ECLI:NL:GHARL:2022:2995

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
200.299.368
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing mentorschap en verzoek tot ontslag bewindvoerder in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de opheffing van het mentorschap en het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder van verzoekster. Verzoekster, geboren in 1971 in de voormalige Sovjet-Unie, heeft een minderjarige zoon en heeft eerder een bewind en mentorschap opgelegd gekregen. In eerste aanleg heeft de kantonrechter op 30 juli 2021 de verzoeken van verzoekster tot opheffing van het mentorschap en ontslag van de bewindvoerder afgewezen. Verzoekster is in hoger beroep gegaan, waarbij zij stelt dat de noodzaak voor het mentorschap niet meer aanwezig is en dat zij in staat is haar vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 maart 2022 is verzoekster verschenen, terwijl de mentor en de bewindvoerder niet aanwezig waren. Het hof heeft vastgesteld dat de mentor geen verweer heeft gevoerd en dat de bewindvoerder akkoord is gegaan met het verzoek van verzoekster om over te stappen naar een nieuwe bewindvoerder. Het hof oordeelt dat het mentorschap opgeheven kan worden, omdat voortzetting niet zinvol is gebleken. Het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder wordt echter afgewezen, omdat verzoekster geen bereidverklaring van een opvolgend bewindvoerder heeft overgelegd. De beschikking van de kantonrechter wordt gedeeltelijk vernietigd, maar het mentorschap wordt opgeheven, terwijl de overige beslissingen worden bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.299.368
(zaaknummers rechtbank Gelderland 9029863 en 9029894)
beschikking van 19 april 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. J.W.J. Hopmans te Groesbeek,
en
[verweerster],
correspondentieadres: [woonplaats2] , [adres1] ,
verweerster in het hoger beroep, verder te noemen: de mentor,
en
[de bewindvoerder] B.V.
correspondentieadres: [adres2] [vestigingsplaats] ,
verweerder in hoger beroep, verder te noemen: de bewindvoerder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen) van 30 juli 2021, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 23 augustus 2021;
- een brief van de mentor van 30 oktober 2021;
- een brief van de bewindvoerder van 11 november 2021;
- een e-mailbericht van de bewindvoerder van 15 maart 2022.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 15 maart 2022 plaatsgevonden. [verzoekster] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. De mentor en de bewindvoerder zijn niet verschenen.

3.De feiten

3.1
[verzoekster] is geboren [in] 1971 te [plaats1] in de toenmalige Sovjet-Unie. Zij heeft een minderjarige zoon, [de zoon] , geboren [in]
2008 te [plaats2] , die bij haar woont.
3.2
De kantonrechter heeft bij beschikking van 17 december 2018, voor zover hier van belang, over alle tegenwoordige en toekomstige goederen die toebehoren aan [verzoekster] een bewind in de zin van artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ingesteld en [de bewindvoerder] B.V. tot bewindvoerder benoemd.
3.3
Bij beschikking van 17 december 2018 heeft, voor zover hier van belang, de kantonrechter tevens een mentorschap ingesteld ten behoeve van [verzoekster] en
[naam1] benoemd tot mentor.
3.4
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 16 februari 2021, heeft [verzoekster] verzocht (1) de bewindvoerder te ontslaan en een nieuwe bewindvoerder te benoemen en (2) het mentorschap op te heffen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de beschikking van 30 juli 2021 (verder: de bestreden beschikking) heeft de kantonrechter de beide verzoeken tot opheffing van het mentorschap en tot ontslag van de huidige bewindvoerder en benoeming van een nieuwe bewindvoerder, afgewezen.
4.2
[verzoekster] is met ongenummerde grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt die beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende haar verzoeken tot opheffing van het mentorschap en ontslag van de bewindvoerder, toe te wijzen.
4.3
Uit de brief van de mentor van 30 oktober 2021 blijkt dat zij vanwege kostenbesparing geen verweer zal voeren in hoger beroep. Zij is om die reden ook niet verschenen.
4.4
Uit de brief van de bewindvoerder van 11 november 2021 blijkt dat eveneens vanwege kostenbesparing geen verweerschrift zal worden ingediend, en dat zij ter gelegenheid van de zitting bij de kantonrechter reeds akkoord zijn gegaan met het verzoek van [verzoekster] om over te stappen naar een nieuwe bewindvoerder omdat de samenwerking vanuit beide kanten als onvoldoende werd beschouwd.

5.De motivering van de beslissing

Verzoek opheffing mentorschap
5.1
Op grond van artikel 1:462 lid 2 BW kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het mentorschap niet zinvol is gebleken, het mentorschap opheffen op verzoek van de mentor of van degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken, dan wel ambtshalve. De beschikking treedt in werking zodra zij in kracht van gewijsde is gegaan, tenzij zij een eerder tijdstip van ingang aanwijst.
5.2
[verzoekster] stelt dat de noodzaak voor het mentorschap niet meer aanwezig is en dat de gronden voor het mentorschap ontbreken. Uit de door haar overgelegde brief van [naam2] van 28 april 2021 blijkt dat de behandeling van [verzoekster] bij [naam2] in april 2021 is beëindigd en dat, op verzoek van [verzoekster] , haar medicatie volledig is afgebouwd en dat het toestandsbeeld stabiel bleef bij afbouw van de medicatie. [verzoekster] leidt inmiddels een normaal maatschappelijk bestaan. Het contact met de mentor is sporadisch en dit zijn korte en oppervlakkige gesprekken, dit alles aldus [verzoekster] .
5.3
Naar het oordeel van het hof dient het mentorschap over [verzoekster] te worden opgeheven omdat voortzetting van het mentorschap op dit moment niet zinvol is gebleken. Uit de stukken en hetgeen op de zitting naar voren is gekomen blijkt dat [verzoekster] niet dan wel onvoldoende meewerkt aan het mentorschap. De mentor heeft tijdens het gesprek met de rechtbank op 16 juni 2021 ook verklaard dat [verzoekster] zich niet laat begeleiden. Ook na de bestreden beschikking is geen samenwerking tot stand gekomen. Bovendien heeft het hof geen duidelijk beeld gekregen van de werkzaamheden die de mentor in het kader van het mentorschap verricht. Het hof betrekt daarbij de omstandigheid dat de mentor niet op de zitting bij dit hof is verschenen om haar werkzaamheden toe te lichten.
5.4
Het hof zal beslissen dat het mentorschap met ingang van de datum van deze beschikking dient te worden opgeheven.
Opheffing van het bewind
5.5
[verzoekster] verzoekt om opheffing van het bewind. Zij stelt dat zij inmiddels zelf weer haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk kan waarnemen. Zij doet dit zelfstandig verzoek tot opheffing van het bewind voor het eerst in hoger beroep nu zij in eerste aanleg slechts heeft verzocht om ontslag van de bewindvoerder. Een dergelijk zelfstandig verzoek tot opheffing kan echter niet voor het eerst in hoger beroep worden gedaan. [verzoekster] is daarom niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep voor zover het betreft het opheffen van het bewind.
Verzoek ontslag bewindvoerder
5.6
Op grond van artikel 1:448 lid 2 BW wordt een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve.
5.7
Uit het gespreksverslag van de rechtbank van 16 juni 2022 volgt dat de bewindvoerder het eens is met zijn eventuele ontslag. Daarop is [verzoekster] door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om een bereidverklaring te overleggen van een opvolgend bewindvoerder. Uit de bestreden beschikking blijkt dat [verzoekster] van die gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt waarop het verzoek om ontslag is afgewezen. In hoger beroep heeft de huidige bewindvoerder geen verweer gevoerd tegen het verzoek tot ontslag en is hij niet op de mondelinge behandeling verschenen, hetgeen gezien zijn standpunt voor de hand ligt, maar [verzoekster] heeft ook in hoger beroep nagelaten een een bereidverklaring van een opvolgend bewindvoerder over te leggen die het bewind zou willen overnemen. Derhalve is het hof niet in staat om een andere bewindvoerder voor [verzoekster] te benoemen. Het verzoek van [verzoekster] tot ontslag van de huidige bewindvoerder zal daarom worden afgewezen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven gedeeltelijk. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover het betreft het mentorschap, vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen) van 30 juli 2021, maar enkel voor zover het betreft het verzoek tot opheffing van het mentorschap en in zoverre opnieuw beschikkende:
heft op het mentorschap over [verzoekster] , geboren [in] 1971 te [plaats1] in de toenmalige Sovjet-Unie met ingang van heden;
bekrachtigt die beschikking voor het overige;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en T. Hermans, en is op 19 april 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.