In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van belanghebbende om de Inspecteur van de Belastingdienst te veroordelen in de proceskosten. De zaak is ontstaan na de intrekking van het hoger beroep door de Inspecteur tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 december 2020, waarin de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2013 was vernietigd. De rechtbank had de Inspecteur ook veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.
Belanghebbende heeft in hoger beroep een verweerschrift ingediend en tijdens de zitting op 6 januari 2022 heeft de Inspecteur zijn hoger beroep ingetrokken, met de toezegging om de proceskosten van belanghebbende te vergoeden. Het Hof heeft vervolgens beoordeeld of belanghebbende recht had op deze vergoeding op basis van artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het Hof concludeerde dat belanghebbende recht had op vergoeding van de gemaakte proceskosten, aangezien de Inspecteur het hoger beroep had ingetrokken.
Het Hof heeft de proceskosten vastgesteld op € 759, gebaseerd op de gemaakte kosten voor het verweerschrift. De uitspraak is openbaar uitgesproken en belanghebbende is in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.