ECLI:NL:GHARL:2022:3044
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- R. Prakke-Nieuwenhuizen
- M.L. van der Bel
- M.H.H.A. Moes
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake dwangsommen en echtscheidingsconvenant
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 19 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een vrouw en een man, die eerder in een kort geding bij de rechtbank Midden-Nederland was behandeld. De vrouw, die sinds 25 september 2021 in 's-Gravenhage woont, had in eerste aanleg vorderingen ingesteld tegen de man, waaronder het matigen van dwangsommen en het afgeven van persoonlijke bezittingen. De man had in reconventie vorderingen ingesteld om de vrouw uit de woning te laten verwijderen en haar te verbieden deze zonder toestemming te betreden. De voorzieningenrechter had de vorderingen van de vrouw afgewezen en de man bevolen de vrouw uit te schrijven van het adres in [woonplaats1].
In hoger beroep heeft de vrouw het vonnis van 28 september 2021 bestreden met drie grieven. Het hof heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, aangezien de vrouw in Nederland woont. De vrouw stelde dat de voorzieningenrechter geen rekening had gehouden met haar dubbele identiteit en het nog geldige Iraanse huwelijk, maar het hof oordeelde dat de man duidelijk was in zijn identiteit en dat de vrouw geen belang meer had bij het hoger beroep, aangezien de dwangsomregelingen al door het hof waren vernietigd.
Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd, de kosten van het geding in hoger beroep gecompenseerd en het hoger beroep voor het overige verworpen. De uitspraak benadrukt de juridische complexiteit van de zaak en de noodzaak voor partijen om zich aan de gemaakte afspraken te houden.