Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: [verzoekster] ,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de opheffing van het mentorschap en het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder van verzoekster. Verzoekster, geboren in 1971 in de voormalige Sovjet-Unie, heeft een minderjarige zoon en heeft eerder een bewind en mentorschap opgelegd gekregen. In eerste aanleg heeft de kantonrechter op 30 juli 2021 de verzoeken van verzoekster tot opheffing van het mentorschap en ontslag van de bewindvoerder afgewezen. Verzoekster is in hoger beroep gegaan, waarbij zij stelt dat de noodzaak voor het mentorschap niet meer aanwezig is en dat zij in staat is haar vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 maart 2022 is verzoekster verschenen, terwijl de mentor en de bewindvoerder niet aanwezig waren. Het hof heeft vastgesteld dat de mentor geen verweer heeft gevoerd en dat de bewindvoerder akkoord is gegaan met het verzoek van verzoekster om over te stappen naar een nieuwe bewindvoerder. Het hof oordeelt dat het mentorschap opgeheven kan worden, omdat voortzetting niet zinvol is gebleken. Het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder wordt echter afgewezen, omdat verzoekster geen bereidverklaring van een opvolgend bewindvoerder heeft overgelegd. De beschikking van de kantonrechter wordt gedeeltelijk vernietigd, maar het mentorschap wordt opgeheven, terwijl de overige beslissingen worden bekrachtigd.