Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de vader,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de verzoeken van de vader om gezamenlijk gezag en een co-ouderschapsregeling voor zijn minderjarige dochter. De vader, vertegenwoordigd door mr. S.H.G. Swennen, verzocht het hof om de eerdere beschikkingen van de rechtbank Gelderland te vernietigen en een nieuwe regeling vast te stellen. De moeder, vertegenwoordigd door mr. W.F. Boland-van Hal, verzocht het hof om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken.
Het hof heeft vastgesteld dat er aanzienlijke spanningen en slechte communicatie tussen de ouders zijn, wat een onaanvaardbaar risico met zich meebrengt voor de minderjarige. De rechtbank had eerder al een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, maar de vader's verzoek om gezamenlijk gezag werd afgewezen. De raad voor de kinderbescherming heeft in zijn rapportage aangegeven dat gezamenlijk gezag niet in het belang van het kind is, gezien de negatieve patronen in de communicatie tussen de ouders.
Het hof heeft geoordeeld dat er geen voldoende basis is voor een co-ouderschapsregeling, omdat de ouders niet in staat zijn om op een positieve manier met elkaar te communiceren. De huidige omgangsregeling, waarbij de minderjarige om de week bij de vader verblijft, is vastgesteld. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover het de reguliere omgangsregeling betreft en de nieuwe regeling bekrachtigd. De kosten van het geding zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.