemaakt dat die nieuwe prijzen over de hele linie voor alle producten zo hoog zijn dat haar normale bedrijfsvoering daardoor in gevaar komt.
Kortom: Human Care heeft onvoldoende toegelicht dat zij thans voldoende belang heeft bij haar primaire vordering sub b, laat staan dat dit belang spoedeisend is.
Primaire vordering sub c
3.11.
Deze vordering, waarin nakoming wordt gevraagd van “alle overige uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen/of daarmee verband houdende verplichtingen” is, gelet op het feit dat de distributieovereenkomst is geëindigd en gelet op wat hiervoor is overwogen, te onbepaald en het (spoedeisend) belang daarbij is evenmin voldoende toegelicht.
Primaire vordering sub d
3.12.
Met de primaire vordering sub d wordt het hof gevraagd om een verklaring voor recht uit te spreken dat het Horcher verboden was eerder op te zeggen dan 24 augustus 2020. Voor een dergelijke declaratoire uitspraak is in kort geding geen plaats.
Subsidiaire vorderingen
3.13.
De subsidiaire vorderingen sneuvelen op dezelfde gronden als hiervoor overwogen.

4.De slotsom

4.1.
Het (principaal) hoger beroep van Human Care faalt. De aan het (incidentele) hoger beroep van Horcher verbonden voorwaarde gaat niet op, zodat dat beroep niet behandeld hoeft te worden en geen proceskostenveroordeling zal worden uitgesproken. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
4.2.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof Human Care in de kosten van het (principaal) hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in (principaal) hoger beroep aan de zijde van Horcher zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 772,-
- salaris advocaat € 2.228,- (2 punten x tarief II ad € 1.114,- per punt).
4.3.
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toewijzen zoals hierna vermeld.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
5.1.
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland (zittingsplaats Zutphen) van 9 februari 2021;
5.2.
veroordeelt Human Care in de kosten van het (principaal) hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Horcher vastgesteld op € 772,- en op € 2.228,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
5.3.
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.G. ter Veer, B.J. Engberts en M.P.M. Hennekens en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2022.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.